Verslag van de vergadering van 13 januari 2015 (2014/2015 nr. 16)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.21 uur
Mevrouw Duthler i (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Uit de massale mars van afgelopen zondagmiddag in Parijs als reactie op de afschuwelijke gebeurtenissen eerder die week blijkt hoe diepgeworteld de waarden van de rechtsstaat en de bijbehorende vrijheden zijn in onze samenleving. Het is een voorrecht dat we vandaag over de begroting van V en J kunnen spreken.
De motie-Kox die tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is aangenomen, is aanleiding voor het begrotingsdebat dat we vandaag voeren. Omdat mijn fractie niet heeft meegedaan aan het schriftelijk overleg over de AMvB stelselvernieuwing rechtsbijstand, heeft zij geaarzeld mee te doen aan dit debat. De toegang tot de overheidsrechter is echter een onderwerp dat mijn fractie na aan het hart ligt. Daarom zal ik namens mijn fractie inzoomen op het onderwerp van toegang tot de rechter, meer specifiek de griffierechten, en tevens enkele opmerkingen maken en vragen stellen over andere onderwerpen naar aanleiding van de begroting van V en J. Voor de goede orde merk ik op dat ik als advocaat geen gefinancierde rechtsbijstand verleen en dat genoemde AMvB mijn dagelijkse werkzaamheden niet raakt.
Ik zal beginnen met de toegang tot de rechter en meer specifiek de griffierechten. Tijdens het debat over de staat van de rechtsstaat, eerder dit jaar, heeft mijn fractie aangegeven zich zorgen te maken over een verdere verhoging van de griffierechten. Het wetsvoorstel dat deze verhoging mogelijk moet maken, is nog in behandeling in de Tweede Kamer. Formeel is deze Kamer nog niet aan zet. Omdat de daarmee samenhangende bezuinigingen onderdeel uitmaken van de begroting die we vandaag behandelen, wenst mijn fractie de voorgenomen verhoging nu toch aan de orde te stellen. Tijdens het genoemde debat heeft mijn fractie een onderzoek aangehaald van de Raad voor de rechtspraak. Daaruit bleek dat bedrijven vaker afzien van een gang naar de rechter als gevolg van de reeds doorgevoerde verhoging van griffierechten. Dit gold met name voor incassovorderingen, wat vooral nadelig is voor het midden- en kleinbedrijf en individuele burgers. Uit de tweede nota van wijziging, die nu in de Tweede Kamer voorligt, blijkt dat voorgesteld wordt om de griffierechten voor met name incassovorderingen te verlagen met 30%. Dat is goed nieuws. Ook met de griffierechten voor bestuurszaken valt het mee. Die worden niet noemenswaardig verhoogd; dat gaat om een paar euro's.
Wel worden de griffierechten in hoger beroep en cassatie verhoogd. De pijn zit dan met name bij civiele zaken vanaf 1 miljoen euro. Uit het onderzoek van de Raad voor de rechtspraak blijkt dat in slechts 9% van de zaken hoger beroep wordt ingesteld, waarvan 5% cassatie bij de Hoge Raad. Kan de regering aangeven of en hoe de voorgestelde verhoging voor civiele zaken in hoger beroep en cassatie bijdraagt aan de totale kosten voor de rechtspraak? Als de drempel voor hoger beroep en cassatie verder wordt verhoogd, betekent dit dat minder zaken de Hoge Raad bereiken. Behalve een vermindering van de rechtsbescherming voor rechtzoekenden, is dat ook niet in het belang van de rechtsontwikkeling.
Dit brengt mij bij het volgende. De verhoging van griffierechten is ingegeven om bezuinigingen te realiseren. De minister is in zijn model uitgegaan van een bepaalde p, zijnde het bedrag van te betalen griffierechten, en een bepaalde q, zijnde de hoeveelheid zaken. Het is niet ondenkbaar dat als de p naar boven gaat, de q naar beneden gaat. Heeft de minister daarmee rekening gehouden? Kan de minister aangeven wat de effecten van verhoging van de p, de griffierechten, zijn op de q waar hij van uitgaat? Als de verhoging van de griffierechten inderdaad leidt tot minder q, dan ontvangt de Staat alsnog minder inkomsten en kan de minister de bezuinigingen niet volledig realiseren.
