Plenair Van Bijsterveld bij behandeling Annuleren enkelefeitconstructie AWGB



Verslag van de vergadering van 3 maart 2015 (2014/2015 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.21 uur


Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):

Voorzitter. Het is ironisch dat een wetsvoorstel dat beoogt op een klein onderdeel van het recht wat rechtszekerheid en helderheid te verschaffen, zo'n warrige parlementaire behandeling heeft doorgemaakt als dit en dat het na herziene conceptwetsteksten en nota's van wijziging, zo'n compleet andere vorm heeft gekregen dan het oorspronkelijke voorstel. Het resultaat is — althans naar het inzicht van de CDA-fractie — een tekst die voor menig burger nauwelijks begrijpelijk zal zijn.

Is het nodig om de tekst van de Algemene wet gelijke behandeling te wijzigen in de zin als het voorliggende wetsvoorstel? Naar het oordeel van mijn fractie is dit niet het geval. Het betreft een onderdeel waarover in ruim twintig jaar slechts twee tot drie kwesties zijn voorgelegd aan de toenmalige Commissie gelijke behandeling tegenover in totaal zo'n 1.000 tot 2.000 per jaar. Ook zijn de oordelen van de Commissie gelijke behandeling op basis van de tekst van de wet, in deze concrete zaken bevredigend te noemen. Dus ook als men aan het aantal zaken geen gewicht wil toekennen — wat mijn fractie heel goed kan begrijpen — valt toch moeilijk vol te houden dat er een substantiële mate van onduidelijkheid bestaat in het recht op dit punt.

Maar goed, het wetsvoorstel ligt ter behandeling voor en ik geef graag de visie van mijn fractie erop. Ik ga niet in op de — soms nogal merkwaardige — passages in de oorspronkelijke toelichting die betrekking hebben op onderdelen van het wetsvoorstel die niet zijn gehandhaafd. Die passages geven soms een wat wereldvreemde bespiegeling op het verschijnsel van eenheid en verscheidenheid in maatschappelijke organisaties, of dit nu scholen, politieke partijen, kerkgenootschappen of andere instellingen zijn. Met het — terecht — vervallen of wijzigen van de tekst waarop zij betrekking hadden, zijn die toelichtende passages ook betekenisloos geworden. Ik concentreer mij daarom op het voorstel zoals het nu voorligt en de toelichting die rechtstreeks daarop betrekking heeft.

Omdat de behandeling, zoals gezegd, tot nu toe niet zo duidelijk is, heeft mijn fractie er behoefte aan een aantal zaken op een rijtje te zetten. Uit de relevante onderdelen van de parlementaire behandeling heeft mijn fractie het volgende gedestilleerd. Ik zal dit puntsgewijs aangeven.

1. De indieners hebben bevestigd dat zij niet tornen aan nevengeschiktheid van grondrechten als grondwettelijk principe. Dat doen de leden van de CDA-fractie ook niet. Zij hechten eveneens aan een waardige grondrechtenbalans in de Algemene wet gelijke behandeling. Daarbij staat die nevengeschiktheid ook voorop.

2. Gedragingen van werknemers in de privésfeer en de werksfeer kunnen — en moeten veelal ook — worden onderscheiden. Toch zijn er situaties waarin voor iedere werkgever privégedragingen relevant kunnen zijn in een werksituatie. De indieners beamen dat ook. Ik haal namens mijn fractie het pas in het nieuws gekomen voorbeeld aan dat het zijn van ambtenaar zich niet verdraagt met het lidmaatschap van een motorbende.

3. Ook voor instellingen met een godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke grondslag geldt dat er onderscheid is tussen de privésfeer en de werksfeer. Dit laat onverlet dat er situaties zijn waarin voor het geloofwaardig functioneren van die organisaties, gedragingen in de privésfeer consequenties kunnen hebben voor de werksfeer.

4. Laatstgenoemde instellingen mogen met betrekking tot personeelsleden, leden of cliënten in het kader van hun personeelsbeleid, anders dan andere instellingen, besluiten nemen die onderscheid opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid. Dit mag alleen als dit is terug te voeren tot de grondslag van de betrokken instelling.

5. De daarbij gehanteerde kenmerken moeten wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd zijn gelet op de aard van de betrokkenheid — personeelslid, lid of cliënt — en de aard van de activiteiten en de context waarin die activiteiten worden uitgeoefend.

