Verslag van de vergadering van 22 december 2014 (2014/2015 nr. 15)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 18.54 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):
Voorzitter. Dat het principe "de meerderheid beslist" blijkbaar meerdere interpretaties kent, is duidelijk geworden, maar voor de VVD is die interpretatie eenduidig. Daarom gaan we nu, dankzij een nieuwe meerderheid in de commissie, dit voorstel behandelen. Wij hadden ons niet neergelegd bij hoe het was en gaan ons nu niet hiertegen verzetten, maar wij doen wel mee onder protest, moet ik zeggen. Wij zijn namelijk van mening dat de zorgvuldigheid, die wij al in het voorstel zelf node misten, nu ook in de procedure van de behandeling ver te zoeken is.
Uit de schriftelijke voorbereiding heeft de minister al kunnen concluderen dat de VVD grote twijfels heeft bij dit voorstel. Hij heeft echter ook kunnen constateren dat de VVD-fractie hem tot op het laatste moment heeft opgeroepen en proberen te verleiden, door het stellen van kritische vragen en door het vragen om verduidelijking, om de VVD-fractie te overtuigen. Als fractie van een partij, die deel uitmaakt van de coalitie die dit voornemen tot verlaging van de topinkomensnorm in het regeerakkoord heeft opgenomen, past ons zorgvuldigheid en serieuze afweging bij voorstellen waarvoor wij, om het maar even eufemistisch te zeggen, niet bepaald erg warmlopen. Helaas bood ook de nadere memorie van antwoord geen vernieuwende inzichten en daarmee geen handvat voor mijn fractie om haar fundamentele bezwaren bij te stellen en wellicht met enige tegenzin op voorhand dit voorstel te kunnen steunen. Daarom doen wij hierbij nogmaals een serieuze laatste poging.
Dat politiek ook emotie is, is mij na 35 jaar in het politieke leven genoegzaam bekend. Bij dit voorstel spelen echter, dat blijkt ook uit de twee voorgaande inbrengen, ook andere maatschappelijke implicaties een rol. Voor of tegen lijken een impliciete kwalificatie voor een hogere of een lagere plaats op de morele ladder te zijn. Tegenstanders en potentiële pleitbezorgers tegen het voorstel bedenken zich wel twee keer om in de openbaarheid hun mening te geven. Zelfs gerenommeerde juristen willen niet als voorstanders van Maserati-ambtenaren worden weggezet. Het Hollandse vingertje maakt overuren. Dat geeft in dit dossier het gevoel dat de discussie erover verloren moeite is, vergeefse energie. Je bent voor of je bent tegen, punt. Gesuggereerd werd om alleen over dit voorstel te stemmen, omdat de verhoudingen toch al duidelijk waren. Een inhoudelijke behandeling werd bij voorbaat overbodig geacht.
De VVD-fractie heeft bij de aankondiging van de minister in 2012 — het was zijn eerste optreden in deze Kamer — bij de behandeling van de hoofdwet WNT gezegd dat zij een eventuele verlaging van de norm opnieuw en eigenstandig zou bekijken op proportionaliteit, rechtszekerheid en uitvoerbaarheid. En ja, om man en paard te noemen, voor de excessen in bijvoorbeeld woningbouwcorporatieland kent mijn fractie ook geen coulance, maar nee, dat is voor ons geen enkele reden om al die hardwerkende en integere topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector zomaar over één kam te scheren en om ze zonder inhoudelijke argumenten nu al gemiddeld 26% op hun salaris te korten.
Uitzonderlijke excessen worden hiermee bestreden via generieke maatregelen of volgens goed Hollands gebruik: de goeden lijden onder de kwaden. Waar toezicht en handhaving falen of gefaald hebben, wordt in de cultuur van de reflexpolitiek iedereen die tot de groep behoort, dus de hele groep, in de verdachtenbank geplaatst. Naar onze mening voldoet dit voorstel niet aan de principes van proportionaliteit, want welk urgent generiek probleem wordt hiermee opgelost? Zowel in zijn memorie van antwoord als in zijn nadere memorie van antwoord schiet de minister tekort. Gevraagd naar feiten ter onderbouwing van de urgentie en prioriteit mist hij de connectie met mijn fractie, door te blijven steken in de herhaling dat er een groot maatschappelijk draagvlak is en dat het van groot maatschappelijk belang is dat deze wet onverwijld wordt ingevoerd.