De rechtspraak is en blijft duur. Tegelijkertijd is het zo dat de rechtspraak ook wel wat mag kosten. We hebben het hier over het hart van onze democratische rechtsstaat. Rechtspraak als middel voor kanalisering van geschillen, met als belangrijke kenmerken rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en voorspelbaarheid, vervult in onze democratische rechtsstaat een belangrijke functie. Mede daardoor leven we in een van de welvarendste landen van de wereld. De toegang tot de rechtspraak moet echt gegarandeerd blijven worden. Nu is het zo dat de overheidsrechtspraak voor de middenklasse al jaren of misschien zelfs altijd al onbereikbaar is geweest. Aan de ene kant van het spectrum zitten de on- en minvermogenden die in aanmerking komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Aan de andere kant van het spectrum zitten de grote bedrijven, banken en verzekeraars en overheden die meestal ook voldoende middelen hebben om langdurige juridische procedures vol te houden. Voor de grootste groep, de groep die tussen de vermogenden en de on- en minvermogenden zit — door mij tijdens het eerdere debat ook wel aangeduid als de sandwich class — is de overheidsrechtspraak duur, vaak onbetaalbaar en daardoor onbereikbaar, en dat blijft deze ook. Daar veranderen de bezuinigingen op de rechtsbijstand en de aanpassing van de griffierechten helemaal niets aan.
Wordt het niet eens tijd om grondig na te denken over alternatieve vormen van financiering van de rechtspraak voor deze groep? Deze sandwich class komt niet in aanmerking voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Zijn er geen andere vormen van procesfinanciering? Natuurlijk kennen we het alternatief van rechtsbijstandsverzekering. Daarnaast zie je initiatieven ontstaan als die van litigation funding: in litigation gespecialiseerde financiers onderzoeken de kansrijkheid van een zaak, nemen vervolgens een beslissing over het al of niet financieren ervan en als de gefinancierde de zaak wint, krijgt de financier een bepaald percentage van de opbrengst. Als de gefinancierde verliest, heeft hij geen centje pijn. Hoe kijkt de regering tegen dergelijke initiatieven aan? De VVD-fractie is ook op dit onderwerp van mening dat we niet alles van de overheid kunnen en mogen verwachten. Is de regering bereid te onderzoeken welke alternatieve vormen van procesfinanciering er zijn en hoe deze eventueel gestimuleerd kunnen worden? Overigens viel het mij tijdens de deskundigenbijeenkomst van 24 november jongstleden op dat een van de deskundigen stelde dat 30% van degenen die in aanmerking komen voor gefinancierde rechtsbijstand ook zelf een rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten. De voorgestelde bezuiniging op de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand richt zich nu erg op de hoogte van de vergoedingen voor advocaten en die van de eigen bijdragen. Met een dergelijk percentage zou je echter ook kunnen beredeneren dat de groep rechtzoekenden die een beroep doet op de gefinancierde rechtsbijstand met 30% naar beneden kan. Hoe kijkt de regering hiertegen aan?
Ik heb nog wat meer juridisch-inhoudelijke vragen. De in de wet neergelegde griffierechtregeling berust op een afweging van verschillende waarden en belangen. Het belang van een laagdrempelige toegang tot de rechtspraak is afgewogen tegen dat van effectieve en efficiënte rechtsbedeling. Voor het bestuursrecht geldt dat van de wederpartij van de overheid verlangd wordt dat zij een afweging maakt tussen het belang van de zaak en de kosten die met de behandeling zijn gemoeid. Het heffen van het griffierecht is een geschikt instrument gevonden om die afweging te begeleiden. Hoe heeft de regering de verschillende waarden en belangen afgewogen in de voorgestelde aanpassing van de griffierechten?
Het in artikel 6 EVRM en artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde recht op toegang tot de rechter begrenst de vrijheid van de wetgever om het griffierecht naar eigen inzicht te regelen. Het griffierecht mag niet op een zodanig hoog niveau worden vastgesteld dat het de toegang tot de rechter wezenlijk belemmert. Het recht op toegang is echter niet absoluut. Of het griffierecht te hoog is, moet van geval tot geval worden beoordeeld. De absolute hoogte van het recht, de financiële positie van de betrokkene en de fase van het proces waarvoor het recht wordt geheven, zijn daarbij van belang. Omwille van de tijd verwijs ik naar een arrest van 28 maart 2014 dat erg interessant is in het licht van deze discussie. Is de regering bekend met dit arrest en, zo ja, houdt zij daarmee rekening bij de verdere uitwerking van de aanpassing van de griffierechten?
