Verslag van de vergadering van 26 mei 2015 (2014/2015 nr. 32)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.27 uur
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Vandaag behandelen we een belangrijke wet, een wet die kan zorgen voor een betere bescherming van werknemers tegen uitbuiting. GroenLinks is een voorstander van het vrije verkeer van werknemers en zelfstandigen, maar daarbij hoort ook verantwoordelijkheid nemen voor de arbeidsrechtelijke positie van EU-burgers uit een andere lidstaat die hier komen werken. Als je in een ander land werkt, de taal niet spreekt en de wegen en je rechten niet kent, ben je vatbaarder voor uitbuiting. Dat blijkt elke keer weer. Mijn fractie is om die reden blij met de wet die het aanpakken van verantwoordelijken voor uitbuiting gemakkelijker maakt.
Er is nog een andere reden om de aanpak van schijnconstructies toe te juichen en die houdt verband met de positie van onze eigen werknemers en werkzoekenden. Het toestaan van werk tegen een lager loon en te lange werkdagen betekent onherroepelijk een bedreiging voor ingezetenen in Nederland, die daarmee duurder en onaantrekkelijker worden. Terwijl zij juist werken tegen de standaarden die wij in Nederland zijn overeengekomen via het wettelijk minimumloon en via de cao, krijgen zij te maken met oneigenlijke concurrentie. Dat heeft alles te maken met het gebrek aan handhaving.
Beide groepen werkzoekenden en werknemers kunnen dus profiteren van deze wet, die het gemakkelijker maakt om werkgevers en opdrachtgevers die zich niet aan de regels houden, aan te pakken. Complimenten dus, maar ook enkele vragen.
Een wettelijke werkelijkheid is nog niet altijd een praktische werkelijkheid. We kunnen er niet van uitgaan dat alle actoren op de arbeidsmarkt en in de verschillende sectoren zich vanzelf gaan voegen naar deze nieuwe wettelijke realiteit. Effectieve handhaving vormt een onmisbare en cruciale voorwaarde om dit te laten slagen. Is de minister het hiermee eens? De minister heeft aangegeven het met de huidige formatie te moeten doen, plus 35 extra fte's. Meent hij nu echt dat dit voldoende is? Kan hij dat nader onderbouwen? Op mij komt het niet sterk over en dat is een zorg voor onze fractie. Als we inderdaad een papieren tijger hebben gemaakt, zullen we zien dat die tijger wellicht minder beet heeft dan we zouden willen.
Het gaat bij de uitbuiters, die toch al gemakkelijk wettelijke regels of handhavers te slim af zijn, om heel veel geld. Daarom ook een vraag naar de escapemogelijkheden van de mogelijke daders. Onlangs zond ZEMBLA een verbijsterende documentaire uit, waaruit bleek dat een Iers malafide bedrijf, dat in veel Europese landen in het vizier is en in procedures verwikkeld is, al jarenlang hier arbeiders organiseert voor grote Nederlandse bouwbedrijven. Het bedrijf houdt grote bedragen voor huisvesting en vervoer in, evenals sociale premies, die vervolgens niet worden afgedragen. Op het moment dat het dit bedrijf te heet onder de voeten wordt, houdt het op te bestaan en gaat het verder onder een andere naam. Ook hier speelt het belang van een effectieve handhaving. De wet werkt natuurlijk alleen als niet met slimme constructies de ketenaansprakelijkheid kan worden omzeild. Hoe kan de minister ervoor zorgen dat er ook aan dergelijke schijnconstructies een einde komt?
Een ander punt is de verantwoordelijkheid van werknemers. Die is groot in dit wetsvoorstel. Het is de werknemer die zijn werkgever aansprakelijk moet stellen. Bij zulke grote uitbuiters is angst de grote troef. Werknemers durven vaak geen stappen te zetten omdat ze weten dat ze meteen hun baan kwijtraken en binnen de kortste keren zonder salaris thuis in Portugal of Polen zitten. Hoe helpt de overheid om hun meer bescherming te bieden bij het aansprakelijk stellen zelf? En is er een mogelijkheid voor hen om gebruik te maken van een klokkenluidersregeling? Gaat de Arbeidsinspectie gegarandeerd aan de slag met anonieme meldingen over situaties van misbruik en uitbuiting? Ik krijg graag een nadere toelichting over de mogelijkheden en ondersteuning van werknemers bij het te gelde maken van hun rechten uit deze wet.
Ik kom op de morele verantwoordelijkheid van de overheid. In de zojuist genoemde uitzending van ZEMBLA kwam naar voren dat Rijkswaterstaat als grote opdrachtgever indirect met schavuiten als Atlanco Rimec werkt. Op een vraag aan de Arbeidsinspectie wat die daarvan vindt of daarmee doet, was het korte antwoord: dat is de eigen verantwoordelijkheid van het ministerie. Ik schrok daarvan. Het zou toch op zijn minst zo moeten zijn dat de overheid zelf het goede voorbeeld geeft. Of het nu gaat om ministeries of gemeenten, zij zullen zich er bij een aanbesteding van moeten vergewissen dat de werknemers volgens de regels worden behandeld, ook als het gaat om vele lagen daaronder. Hebben die overheden nu ook meer in handen met deze wet of worden zij pas aangesproken als de werknemers zelf de stap zetten om hen aansprakelijk te stellen? Wat doet de minister eraan om zelf te zorgen dat de overheid, al dan niet via de Arbeidsinspectie, op geen enkel niveau medeverantwoordelijk is voor dergelijke misstanden?
Gemeenten vervullen een belangrijke rol bij het toezien op adequate huisvesting. Hier zijn duidelijke normen en effectieve handhaving cruciaal. Hoe ziet de minister zijn regierol ten aanzien van die centrale overheden daarin?
Ik sluit mij voorts aan bij de vragen van mevrouw Kneppers over de zelfstandigen. Op welke wijze kan door opdrachtgevers of de Arbeidsinspectie een onderscheid worden gemaakt tussen schijnzelfstandigen en zelfstandigen?
Ik heb slot nog een vraag ter verheldering. Lidstaten kunnen op grond van artikel 12 van Richtlijn 2009/52 besluiten om een lijst van werkgevers die rechtspersonen zijn en die zijn beboet, openbaar te maken, om op die manier door naming-and-shaming de samenleving te informeren en bedrijven in hun reputatie te raken. In het onderhavige wetsvoorstel gaat het om bestuursrechtelijke openbaarmaking, maar is het niet net zo goed te kwalificeren als een punitieve sanctie zoals bedoeld in de richtlijn? Die beschouwt bekendmaking van bestraffing in verband met het overtreden van het verbod op illegale tewerkstelling onder verzwaarde omstandigheden als een straf. Ik krijg hierop graag een antwoord van de minister.
Kortom: we zijn blij dat deze wet nu voorligt en we hopen op een brede aanvaarding. We zijn er hiermee nog niet. We zullen echt aandacht moeten hebben voor de effectiviteit ervan en daarom de vinger aan de pols moeten houden. We hopen hierover dus ook nog vaker met de minister te spreken. Wij steunen de minister bij het zetten van verdere stappen op EU-niveau om het systeem sluitender te maken door omwegen te blokkeren. Een andere aanvullende stap is wat ons betreft ook de aanneming van de gewijzigde Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht. Ik roep mijn collega's in deze Kamer op om hier snel goedkeuring aan te geven.