Plenair Van Strien bij behandeling Suppletoire begroting Buitenlandse Zaken



Verslag van de vergadering van 31 maart 2015 (2014/2015 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.51 uur


De heer Van Strien i (PVV):

Voorzitter. In de jaren tachtig van de vorige eeuw was ik zeven jaar werkzaam bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarvan zes jaar als hoofd van de afdeling Energiestatistieken. In die hoedanigheid leverde ik gegevens aan onder andere de Economic Commission for Europe van de Verenigde Naties en nam ik deel aan diverse werkgroepen, waarin de verwerking van die gegevens besproken werd. Eén van die werkgroepen hield zich bezig met statistieken over steenkolenproductie en de internationale handel daarin. Keurige boekwerken werden er geproduceerd, maar mijn Duitse collega en ik hadden wat merkwaardigheden ontdekt. Het was ons opgevallen dat in Europa zo weinig Zuid-Afrikaanse kolen verbruikt werden, terwijl daar, in Zuid-Afrika toch heel wat geproduceerd en uitgevoerd werd. Nu was het in die tijd, zoals u weet, politiek niet correct om Zuid-Afrikaanse producten te gebruiken. Wij telden daarom alle invoer in de hele wereld en alle uitvoer apart op, gespecificeerd naar land en kwamen tot de conclusie dat Zuid-Afrika miljoenen tonnen kolen uitvoerde, maar dat die ergens op de Atlantische Oceaan, misschien in de Bermudadriehoek, spoorloos verdwenen. Ze kwamen gewoon nergens aan. En toch hoorde je nooit van kolenschepen die waren vergaan. Anderzijds gaven importeurs bij elkaar op bijvoorbeeld meer Poolse kolen — dat waren kolen van dezelfde kwaliteit — te importeren dan Polen zelf opgaf te exporteren, ja zelfs te produceren. Wij presenteerden onze resultaten aan de "group of experts on coal statistics" — aan dure namen geen gebrek daar — en de chaos die dat veroorzaakte is zo'n beetje te vergelijken denk ik met wat een ISIS-strijder met een bomgordel veroorzaakt op een sjiitisch marktplein. Een heleboel landen zaten namelijk ineens in de verdachtenbank. Ik herinner me nog dat een ambtenaar van EZ, daar ook aanwezig, mij vertelde dat het verhaal nogal confronterend was. Wat ik hiermee wil aangeven, is dat het zo maar kan voorkomen dat internationale statistieken wel eens door politieke motieven beïnvloed kunnen worden.

Vandaag praten wij over de suppletoire begroting, begrotingshoofdstuk V van het ministerie van Buitenlandse Zaken. We praten over een extra begroting die nodig is vanwege een statistische herberekening van het bruto nationaal inkomen. Und mit dieser Statistik ist es erst wirklich Kohle machen. Met deze statistiek kun je in Brussel pas echt geld verdienen! Of kwijtraken! Want laten we wel zijn, het totale bedrag dat per jaar aan Brussel betaald moet worden staat vast. De per land te betalen bijdrage wordt vastgesteld naar rato van het bni. Als een paar landen nu hun bni te laag opgeven, hoeven ze niet alleen minder te betalen, maar andere landen moeten dan extra betalen. Kortom, alle reden om de bni's van alle EU-landen goed te controleren. Laat ik bij aanvang van de discussie hierover van het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek, verantwoordelijk voor de berekening van het nationaal inkomen, opmerken dat dit naar de stellige overtuiging van mijn fractie tot de meest integere ambtelijke organisaties van Nederland behoort. Daar hebben we het nadrukkelijk dus niet over!

Aanzienlijk minder vertrouwen, met name in de onafhankelijkheid, heeft mijn fractie in de organisaties die in andere EU-landen verantwoordelijk zijn voor de berekening van het bni. Juist de herziening van het bruto nationale inkomen van de lidstaten heeft geleid tot een herberekening van de EU-afdrachten. Daarbij is veel minder interessant de door de Europese Commissie gemaakte berekening van de nabetalingen van de bni-afdrachten aan de Europese Unie an sich. Mijn fractie gaat ervan uit dat dit een redelijk eenvoudige rekensom is die zelfs op commissieniveau uitvoerbaar moet zijn.