In het openbaar bestuur is een moreel oordeel ook een politiek oordeel en andersom. De minister stelt dan ook dat politieke argumenten doorslaggevend zijn geweest, waarmee impliciet de inhoudelijke discussie wordt afgesloten. De minister herhaalt veelvuldig de argumenten die de regering reeds gebruikte bij de invoering van de WNT zelf. Inderdaad is er een groot maatschappelijk draagvlak voor het maximeren van salarissen die met overheidsgeld worden betaald. De curve van veel via meer naar heel veel moet worden omgebogen, zegt ook de VVD, zeker in een tijd waarin veel van alle burgers wordt gevraagd. Ondanks de bedenkingen die mijn fractie eind 2012 had over de uitwerking, de reikwijdte en de juridische consequenties, hebben wij toen juist om dat principe met het voorstel ingestemd. In de stemverklaring die ik namens mijn fractie heb afgelegd, heb ik toen de minister juist bedankt voor zijn argumenten. Die — ik citeer — "hebben mijn fractie ten slotte toch nog over de aarzeling met betrekking tot de finale kwaliteit van dit wetsvoorstel heen geholpen, waardoor wij het, zij het op de grens van toelaatbaarheid, zullen steunen."
Er is een beeld geschetst dat wij vandaag vanuit een blanco situatie eindelijk topsalarissen aan banden gaan leggen en dat het de hoogste tijd wordt. De werkelijkheid is echter dat wij dat hier al twee jaar geleden hebben gedaan en er nu blijkbaar een urgentie is om de daarin vastgestelde norm nu al te verlagen. Welke urgentie, blijft mijn fractie zich afvragen. Blijkens de jaarrapportage 2013, die wij net op de valreep binnen hebben gekregen, blijft inmiddels 95% van de topsalarissen ruim onder de 130% en valt de overige 5% onder de overgangsregeling. Graag krijgen wij een toelichting van de minister.
Aan de besluitvorming over de WNT1 — zo noem ik hem maar — eind 2012 was een zorgvuldig en langdurig proces voorafgegaan; een zorgvuldigheid die mijn fractie node mist bij dit voorstel om de norm te verlagen. Blijkbaar waren de discussie en de toezeggingen indertijd over monitoring en evaluatie van de effecten op de arbeidsmarkt, het loongebouw en de kwaliteit slechts tijdverdrijf. Al voordat er zelfs maar een nulmeting was uitgevoerd, achtte de regering het urgent en van groot maatschappelijk belang dat de normverlaging onverwijld wordt ingevoerd. Daar zit voor mijn fractie nu de kern van het probleem. Wat zijn de wantoestanden die de urgentie rechtvaardigen? Op hoeveel en welke excessen doelt de minister dat wij nu de normverlaging onverwijld moeten invoeren?
Ook concluderen wij uit de jaarrapportage dat de administratieve rompslomp rondom de invoering behoorlijk is en dat die heel veel van de organisaties vraagt. In de krap twee jaar waarin de WNT nu functioneert, zijn al twee aanpassingen noodzakelijk geweest die daarop zien. Denkt de minister niet dat de chaos en de bureaucratie alleen maar verder zullen toenemen door weer een verandering op zo'n korte termijn? Zou een ordentelijke volgtijdelijkheid de uitvoerbaarheid en daarmee de effectiviteit niet verhogen? Dat geldt zeker ten aanzien van de uitzonderingsregel, zoals net hier ook al is genoemd. Het plafond van 130%, waar blijkbaar dus al 95% aan voldoet binnen die twee jaar, blijft mogelijk, zij het via een ingewikkelde en bureaucratische centraal gestuurde aanpak, geheel in strijd met de alom gehanteerde gedachte dat verantwoordelijkheid daar moet worden gelegd waar die hoort: bij de organisaties en de toezichthouder zelf. Maar nee, straks gaat de vakminister besluiten over individuele salarissen van topfunctionarissen in zelfstandige organisaties en overheidsbedrijven. Ik zie de minister het hoofd schudden, maar dat mag hij dan uitleggen.
