Verslag van de vergadering van 30 juni 2015 (2014/2015 nr. 37)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 12.06 uur
Mevrouw Wezel i (SP):
Voorzitter. Als je voor de eerste keer hier staat in de wetenschap dat niet alleen je collega-senatoren maar ook nog eens de volken van de wereld naar je kijken, dan kun je je knap klein voelen. Groot ben ik van nature al niet, maar als je dan beseft dat je als een van de 225 nationale volksvertegenwoordigers mag doen wat dat woord zegt, groei je weer een beetje. Ik ben een fan van de democratische rechtsstaat, van het beginsel, van de praktische uitvoering en van het werk dat ermee gepaard gaat. Mijn jaren bij het Openbaar Ministerie en daarna in de sociale advocatuur laten dat zien, en ik hoop dat ik tijdens mijn verblijf hier daar ook een bewijs van zal worden. Maar daarvoor geldt: eerst zien, dan geloven.
Laat ik om te beginnen mijn best doen om daar in deze eerste plenaire bijdrage blijk van te geven. Best spannend, zeker omdat het meteen al om een voorstel gaat dat heel logisch lijkt, maar dat wellicht toch wringt met een wezenlijk rechtsbeginsel, namelijk dat de Staat, die het recht heeft iemand van zijn vrijheid te beroven, ook voor de uitvoering van die vrijheidsberoving moet zorgen. Laat ik de twijfels van mijn fractie over dit wetsvoorstel nader toelichten.
Ik geef eerst wat cijfers. In 2014 nam het aantal strafzaken bij de rechtbanken af met 9% ten opzichte van 2013. Het aantal vrijheidsstraffen tussen 2007 en 2013 nam met 16% af. Het aantal gedetineerden daalde van 17.600 in 2005 naar 10.365 in 2014. Goed nieuws, zou je zeggen, na jaren van oplopende criminaliteit en criminaliteitsbeleving. Het levert geen vette koppen op in De Telegraaf, maar ik word er wel blij van. Daartegenover staat een stijging van het aantal nog te executeren straffen van 10.000 in 2010 tot 12.059 in 2015. Gezien het feit dat er minder vrijheidsstraffen worden opgelegd, valt hieruit af te leiden dat er relatief minder vrijheidsstraffen worden geëxecuteerd. In de periode van 2010 tot en met 2014 zijn er 9.662, dus bijna 10.000 vrijheidsstraffen verjaard. Daar word je weer niet erg blij van.
Straffen is ingrijpend en moet zorgvuldig en met mate gebeuren. Maar straffen opleggen en ze daarna niet uitvoeren, is slordig en slecht voor het rechtsgevoel van de burgers. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe het komt dat er in 2014 minder vrijheidsstraffen zijn opgelegd, maar dat er desondanks een forse toename is in de voorraad te executeren vrijheidsstraffen en waarom er desondanks in de afgelopen vijf jaar bijna 10.000 vrijheidsstraffen zijn verjaard? Wat vindt de staatssecretaris van onze opvatting dat vrijkomende celruimte in de allereerste plaats gebruikt zou moeten worden om opgelegde gevangenisstraffen snel te effectueren, vooral ook uit respect voor het gevoel van onze burgers? Deelt hij onze opvatting dat het vreemd op mensen overkomt als we onze eigen straffen niet uitvoeren maar wel gevangenisruimte aan andere landen beschikbaar stellen?
Uitgangspunt is dat wie mensen gevangen mag zetten, daar dan ook zelf voor zorgt. Daarom is het voorliggende wetsvoorstel een heel bijzonder voorstel. Geen enkel land ter wereld biedt zijn gevangenissen aan andere landen ter gebruik aan. Nederland is de uitzondering op die regel. Kan de staatssecretaris die conclusie van ons bevestigen? Het wetsvoorstel is niet volstrekt uniek, omdat eerder al gevangenisruimte in Tilburg beschikbaar gesteld werd, en wordt, aan België. Mijn fractie was daar toentertijd op tegen. Uit de memorie van antwoord blijkt nu dat er naast het aangaan van een contract voor plaatsing van gevangenen uit Noorwegen ook contact is geweest met Zwitserland en Duitsland over de verhuur van gevangeniscapaciteit. De staatssecretaris noemt het voorliggende voorstel uitzonderlijk. Het begint eerder op gebruikelijk te lijken. En dat baart mijn fractie grote zorgen. Graag uitleg van de regering waarom Nederland als enige land ter wereld eigen capaciteit aan andere landen beschikbaar stelt. Zijn wij zo slim of doen we wellicht iets merkwaardigs?
Naast onze zorgen over het plaatsen van gevangenen in een ander land maken wij ons bezorgd over het civielrechtelijke karakter van de overeenkomst waartoe dit wetsvoorstel leidt. In mooie bewoordingen kan dan wel worden gesteld dat er een gevangenis ter beschikking wordt gesteld en dat het een internationale samenwerking op strafrechtelijk terrein betreft tussen twee staten die elkaar kunnen helpen, maar de werkelijkheid is een andere. "Als iets eruitziet als een eend, zwemt als een eend en kwaakt als een eend, dan is het waarschijnlijk een eend." In de debatten over de beschikbaarstelling van cellen aan België werd het gewoon verhuur genoemd.
