Verslag van de vergadering van 14 oktober 2014 (2014/2015 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.49 uur
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Voorzitter. We zijn hier inderdaad voor onze laatste Algemene Beschouwingen in deze zittingstermijn van de Kamer. Ook mijn fractie feliciteert minister van Buitenlandse Zaken Timmermans met zijn nieuwe post in Brussel.
Wij zijn deze zomer wakker geworden aan de rand van een vulkaan. De toestand in de wereld is dreigend; erupties van geweld bepalen ons bij de kwetsbaarheid van onze vrede en veiligheid. Nederland werd hier direct bij betrokken door de vreselijke ramp met de MH17, die ons opschrikte en deze zomer anders dan andere maakte. De Eerste Kamer verloor er ook een collega door. Ook mijn fractie spreekt haar waardering uit voor het optreden van het kabinet in de eerste periode na de ramp.
Inmiddels spreken we over een rand van instabiliteit rondom Europa. Er is zorg over een herlevend Oost-Westconflict. In het Midden-Oosten is een niets ontziende terreurbeweging opgestaan, die willekeurig moordt en culturen en bevolkingsgroepen vernietigt of verdrijft. Het is belangrijk dat de wereld daarbij niet werkloos toekijkt. Op korte termijn gaat het erom dat wat er gebeurt in Irak en Syrië wordt ingedamd. Wil het kabinet een Syrië-top bevorderen zoals wel is gesuggereerd? In Afrika ontwricht het ebolavirus hele samenlevingen. Het laat zien dat in een wereld waarin gezondheidszorg en geneesmiddelenontwikkeling niet evenredig over de mensheid zijn verdeeld, ontwikkelingssamenwerking nodig zal blijven. Is de minister-president dat met me eens?
De gebeurtenissen in de wereld dreunen na in ons land. Scheidslijnen van elders worden ook zichtbaar in onze samenleving en roepen soms ongekende spanningen op. Meer dan ooit is het van belang te investeren in onderlinge verbondenheid en maatschappelijke betrokkenheid. We verdedigen niet alleen onze vrijheid, maar ook onze waarden, onze manier van samenleven, een democratische opvatting van politiek. Kortom, alles wat ons tot een samenhangende politieke gemeenschap maakt. Het is belangrijk het daarover te hebben.
Zonder saamhorigheid, zonder de wil er voor elkaar te zijn, zonder morele kaders, zonder burgers en overheden die het algemeen belang vooropstellen, lukt het niet een vitale samenleving op te bouwen. Het is onder meer aan de politiek hier woorden aan te geven en dit te stimuleren. Het is mijn oproep vandaag aan het kabinet om dat te doen, meer te doen, omdat onze tijd erom vraagt en omdat het ingezette beleid erom vraagt.
Een samenleving is meer dan een verzameling individuen op een stuk grond. De ChristenUnie hecht aan sterk gemeenschapsleven, ook als het gaat om onze nationale politieke gemeenschap. Die blijft onopgeefbaar om gemeenschapszin, politieke betrokkenheid en verantwoordelijkheid te organiseren in een roerige wereld.
In een mismoedige bui heeft historicus Piet de Rooy eens gesteld dat Nederland maar moeilijk een "politiek idee" wilde worden, omdat de delen vaak meer waren dan het geheel. Ik hoop niet dat hij veel aanhangers voor deze opvatting vindt, zeker niet hier, in het parlement. Het zou de zenuw halen uit wat wij hier staan te doen. De politiek is er om te articuleren waar we gezamenlijk voor staan en waar we heen gaan. Misschien is het moeilijk om in Nederland een politiek idee te formuleren, maar dat is in het verleden wel gebeurd, zoals na de Tweede Wereldoorlog toen de verzorgingsstaat werd opgebouwd. Of eerder nog, toen Nederland een veilige haven werd voor geloofsvervolgden of toen burgers in de negentiende eeuw werden aangemoedigd om de publieke zaak te behartigen. Het moet vandaag opnieuw.
Het kabinet heeft in de afgelopen jaren veel in beweging gezet. We staan er gelukkig iets beter voor. Uit het hervormingsbeleid sprak de overtuiging dat Nederland de crisis voorbij moet zien te komen en dat de financiële huishouding van de Staat op orde moet zijn. Maar mijn fractie mist het verhaal van het kabinet hierbij. Er komt veel op burgers af, ook de komende jaren. Het is nu aan het kabinet om te laten zien dat de nieuwe ordening in de zorg en het sociale domein, niet slechts "maatregelen" zijn, maar ook hoe ze ons verder helpen als samenleving. Over het vorig jaar gelanceerde idee van de "participatiesamenleving", waar we collega Barth warme woorden over hoorden spreken, zien we in de stukken van dit jaar plotseling niet veel meer terug. Het stond niet meer in de troonrede en ook in de Miljoenennota kon het woord niet worden aangetroffen. Was het dan een vluchtige term of is het inderdaad een politiek idee waar we verder mee kunnen? We roepen het kabinet op om te investeren in dat verhaal. De minister-president heeft vaak gezegd dat hij wil dat we sterker uit de crisis komen. Welnu, wat maakt ons sterker?