Vandaag debatteren wij niet over het wetsvoorstel verhoging griffierechten, wel over de begroting van de minister van Veiligheid en Justitie. Als de Kamer instemt met de begroting, dan betekent dit dat de minister gemachtigd is om het totaal der uitgaven te doen en dat hij zo nodig binnen de begroting tussen de begrotingsposten kan schuiven. Kan de minister dit aan mijn fractie bevestigen? Het is een belangrijke vraag voor mijn fractie.
Mijn fractie wil nog kort enkele andere onderwerpen aan de orde stellen naar aanleiding van de begroting, ten eerste naar aanleiding van de gebeurtenissen in Parijs. Wij hebben in het najaar van 2014 een debat gehouden over cyberintelligence en cybercrime. De rol en de capaciteiten van de inlichtingendiensten zijn toen uitvoerig aan de orde gekomen. Is de minister, gelet op de ontwikkelingen van de afgelopen weken, van mening dat de inlichtingendiensten nog steeds over voldoende capaciteit beschikken om de noodzakelijke informatie te vergaren en ook zo nodig te delen met andere inlichtingendiensten? De minister heeft verder diverse antiterrorismewetsvoorstellen aan de Tweede Kamer aangeboden, mede in het kader van zijn actieplan aanpak jihadisme. Ook liggen er nog een paar voor ter consultatie in het maatschappelijk veld, bijvoorbeeld het wetsvoorstel dat moet regelen dat het Nederlanderschap van een jihadreiziger kan worden ontnomen. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is en welk tijdspad hij zich voorstelt?
Verder gaat de minister van V en J voortvarend te werk bij de voorgenomen herziening van het Wetboek van Strafvordering. Het is een complexe operatie, waarbij het wetboek door maar liefst 19 wetsvoorstellen wordt aangepast. Het lijkt mijn fractie een bijna overhaaste operatie. Mijn fractie begrijpt de ambitie, maar niet de haast nu het om een herziening van zo'n fundamentele bouwsteen van ons recht gaat. Kan de minister hierop reageren en aangeven wat de planning is?
Bij de afhandeling van de ZSM-zaken is veel efficiencywinst te behalen. Wat veel verdachten en met name jonge verdachten zich niet lijken te realiseren, is dat als zij meewerken met zo'n ZSM-afhandeling zij toch een strafblad krijgen. Een jongere die zaterdagavond met te veel drank op een overtreding begaat en aan wie voorgesteld wordt direct de boete betalen, realiseert zich dat niet. Is de regering hiermee bekend en, zo ja, wat doet zij eraan?
Het wetsvoorstel eigen bijdrage voor gedetineerden is weliswaar aanhangig in de Tweede Kamer, maar de begroting van V en J anticipeert al wel op de daarmee te realiseren besparingen. Heeft de regering rekening gehouden met het effect van de eigen bijdrage op een succesvolle resocialisatie van de gedetineerde? De rechter zal bij de straftoemeting ook rekening kunnen houden met deze bijdrage. Herkent de regering dit en, zo ja, op welke wijze is dat verdisconteerd in het wetsvoorstel?
Hoe loopt het KEI-programma? Hoe staat het met de nieuwe ICT-infrastructuur? Zijn er vangnetten voorzien voor het geval de gerechten hun ICT-infrastructuur niet op tijd op orde hebben?
Tot slot kom ik bij de grondrechten. Aan het begin van mijn inbreng refereerde ik aan het eerder dit jaar gehouden debat over de staat van de rechtsstaat. Tijdens dat debat is mijn fractie ingegaan op het belang van het behoud van de beginselen van de rechtsstaat, waaronder de grondrechten en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In de begroting van V en J komen deze onderwerpen niet voor, terwijl privacy onlosmakelijk is verbonden met de rechtsstaat. Kan de regering dit ontbreken verklaren en aangeven hoe we dit moeten zien in het licht van het eerder gehouden debat en haar visie op de rol van de rechtsstaat? Wil de regering bevestigen dat het belang van privacybescherming ook in relatie tot informatiesystemen en informatie-ecosystemen onverkort op haar netvlies staat en dat de eerdere toezeggingen van de regering op dit punt nog recht overeind staan?
Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie kijkt uit naar de reactie van de regering.