Verslag van de vergadering van 30 juni 2015 (2014/2015 nr. 37)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 18.36 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter ook ik dank de minister natuurlijk voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik ben het in heel veel dingen hartgrondig met hem eens. Ik ben blij dat hij het principiële recht van de volkeren waarom het gaat als Europeanen erkent. Hij formuleerde dat zelf als "jullie horen er ook bij". Als wij dat maar duidelijk maken, want dat is daar heel erg belangrijk.
Ik heb in mijn eerste termijn het element genoemd van de bevroren conflicten. In Transnistrië is een illegaal referendum gehouden, met een heel duidelijke uitkomst. Er is soort democratische legitimatie van wat daar wordt nagestreefd. In het geval van Abchazië en Zuid-Ossetië gaat het om landjes die in een betrekkelijk laat stadium aan Georgië zijn toegevoegd en zich daar niet hebben thuisgevoeld. Heel vaak, ook in het verleden, hebben zij bezwaar gemaakt tegen de binding die daar ontstond. Nu zijn zij helemaal afgescheiden. In alle drie de gevallen hebben de Russen hun troepen daarheen gestuurd en daarmee hebben zij geïntervenieerd binnen de grenzen van wat wij beschouwen als soevereine staten, met vastliggende grenzen. Als je deze drie gevallen exact bekijkt, zie je dat het de kleinschalige restanten zijn van wat collega Kox zojuist noemde de implosie van het Russische imperium, van het Sovjetimperium. Dit zijn de kleinschalige restanten waar het fout is gegaan en waar niet alleen naar de formele grens maar naar het inhoudelijke probleem gekeken dient te worden.
Als je naar het inhoudelijke probleem kijkt, moet je een zeker begrip kunnen opbrengen, in ieder geval voor die bevolkingen. Dan blijft staan dat de Russen formeel niet het recht hadden om er zomaar troepen heen te sturen. Dat zij daarmee tegemoet komen aan wat in hun land oprecht wordt gevoeld als belangstelling en zorg voor volken waar zij heel lang verantwoordelijk voor zijn geweest, is niet helemaal onvoorstelbaar. In het Westen leeft die gedachte niet. Voor ons zijn dat onbegrijpelijke dingen. Voor ons geldt maar één ding, namelijk die grenzen. Dat lijkt mij een foutief uitgangspunt. Is het niet mogelijk om daar op een wat andere manier mee om te gaan, begrip te hebben voor wat daar werkelijk speelt en op die manier iets los te maken? Daar gaat het natuurlijk om. Ziet de minister daartoe op termijn een mogelijkheid? Daar wil ik graag een antwoord op hebben.