De komende jaren zal het politieke leven zich voor een belangrijk deel verplaatsen naar de lokale omgeving, de lokale setting. Dit impliceert hoe dan ook een steviger politieke rol van gemeentebesturen. Zij moeten vanaf nu de belangrijke afwegingen maken. Is dit het Deense model, toegepast op Nederland? Welke impuls geeft het kabinet en met name de minister van Binnenlandse Zaken aan de versterking van de rol van de lokale politiek?
Er wordt onder meer via de Wmo een beroep gedaan op burgers, maar ook de politieke en maatschappelijke rol van burgers vraagt om versterking. Wellicht sluit ik zo aan bij het betoog van collega Thissen. Voor veel burgers is de samenleving te complex geworden, een web dat geweven wordt door allerlei partijen en instanties waarvan de overheid er een is, en waarin zijzelf geen factor van betekenis meer lijken te zijn. De RMO pleitte vorig jaar voor meer "zeggenschap" en ruimte voor "zelforganisatie". Burgers moeten de ruimte krijgen en daarbij niet steeds weer afhankelijk zijn van de overheid. Maatschappelijk initiatief en de coöperatiegedachte zijn weer terug; dat was al eerder te beluisteren. Welke acties zijn op dat punt van het kabinet te verwachten?
In het laatste decennium is er hernieuwde aandacht voor het algemeen of publiek belang, mede als reactie op een tijdperk waarin private belangen alle ruimte kregen. Er is een zekere consensus gegroeid dat hiermee schade is aangericht aan Nederland. Bedrijven die van strategisch belang zijn voor onze samenleving zijn niet meer in Nederlandse handen, zoals de energiesector laat zien. Ook het politieke leven is hier niet onbeschadigd uit gekomen. Gekozen organen hebben lang niet altijd grip op de uitvoering van publieke taken, en het openbaar bestuur voltrekt zich in een transactiemodel waarbij ook medeoverheden, provincies en gemeenten, concurrenten kunnen zijn van elkaar. Dit verlies aan zicht op het publiek belang schaadt het politieke leven. Het kabinet heeft sinds twee jaar een ministeriële werkgroep voor publieke belangen ingericht, die wordt voorgezeten door de minister-president. Deze werkgroep bezint zich op publieke belangen, op commerciële versus publieke belangen en op eigendomsstructuren. Hij zou met voorstellen moeten komen. Een halfjaar geleden hebben we daarover in dit huis een brief gekregen. Kan er inmiddels iets meer gezegd worden over de opbrengst van deze bezinning en over de plannen die ons wellicht nog eens worden voorgelegd?
Voor een vitale politieke gemeenschap is het nodig dat er onbelemmerde zeggenschap is over publieke zaken. Een factor die ons hier steeds weer parten bij speelt is de rol van de Europese interne markt. Die is bedoeld om het economisch leven van Europa te versterken, niet om de politiek in de lidstaten te belemmeren. Hoe kan het dan, vraag ik aan de minister-president, dat de keuze van Nederland om geen algehele marktwerking op het spoor toe te laten en de NS niet te privatiseren, voortdurend — beleidsstuk na beleidsstuk — wordt aangevochten vanuit de Europese Commissie, zoals nu weer bij het Vierde Spoorpakket is gebeurd? De gedachte dat de markt publieke zaken beter weet te ordenen dan overheden ligt toch echt wel achter ons. De interne markt fungeert nogal eens als breekijzer om de rol van nationale overheden in eigen land terug te dringen. Wordt het niet eens tijd de tegendraadse effecten van de interne markt aan de orde te stellen? Zou het een mooie vervolgactie kunnen zijn op het initiatief van dit kabinet om te inventariseren waar Brussel niet over moet gaan? En is dit onderdeeltje misschien ook in het pakket van onze nieuwe Eurocommissaris Timmermans terechtgekomen?
Onze fractie is blij met de "trendbreuk" in de uitgaven voor defensie. Deze Kamer heeft per motie gevraagd wat de visie is van het kabinet op de toekomst van de krijgsmacht in het licht van een veranderende veiligheidssituatie en jarenlange bezuinigingen op Defensie. Daarbij hebben we eraan herinnerd dat Nederland allang niet meer de NAVO-norm van 2% haalt en daarmee niet voldoet aan zijn internationale verplichtingen. Teleurstellend is echter dat wij die visie, ook na herhaald aandringen vanuit de Eerste Kamer, niet hebben mogen vernemen. De vraag hoe wij de opbouw van onze eigen krijgsmacht en de toekomst ervan nu zien, wordt niet beantwoord. Ook op dit punt zoeken wij naar het verhaal van dit kabinet.