Mijn fractie gaat het om de controle op de zeer gecompliceerde bni-berekeningen in andere landen, die daaraan voorafgaan. Hierover hebben we in de commissie schriftelijke vragen gesteld. De meest wezenlijke vraag van ons hierin was: hoe ziet die procedure er precies uit? Daarop was het antwoord: "Om de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de bni-gegevens van de afzonderlijke lidstaten te waarborgen, bestaat een uitgebreide procedure voor de vaststelling van het bni voor de afdracht van de eigen middelen van de EU." Dat is dus geen antwoord; dat is slechts een bevestiging dat er een procedure is, hetgeen we al wisten, althans, ten minste hoopten. De letterlijke tekst gaat dan verder: "Hiervoor is een procedure ingesteld die wordt uitgevoerd onder de zogenaamde bni-verordening. Dit proces bestaat onder andere uit een verificatie van de bni-gegevens. Uit de verificatie kan ook naar voren komen dat op onderdelen toegepaste methoden dusdanig afwijken tussen landen dat Eurostat hiervoor een algemeen voorbehoud maakt." Deze zinnen zeggen wederom hetzelfde en dat is niets anders dan: er is een procedure ter verificatie. Ik herhaal daarop onze vraag: wij weten inmiddels wel dat er een procedure is, maar hoe ziet die er dan toch uit?

In dit verband zou ik de minister ook willen vragen te reageren op een artikel in De Telegraaf van Paul Jansen van dinsdag 10 maart. Onder de kop Schimmigheid krijgt trekjes van patroon blijkt dat De Telegraaf al maanden probeert duidelijkheid te krijgen over de gang van zaken rond de naheffing van 642,7 miljoen euro. Vanmorgen blijkt dat De Telegraaf hiervoor zelfs naar de Europese rechter is gestapt. Ook hier blijkt dat het ministerie van Financiën geen inzicht wenst te verschaffen in de achtergronden van die naheffing, zich daarbij beroepend op vermeende schadelijkheid voor de betrekkingen met Brussel. In datzelfde artikel van 10 maart in De Telegraaf wordt vervolgens gesteld dat het probleem helemaal niet in Brussel ligt, maar dat het vrijgeven van relevante stukken door Nederland zelf wordt geblokkeerd. Graag een reactie hierop van de minister.

Tot slot nog een paar opmerkingen over de gehele procedure tot nu toe. Het is duidelijk dat de minister van Financiën eind vorig jaar werd overvallen door de hoogte van de correctie op de bijdrage voor Brussel. Ik neem aan dat hetzelfde geldt voor de minister van Buitenlandse Zaken onder wie deze uitgave valt. Zoiets kan voorkomen, maar het geheel van gebeurtenissen dat er dan op volgt, maakt het er allemaal niet beter op. Een brief over dit onderwerp van de Permanente Vertegenwoordiging van 17 oktober, waarin dus over de EU-afdracht werd gesproken, wordt niet ter inzage gegeven aan het Nederlandse parlement. De afdracht wordt vervolgens als een speer nog in 2014 geregeld. De gestelde schriftelijke vragen worden voor een essentieel deel niet beantwoord. Om het geheel hangt een waas van schimmigheid. Mijn fractie vindt het onthutsend dat zaken zo kunnen lopen, zonder gevolgen te hebben. Voor vandaag beperk ik me echter tot een ultieme poging om inzicht te krijgen in het controleproces bij de berekeningen van de bni's in andere lidstaten. Het gaat hier niet alleen over het bni uit de productiestatistieken die in alle landen worden samengesteld; het gaat hier ook over schattingen van het zwartgeldcircuit die opgenomen zijn in het bni. De indruk van een controleproces waarbij iedere Nederlander belang heeft dat het open, eerlijk en transparant is, heeft de fractie van de PVV, en met ons een groot deel van Nederland, absoluut nog niet. Ik wacht de antwoorden van de minister graag af.