6. Bij nota van wijziging en conform het advies van de Raad van State zijn daaraan toegevoegd de goede trouw en de loyaliteit aan de grondslag van de instelling die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan.

7. Het is — en blijft — uiteindelijk aan de rechter om in de concrete situatie alle relevante feiten en omstandigheden af te wegen. Het is dus ook aan de rechter om nadere invulling te geven aan de begrippen "loyaliteit" en "goede trouw".

8. De tekst laat afwegingsruimte voor de rechter. Hoe die in het concrete geval uitpakt, is niet precies te voorspellen, maar die zal waarschijnlijk aansluiten bij de terminologie van de richtlijn.

Kunnen de initiatiefnemers en de regering deze hoofdpunten, die mijn fractie uit de relevante delen van de parlementaire behandeling heeft gehaald, bevestigen?

De Eerste Kamer heeft een paar jaar geleden bij hamerstuk een wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling aangenomen die erin voorzag de definities van de wet gelijk te schakelen met die van de Europese richtlijn. Daar zat toen tijdsdruk op, want de Europese Commissie dreigde met een infractieprocedure. Daarom is een paar jaar geleden gekozen voor een partiële wijziging en is nog niet overgegaan tot een volledige herziening van de wet. Die zou ertoe geleid hebben dat de hele wetssystematiek op de schop moest worden genomen. Mijn fractie is van mening dat die volledige herziening wel nodig is, want die partiële wijziging leidt ertoe dat de oorspronkelijke term "onderscheid" in de definitie is gehandhaafd. Die term houdt nu niet langer neutraal onderscheid in, zoals dit vroeger het geval was, maar is in plaats daarvan met de pejoratieve definitie van de Europese richtlijn ingevuld. Mijn fractie leest deze situatie aldus dat de huidige wet en ook het wetsvoorstel naar de vorm nog uitgaan van een gesloten systeem met een traditioneel begrip "onderscheid", maar dat door de aanpassing aan de richtlijn materieel gezien eigenlijk de terminologie van de richtlijn geldt, dus met het pejoratieve begrip "discriminatie". Daardoor worden ook de inhoudelijke bepalingen van de wet en het wetsvoorstel iets anders ingekleurd en wordt de materiële reikwijdte van het wetsvoorstel wat beperkt.

De doelstelling van het huidige wetsvoorstel, voor zover nog relevant, was tweeledig. In de eerste plaats het uit de Algemene wet gelijke behandeling schrappen van de enkelefeitconstructie wegens de te vergaande inbreuk op het beginsel van non-discriminatie. In de tweede plaats het aanpassen van de wetsartikelen in de lijn van de Europese richtlijn met behoud van de terminologie van de Algemene wet gelijke behandeling.

Wat dat eerste doel betreft: voor de CDA-fractie is de huidige wet, inclusief de enkelefeitconstructie, op zich niet heilig. De enkelefeitconstructie is een hulpmiddel in een proces van afweging van een situatie en van de argumenten en omstandigheden van partijen die een meningsverschil hebben over gelijke behandeling, om te komen tot een oordeel dat maximaal recht doet aan de grondrechtelijke belangen van elk van die partijen. In die zin heeft die constructie naar de mening van mijn fractie ook goed gefunctioneerd.

Het tweede doel kan per definitie niet helemaal worden verwezenlijkt, omdat door de definitieverandering die eerder is doorgevoerd, het wetsvoorstel en straks ook de wet materieel al aansluiten bij de richtlijn en nu dus via de herschreven bepalingen ook de terminologie van de richtlijn hebben aangenomen.

De CDA-fractie is voorstander van wetgeving die aansluit, maar dan ook helemaal, bij de Europese richtlijn. Met dit voorstel is dit zeer imperfect gebeurd waardoor het resultaat ook imperfect is. De CDA-fractie vertrouwt er dan ook op dat de regering de volgende stap zet en het gesloten en ook achterhaalde stelsel van de Algemene wet gelijke behandeling vervangt door een open stelsel zoals dat van de richtlijn. Zij verwacht dat de regering de nodige stappen zet om zoals het Europees recht dat vereist, de richtlijn netjes te implementeren. Ik verneem graag de plannen van de regering op dit punt.