Verslag van de vergadering van 28 april 2015 (2014/2015 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.19 uur
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris zeer voor haar beantwoording. Zij heeft haar uiterste best gedaan om in ieder geval op alle punten van de Kamer in te gaan. Onze belangrijkste vraag luidt als volgt. Hoe precies kunnen we de toezegging van de staatssecretaris duiden om de motie-Reuten uit te voeren? Ik heb begrepen dat zij die motie hoe dan ook gaat uitvoeren. Er komt dus een wettelijke basis; deze AMvB wordt in een wet vastgelegd. Ik neem aan, zoals de heer De Graaf het formuleerde, dat dat betekent dat de essentie van de AMvB in de wet wordt opgenomen en dat de betekenis van grondgebondenheid in de wet wordt opgenomen.
Een andere vraag is: hoe snel lukt het de staatssecretaris om die wet door beide Kamers aangenomen te krijgen? Wij hechten er nog steeds zeer aan dat zij haar uiterste best doet om die wet op 1 januari 2016 van kracht te laten zijn. Zij heeft daarover gezegd: dat heb ik niet geheel in mijn macht; ik kan dat wel beloven, maar ik ga daar niet in het geheel over, er zijn allerlei andere partijen die daarover gaan. Ik zou daarom heel duidelijk van de staatssecretaris willen horen dat wij erop kunnen rekenen dat zij haar uiterste best doet en alles doet wat in haar macht ligt om het stuk dat bij haar zelf ligt, met grote spoed aan te vatten. Dat betekent dat de staatssecretaris het wetsvoorstel nu zo snel mogelijk indient bij de ministerraad en de Raad van State om een spoedadvies vraagt, zodat wij met de staatssecretaris kunnen afspreken dat zij op 1 september dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer kan indienen. Al haar inspanningen moeten er in ieder geval op gericht zijn om dat te bereiken. Daarna is het uiteraard aan de Tweede Kamer en aan deze Kamer om hun uiterste best te doen om invoering per 1 januari voor elkaar te krijgen. Zal de staatssecretaris dus haar uiterste best doen en alles doen wat in haar macht ligt, opdat in ieder geval op 1 september de Tweede Kamer een wetsvoorstel tegemoet kan zien? Daarna zijn wij aan zet.
Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat zij in ieder geval zo glashelder is begonnen met de voorbereiding van het stelsel van dierrechten. Dat vind ik buitengewoon belangrijk. Zij heeft gezegd dat zij nu niet allerlei maandelijkse cijfers kan noemen, maar dat dat wel dit najaar kan. Ik vind het van groot belang dat zij volop aan de slag is. Zij heeft gezegd dat zij niet gaat wachten.
Wat ik wel jammer vind is dat de staatssecretaris zegt: het wordt wel heel ingewikkeld om onderscheid te maken tussen extensievere en intensievere bedrijven, zeker gezien het feit dat zij nu al een staffeling aanbrengt als het om grondgebondenheid gaat. Omdat zij bedrijven daarmee in feite al in categorieën indeelt, kan ik mij goed voorstellen dat het wel degelijk mogelijk moet zijn om op zijn minst bijvoorbeeld de bedrijven met minder dan 20 kilogram fosfaatoverschot per hectare als laatste aan te pakken als er dierrechten moeten worden afgeroomd. Ik hoop dat de staatssecretaris zich zal inspannen om op dat punt enige differentiatie aan te brengen om juist de bedrijven die het uit extensief oogpunt nu al behoorlijk goed doen, hier niet te hard onder te laten lijden.
De staatssecretaris is niet voor de wettelijke verplichting van weidegang. Dat vond ik niet heel overtuigend. Met de heer Koffeman zou ik denken: de melkprijs zal dus hoe dan ook wat omhoog moeten. Het lijkt mij dat dit een logisch gevolg zou moeten zijn van het verplichten van koeien in de wei. Daar zal een betere betaling van de melkveehouders tegenover moeten staan. Daarbij spelen natuurlijk ook een aantal juridische problemen, zoals de situatie van bedrijven nu en het niet hebben van een huiskavel. Dat soort vraagstukken kan de staatssecretaris allemaal in een wet gaan oplossen. Het lijkt mij heel belangrijk om die wettelijke basis toch aan te gaan brengen.
Tot slot ben ik blij dat de staatssecretaris heeft gezegd dat zij de juridische titel van de grond die kan meetellen voor het bepalen van het fosfaatoverschot, niet gaat verruimen, en dat zij daarentegen wel gaat kijken hoe we meer regionale productie en regionale kringloop kunnen gaan stimuleren. Dat lijkt mij buitengewoon verstandig en zinvol.
Dit waren mijn vragen in tweede termijn en ik wacht wederom met graagte op een antwoord.