Vorig jaar hebben wij gesproken over onze staatsinstellingen en ons parlementair stelsel. Ik heb toen naar de opvatting van het kabinet gevraagd over de formatie en de "vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal", de bekende formulering. De minister-president heeft toegezegd dat dit punt in de notitie over de Eerste Kamer zou terugkeren. Welnu, dit stuk hebben wij gekregen, maar ik mis dit punt, hoewel aangekondigd. Ik krijg graag nog een reactie hierop. Naar de mening van mijn fractie heeft de Tweede Kamer de formatie eenzijdig naar zich toegetrokken en daarmee gepolitiseerd. Het zou echter wijs zijn om de formatie weer in handen van de Koning te brengen. Dat brengt de Hoge Colleges van Staat in het formatieproces in een gelijke positie.
Zelfbeheer en zelfbestuur zijn vanouds belangrijke begrippen in Nederland. Dit land is opgebouwd door burgers die er zelf verantwoordelijkheid voor namen en erin investeerden. Dat is het kapitaal waarmee we solidariteit in stand houden, vrede kunnen bewaren en invulling geven aan een gemeenschappelijk bestaan waarin eenieder naar eigen overtuiging kan leven en bijdragen aan de samenleving. Wil Nederland als politieke gemeenschap niet verrommelen in een internationaal krachtenveld, dan zullen de contouren hiervan scherp moet blijven.
De heer Van Boxtel i (D66):
Hoorde ik collega Kuiper eigenlijk een pleidooi houden om de formatie weer in handen van de Koning te leggen?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ja, dat is correct.
De heer Van Boxtel (D66):
De heer Kuiper onderbouwde dat met de stelling dat het gepolitiseerd is, omdat het nu één keer anders is gegaan. Waar blijkt dat uit?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
De Tweede Kamer is een gekozen orgaan. Vanouds vond de formatie plaats buiten een van de gekozen organen, dus buiten de Tweede of de Eerste Kamer, namelijk door de Koning, het staatshoofd dat een eigen positie heeft, los van de gekozen organen. Dat is dus veranderd bij de vorige formatie. Het is daarmee dus ook gepolitiseerd.
De heer Van Boxtel (D66):
Ja, maar daar wordt de politiek wel bedreven. De politiek zelf bedrijft die. Over het feit dat er in de vorige formatie dingen misschien niet goed zijn gegaan, zou je ook kunnen zeggen: al doende leert men. Men maakt misschien de volgende keer niet meer de fout om het draagvlak in twee Kamers te wegen of een advies aan de vicevoorzitter van de Raad van State te vragen; er is van alles denkbaar. Ik begrijp niet zo goed waarom de heer Kuiper terug wil naar het model waarin de Koning een rol speelt.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik zou vooruit willen naar een model waar de Koning een rol in speelt. Ik heb gezegd dat ik dat wijs zou vinden. Het was altijd ongeschreven staatsrecht. Ik denk dat er een bepaalde wijsheid in besloten ligt dat zoiets op deze manier gebeurt en dat er beraadslagingen op gelijke voet kunnen plaatsvinden met alle Hoge Colleges van Staat, ook met de Eerste Kamer, en dat vandaaruit een advies wordt ontwikkeld over de wijze waarop verder wordt gegaan. Uit de laatste formatie zullen lessen worden getrokken. Het zou trouwens goed zijn als de Eerste Kamer het ook over de evaluatie zou hebben. Vanouds gold de formulering dat er een vruchtbare samenwerking moet zijn met de Staten-Generaal, dus met de beide huizen. Die geeft al aan dat de Eerste Kamer, hoewel die niet primair aangewezen is voor de formatie, toch op de een of andere manier altijd wel daarbij betrokken is geweest. Die betrokkenheid is nu uitgeschakeld. Daarom bepleit ik de terugkeer van de Koning in de formatie.
De heer Van Boxtel (D66):
Bij de vorige formatie is ook de voorzitter van de Eerste Kamer betrokken geweest. Dat argument snap ik dus niet helemaal. Verder geef ik aan de heer Kuiper mee dat er toch heel veel te zeggen valt voor het doorontwikkelen tot een volledig transparant politiek controleerbaar proces ten opzichte van de restauratie van het Koningshuis in de formatie.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik denk dat de politiek ook baat heeft bij momenten waarop in beslotenheid over zaken wordt beslist. De formatie zoals die nu gaat, met ook de wijze waarop het advies van de Voorzitter van de Eerste Kamer wordt ingewonnen, is volledig publiek. Dit zet in zekere zin ook een rem op de manier waarop de Voorzitter zich kan uiten in het formatieproces.
Tot slot wens ik het kabinet veel sterkte, ook bij het duidelijk maken van de politieke idee die het kabinet bezielt en die ons zou moeten verbinden. We wensen het kabinet ook Gods zegen daarbij.