Verslag van de vergadering van 19 mei 2015 (2014/2015 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.49 uur
De heer Backer i (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de schriftelijke beantwoording en voor die van vandaag. Het is lastig debatteren in twee delen. Dat geldt ook voor de minister. Ter ere van de heer Van der Linden haal ik nu een bekende uitspraak van christendemocraten aan. Die luidt: "Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan." Ik meen dat dit adagium van Jan de Koning is. Daarmee heb ik tegelijkertijd een beetje het antwoord van de minister, te kort en onvolledig, samengevat over zijn bespiegelingen over de voortgang van de EU. Het is complex en er zal voor elk ingewikkeld probleem een nieuwe oplossing moeten worden gevonden, op de manier zoals dat kan. Op de vragen naar verdragswijziging of intergouvernementeel is dat eigenlijk steeds het antwoord.
In eerste termijn koos ik de stijlfiguur van een brief aan mijn kleinzoon. Ik eindigde toen met de stelling dat de toonaangevende politieke leiders van dat moment, die hierin koers hadden moeten kiezen, dat willens en wetens hebben nagelaten. Daarmee eindigde ik mijn brief. Ik hoopte, en die hoop heb ik niet opgegeven, dat de minister van Buitenlandse Zaken een van de leiders is die daar nu toonaangevend in zullen zijn. Ik zie en zag ook lichtpuntjes in zijn benadering. Ik heb goed geluisterd, al ben ik niet ontzettend veel wijzer geworden van de schriftelijke antwoorden, met alle respect voor de ambtelijke ondersteuning. Het was heel netjes en rond dichtgeschreven maar in het debat en in antwoorden op vragen beluister ik een gedreven bewindsman, maar ook een bewindsman die voorzichtig met de materie omgaat. Ik beperk mij nu even tot het Nederlands voorzitterschap. Ik heb goed geluisterd naar wat de minister zei over de conferentie, dan wel de bijeenkomst, dan wel de ontmoeting over de begrotingsdiscussie over het MFK. Ter aanmoediging merk ik op dat er ook tijdens COSAC, de Artikel 13-conferentie, voor is gepleit om daar iets aan te doen. Benut de parlementaire diplomatie daar ook voor. Ik vind dit een belangrijk onderwerp. Nederlanders hebben wat dit betreft zowel in het Europees Parlement als in de Rekenkamer altijd een goede rol gespeeld, ook bij de verantwoording van de uitgaven.
De minister heeft gerefereerd aan de nieuwe start van de Commissie en het Europees Parlement. Het kabinet sluit zich in zekere zin aan bij die nieuwe start maar het gaat vooral over de geloofwaardigheid van het Europese project en de consistentie in zeggen en doen. Ja, groei, banen en veiligheid, maar bij al die onderwerpen — ik sluit aan bij de zwanenzang van collega Van der Linden — moet sprake zijn van een verdieping van de integratie, wil het iets opleveren. Dan zijn snoeien en het je beperken tot de hoofdzaken belangrijk, niet vanuit de positie van "de EU zou minder moeten doen, want dat is beter voor ons allemaal", maar vanuit de positie "wat de EU doet, zou zij goed moeten doen en met effect". Dan ben ik altijd een beetje bezorgd, ook traditioneel gezien, dat wij ons spiegelen aan de Britse houding. Wij zijn niet de Britten. Nederland is een ander land. Wij kunnen ons dat niet veroorloven en wij moeten dat ook niet willen. Ik denk dat wij heel realistisch moeten zijn over de brexit, de niet-brexit of wat het uiteindelijk zal zijn. Ik heb daar bij interruptie al iets over gezegd. Dit zou eigenlijk niet het Nederlandse voorzitterschap moeten domineren. Dat hoop ik dan ook.
Ik sluit af. In deze prachtige zaal vergaderden de Verenigde Provinciën, de staten. Zij kwamen hier bijeen, maar waarschijnlijk nooit met de gedachte dat er een nationale staat zou ontstaan, laat staan een Europese Unie. En toch zijn we daar en zullen we daar verder naartoe groeien. Dat is complex, maar mijn fractie gelooft dat dit uiteindelijk de voorwaarde voor vrijheid en ontplooiing is. Ik sluit af met de kreet: en nu vooruit!
De heer Van der Linden i (CDA):
Daar sluit ik mij graag bij aan. Graag zou ik willen weten of de heer Backer ook vindt dat nu het moment gekomen is voor de Britten om te kiezen of te delen: erin of eruit. Graag erin, ook om strategische redenen. Maar als de Britten voortdurend spaken in de wielen steken, zou het voor Europa weleens goed kunnen zijn dat het Verenigd Koninkrijk er uiteindelijk toch uit is; helaas, want dat is strategisch slecht. Hoe kijkt de heer Backer daartegen aan?
De heer Backer (D66):
Ze zitten erin. Er is een mogelijkheid in het verdrag om eruit te gaan. Dat is mogelijk. Het oordeel is aan de Britten. De minister zei daar behartenswaardige dingen over. De Britten zullen een voorstel moeten doen, anders blijft alles zoals het nu is. Eigenlijk is de achtergrond van mijn gedachte over de Britse houding dat wij traditioneel altijd goedertieren en coulant zijn geweest, omdat wij dachten dat wij heel veel gemeenschappelijke punten hadden. Ja, die hadden wij, maar ik denk dat wij met de Economische en Monetaire Unie een heel ander land en een heel andere economie geworden zijn. Het is dus aan ons om onze eigen knopen te tellen en aan de Britten om hun eigen knopen te tellen.
De heer Van der Linden (CDA):
Wij zijn met de Randstad trans-Atlantisch en Atlantisch georiënteerd, maar onze belangen liggen veel meer richting Duitsland en de Duits-Franse samenwerking. Het zou misschien eens goed zijn om na te gaan op welk vlak de Britten in de afgelopen 25 jaar echt concessies aan Europa gedaan hebben.
De heer Backer (D66):
Ik kan mijn termijn afsluiten, denk ik.