Verslag van de vergadering van 16 december 2014 (2014/2015 nr. 14)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.47 uur
De heer Thom de Graaf i (D66):
Voorzitter. Ik dank in de eerste plaats de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. Ik blijf van mening dat deze wet niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Ik heb de indruk dat de staatssecretaris bij de voorbereiding van deze wet de strijd tegen de tijd heeft verloren. Dat speelt ons nu parten. Ik ben er ook niet van overtuigd dat een goed overleg met de Europese Commissie toch niet had geholpen, zeker niet als duidelijk was dat de meerderheid van beide Kamers een bepaalde richting op wilde. Maar goed, de staatssecretaris zegt dat dit absoluut onmogelijk was.
Ik vond dat de heer Van Zandbrink zojuist een mooie term gebruikte: het voerspoor is ontspoord. Die kans is er inderdaad. Dat baart mijn fractie zorgen, vooral als ik mij realiseer dat het Landbouw Economisch Instituut in zijn zogenaamde systematieken uitgaat van de maximalisering van dat voerspoor en dus de ervaringen in 2013 niet erg positief zijn.
Dan de algemene maatregel versus de wet. Daarover is al uitvoerig gesproken. Mijn fractie vindt echt dat de beperking van de mestverwerkingsoptie in de wet zelf dient te staan, dus ook de inhoudelijke invulling daarvan. De staatssecretaris zegt dat er dan allerlei getallen in de wet komen en dat wij dat niet moeten willen. Ik vraag mij af of wij daar niet een goede verdeling, een goede nuance in kunnen aanbrengen. Wij weten dat echter niet, want wij weten zelfs niet wat de staatssecretaris in de algemene maatregel wil zetten. Wij hebben alleen nog maar drie systematieken waarover zij met het veld gaat overleggen. Dat brengt mij ertoe om te zeggen dat ik mijn fractie eigenlijk niet kan adviseren om met deze wet in te stemmen. Het hart van de wet is nog niet ingevuld. Daarvoor zullen wij de Algemene Maatregel van Bestuur afwachten. Ik kan hopelijk wel instemmen met een gewijzigde wet als die wet dan ook de normen bevat. De staatssecretaris heeft die toezegging helaas niet willen doen. Zij zegt niet alleen daar niet toe in staat te zijn, maar zij wil het ook niet. Zij wil de vrijheid en de flexibiliteit om steeds bij AMvB de normen aan te passen. Dat is voor mijn fractie een belangrijke reden om te zeggen dat wij dan deze wet niet moeten aanvaarden. In de gewijzigde wet moeten de concrete normen staan. Vandaar dat mijn naam prijkt onder de motie die door de heer Reuten is ingediend. Ik moet overigens zeggen dat het niet zo makkelijk is om de tekst daarvan voor te lezen. Ik heb alle begrip voor u, voorzitter.
De heer Van Zandbrink (PvdA):
De heer De Graaf zegt dat de wet niet helder is en dat het belangrijkste punt, de grondgebondenheid ontbreekt. Daarmee ontbreekt het hart van de wet. Hoe kijkt de heer De Graaf dan aan tegen de leden 2b en 2c? Daarin staat heel duidelijk dat uitbreiding mogelijk is, mits die grondgebonden is. In lid 2d staat dat grondloze groei mogelijk is, wat weer wordt beperkt door lid 5. Als de wet wordt aangenomen, is er een zeer heldere lijn wat betreft de uitbreidingsmogelijkheden. Er is een onduidelijke lijn wat betreft de uitbreidingsmogelijkheden zonder grond. Daarmee spreekt de wet, wil ik stellen.
De heer Thom de Graaf (D66):
Nee, de wet zegt dat 100% mestverwerking mogelijk is. Vervolgens staat er dat er een algemene maatregel komt om diezelfde optie te beperken. Of dat een minimale of juist een zeer sterke beperking is, weten wij niet. Dat staat niet in de wet. Daarmee wordt het een soort blanco regeling. Ik vind dat de wetgever die beperking inhoudelijk moet invullen en dat niet moet overlaten aan lagere regelgeving waar wij overigens niets meer over te zeggen hebben. De voorhangprocedure geeft ons de mogelijkheid om te zeggen: wij doen het niet. Dat wil niet zeggen dat wij zelf kunnen meepraten over wetgeving. Vandaar dat ik zeg dat het in de wet zelf moet staan.
De heer Van Zandbrink (PvdA):
In lid 2d staat dat de grondloze groei wordt beperkt. Dat is geen kanbepaling.
De heer Thom de Graaf (D66):
Dat staat niet in lid 2d, maar in het vijfde lid.
De heer Van Zandbrink (PvdA):
Dank u wel voor deze correctie. Deze groei wordt beperkt. De AMvB komt hier langs. Sterker nog, er geldt een verzwaarde procedure waardoor het mogelijk wordt om dingen alsnog bij wet te regelen. Wat is er nodig om de grondgebonden groei nog beter te regelen.
De heer Thom de Graaf (D66):
Ik weet niet wat ik nu aanneem als ik instem met deze wet. Het gaat om de vraag in hoeverre wij de mestverwerkingsoptie kunnen beperken via de normen die in de Algemene Maatregel van Bestuur worden opgenomen; de combinatie van grondgebondenheid en mestverwerking. Dat vind ik een buitengewoon belangrijk vraagstuk. Daar doet deze wet geen uitspraak over. Strikt genomen zegt deze wet alleen maar: de mestverwerkingsoptie is mogelijk en die wordt verder beperkt in lagere regelgeving. Wij weten niet wat die beperking inhoudt en dus ook niet of dat een verstandige beperking is. Wij hebben geen idee. Ik vind dat dit in de wet moet staan. De voorhangprocedure betekent niet meer en ook niet minder dan dat wij er nog een keer naar kunnen kijken. Wij hoeven niet in te stemmen. Het is ook niet zo dat wij, het parlement — hoewel wij niet het recht van amendement hebben — aan die AMvB kunnen meeschrijven. Dat maakt dat mijn fractie daar toch bezwaren tegen heeft. Nogmaals, een wijzigingsvoorstel is voor ons de best denkbare optie. Als de normen ons aanspreken, zal mijn fractie daar van harte aan meewerken.
De voorzitter:
De staatssecretaris vraagt om een korte schorsing. Die krijgt zij, maar ik vraag haar om haar beantwoording om 13.20 uur afgerond te hebben.