Plenair Ganzevoort bij voortzetting behandeling Wet langdurige zorg



Verslag van de vergadering van 25 november 2014 (2014/2015 nr. 9)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.24 uur


De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording en voor de wijze waarop hij in het debat heeft geacteerd. Opnieuw heeft hij zich de man betoond die wij kennen: een charmante stoomwals met een goed hart. Ik merk dat wij het daarover met elkaar eens zijn, dat is in ieder geval één ding. Los van ons eigen oordeel over het wetsvoorstel dat voorligt, zijn er weinig bewindslieden aan wie ik de uitvoering van de wet liever zou toevertrouwen dan deze staatssecretaris. Dat vertrouwen wil ik graag uitspreken.

Wat opvalt, is dat hij op een aantal punten duidelijk aangeeft hoezeer hij de onzekerheid begrijpt die in het veld leeft, maar daarbij ook aangeeft dat alles goed komt. Ik denk ook dat dit waar is, maar onze zorg gaat precies over de termijn en de snelheid waarmee het allemaal moet. Het lijkt erop dat een aantal van de voorbereidingen en het finetunen dat nu eenmaal bij zo'n proces hoort, gaan plaatsvinden nadat de wet is ingevoerd, terwijl wij dit graag in de periode tussen het aannemen en het invoeren zouden zien gebeuren. Dat geeft vertrouwen aan mensen dat het ook inderdaad allemaal goed komt.

Een onderliggend probleem daarbij is de verhouding tussen de trits bezuiniging, transformatie en transitie. Idealiter zou eerst die transitie moeten plaatsvinden, dat wil zeggen het beleggen van de verantwoordelijkheden. Vervolgens komt er een transformatie, waarbij je in de verschillende domeinen de dingen gaat regelen en anders doen. Dat vraagt om investeringen. Vervolgens constateer je dat dit inderdaad bezuinigingen oplevert. Ik geloof er inderdaad in dat de transformatie kan betekenen dat de zorg goedkoper wordt. Als je het omdraait en bij de bezuiniging begint, daaruit afleidt dat een transitie nodig is en vervolgens hoopt dat er een transformatie plaatsvindt, vinden wij dat een riskante beweging. Die zit in dit voorstel, evenals in de andere decentralisaties.

De toezegging over de WTZi lijkt mij een inderdaad een goede route. Ik zie uit naar de uitwerking in de AMvB en ik ben benieuwd wanneer wij die mogen verwachten. Misschien kan de staatssecretaris daarover iets zeggen. De vraag blijft wel staan hoe de verhouding tot met name de zorgkantoren — het gaat dan over de verhouding tussen mens en systeem — zodanig is geregeld dat het vertrouwen bij de mensen om wie het gaat ook kan groeien. Wij zien graag tegemoet hoe zich dit gaat ontwikkelen.

In dat kader zou het ons helpen om in de loop van het komende jaar of in de komende twee jaar met enige regelmaat op de hoogte te blijven van hoe de zaken zich ontwikkelen. Ik denk dan met name aan de meerzorgregelingen en in het bijzonder aan de ervaringen die cliënten daarbij opdoen met de zorgkantoren en met de hele procedure rond de indicatiestelling en vervolgens de toekenning van zorg. Waar lopen zij tegenaan? Waar ontstaan problemen? Hoe worden die getackeld? Daarover zullen ongetwijfeld rapportages komen en wij zien ernaar uit om die te lezen. Ik sluit niet uit dat wij te gelegener tijd daarover in een mondeling overleg met de staatssecretaris willen doorpraten, om te zien hoe dit vorm krijgt.

Uiteindelijk komt dan de vraag naar de definitieve weging van het voorstel aan de orde. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ons grootste bezwaar niet de richting en inhoud van het voorstel betreft. De richting lijkt ons goed, maar de timing lijkt ons problematisch. Het gaat niet eens zozeer om de uiteindelijke vormgeving, maar wel om de timing van de besluitvorming waar wij nu voor staan, om het moment van invoering en om de onzekerheid die daaruit voortvloeit. Ook de beste wet kan soms op het verkeerde moment worden ingevoerd. Daarmee kom ik tot de eindweging die mijn fractie uiteraard zal moeten maken. Ik kan mijn fractie helaas niets anders voorleggen dan dat het op zichzelf genomen een wetsvoorstel in de goede richting is, maar dat wij op dit moment geen verantwoordelijkheid kunnen nemen voor invoering per 1 januari 2015.