Daarnaast hebben wij grote vraagtekens bij de effecten op zowel het gehele loongebouw in de publieke en semipublieke sector als de kwaliteit van topfunctionarissen en daarmee de aansturing van de overheid. De doorwerking, de dempende werking op het gehele loongebouw is voor de VVD evident. Ook bij de behandeling van de WNT1 in 2012 hebben wij hiertegen gewaarschuwd. Om beeldend een van de zestien vooraanstaande leden van mijn fractie aan te halen: "Als de generaal minder gaat verdienen, geldt dat voor iedereen, tot en met de soldaat eerste klasse". Ik hoef niet te vertellen wie dat geweest is.
De effecten zijn niet in beeld. Daar wordt overheen gekeken. Betrekt de minister deze effecten echter in de onderhandelingen over de CAO? Deze onderhandelingen zijn onlangs weer opgepakt. Zo ja, wat zijn de gevolgen voor de doorstroming? Met een hypotheek onder water, twee studerende kinderen, een inwonende hulpbehoevende moeder en een partner die net is ontslagen, lijkt het mij wel verstandig om als ambtenaar net onder de top niet al te ambitieus te willen zijn, maar stilletjes voor een beter salaris dan de baas te blijven zitten.
De regering stelt ons nu al de WNT3 in het vooruitzicht, waarin het gehele loongebouw van de publieke en de semipublieke sector wordt doorgelicht en aangepast. Naar de mening van mijn fractie zijn het voorliggende voorstel en de voorgenomen WNT3 onlosmakelijk met elkaar verbonden en zou het van zorgvuldigheid getuigen om ze in samenhang te behandelen en daarover te besluiten. Onderzoek naar en inzicht in eventuele negatieve effecten op de arbeidsmarkt en de kwaliteit binnen de bedrijfsorganisatie en vooral in de kwaliteit van de overheid zijn daarvoor onontbeerlijk. Het zou de minister als werkgever en verantwoordelijke voor de kwaliteit van ons binnenlands bestuur passen, zich hierom meer te bekommeren.
Dat brengt mij ten slotte bij de cumulatieve werking van het initiatiefvoorstel Wet normalisering rechtspositie ambtenaren. Beide wetsvoorstellen dienen een ander doel, zo zegt de minister. Deze zijn conflicterend, zo zegt de VVD. Ik noem een paar punten. Het voorliggende voorstel verweeft de werkgevers- en de wetgeversrol van de overheid. De normalisering ontvlecht ze. Dit voorstel grijpt in in het loongebouw en het initiatiefvoorstel bepleit vrije loononderhandelingen. Hoe zouden overigens de rol en de positie van de minister als werkgever zijn wanneer de wet normalisering eerder zou zijn ingevoerd?
Met als vertrekpunt onze steun in november 2012 aan de Wet normering topinkomens, waarin de VVD het principe onderschrijft dat salarissen die met publiek geld worden betaald aan een maximum moeten worden gebonden, hebben wij nagenoeg onoverkomelijke bezwaren tegen dit voorliggende wetsvoorstel waar vooral de urgentie niet door ons wordt gedeeld. In 2012 stemden wij na een zorgvuldig proces in met het plafond van 130% van het toenmalige en ook het huidige ministersalaris. Wij vinden het voorstel voor een verdere verlaging voortijdig en onzorgvuldig. Het ontbreekt daarin aan samenhang met de effecten op het gehele loongebouw en zicht op de consequenties voor de kwaliteit van de publieke en de semipublieke sector. Wij roepen de minister op, verdere afhandeling van dit voorstel aan te houden en in samenhang met de voorgestelde WNT3 aan te bieden, nadat een eerste evaluatie in 2015 is uitgevoerd en de effecten op de arbeidsmarkt en de kwaliteit in kaart zijn gebracht. De VVD deelt niet het gevoel van urgentie met de minister en heeft er vertrouwen in dat de overheidswerkgevers en toezichthouders tot dat moment de WNT1 verder terughoudend uitvoeren, zoals zij dat blijkens de rapportage 2013 ook nu reeds doen.
Wij wachten met grote belangstelling de reactie van de minister af en vragen op voorhand om na deze reactie een moment te mogen schorsen.