Het verhuren van celcapaciteit en van personeel is in de visie van de SP-fractie een civielrechtelijke overeenkomst, ook al is deze overeenkomst overeengekomen met een overheidsdienst van een land. Immers, de nakoming van de overeenkomst is bij de civiele rechter afdwingbaar. Door het verhuren van een deel van de gevangeniscapaciteit is er sprake van een gedeeltelijke privatisering. De huuropbrengst wordt gebruikt om de tekorten weg te werken. De SP-fractie heeft eerder gevraagd wie het initiatief heeft genomen voor de gesprekken met Noorwegen en Zwitserland. Deze vragen zijn beantwoord met de mededeling dat het in gesprekken met Noorse en Zwitserse autoriteiten aan de orde is gekomen. De vraag blijft wie het initiatief heeft genomen tot deze gesprekken tussen de toenmalige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Noorse bewindslieden, respectievelijk de Zwitserse autoriteiten. Hebben wij iets in de aanbieding gedaan of hebben anderen ons er eerst om gevraagd?
In de memorie van antwoord is de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de Noorse gevangenen die straks in Nederlandse cellen terechtkomen, geheel in de handen van de Noorse autoriteiten gelegd. De betrokkenheid van de Nederlandse autoriteiten zou zich beperken tot het zorgdragen voor voldoende celcapaciteit. De SP-fractie is echter met het College voor de Rechten van de Mens van mening dat er nog altijd sprake is van Nederlands grondgebied. De tenuitvoerlegging wordt in de praktijk verzorgd door Nederlandse werknemers. Nu mensen op Nederlands grondgebied onder toezicht van Nederlands personeel staan, blijft de Nederlandse Staat eindverantwoordelijk voor het verzekeren dat de situatie in overeenstemming is met nationale en internationale garanties. Als de staatssecretaris daar anders over denkt, dan vraag ik om een steviger onderbouwing dan wat we tot nu toe hebben gehoord.
Net als bij de populatie van de Belgische gedetineerden in Tilburg, ligt het in de verwachting dat ook Noorwegen grotendeels illegale vreemdelingen in Nederland zal onderbrengen. Dat staat de landen vrij, omdat hierover geen afspraken zijn gemaakt. Ik vraag de staatssecretaris of dat klopt en wat de achterliggende redenering is. Is die gelegen in het feit dat bij illegale vreemdelingen in Noorwegen weinig binding met het land wordt voorondersteld en plaatsing in een ander land waarschijnlijk minder problemen geeft dan bij autochtone gevangenen? Zo ja, hoe zuiver is die redenering dan? Heeft een illegale vreemdeling in detentie minder recht op bescherming dan een andere gedetineerde? Heeft de staatssecretaris er bezwaren tegen dat het merendeel van de gedetineerden in Veenhuizen uit illegale vreemdelingen zal bestaan of is dit de staatssecretaris om het even?
Als je celruimte over hebt, is verhuren aan een ander land voor dit kabinet kennelijk een optie. Ik zei al dat we die ruimte allereerst zouden moeten gebruiken voor het executeren van hier opgelegde gevangenisstraffen. En daarnaast is er nog een andere optie: waarom gebruiken we die ruimte niet om een ander nijpend probleem aan te pakken, waarvoor Nederland ten minste een eigen verantwoordelijkheid heeft? Ik bedoel het volgende.
Op 1 april 2015 zaten er 2.266 Nederlanders en niet-Nederlanders die in aanmerking komen voor consulaire bijstand, in buitenlandse gevangenissen. Dit zijn ook kinderen en familieleden van Nederlanders hier. Deze Nederlanders zitten soms, best wel vaak zelfs, in erbarmelijke omstandigheden in buitenlandse cellen. Hiervoor hoef je overigens niet eens ver te reizen. In Frankrijk zijn de meeste geregistreerde gevangeniszelfmoorden van Europa. In het Verenigd Koninkrijk is een verontrustende toename van het aantal geregistreerde gevangenisvechtpartijen, seksuele aanvallen en zelfmoorden.
In het Nederlands Juristenblad van 5 juni 2015 spreekt de heer Buruma zijn zorg uit over de uitvoering van het gewijzigde beleid van de regering ter zake van de bijstand van gevangenen in het buitenland. Hij schrijft dat in de praktijk het nu vooral de ene betaalde dominee van de stichting Epafras en de 46 vrijwilligers zijn die als geestelijk verzorgers gedetineerden in het buitenland bezoeken. Volgens de nieuwe regels moeten echter actieve, goedwillende expats volstaan die wonen in de buurt van een gevangenis en als vrijwilligers van Reclassering Nederland werken. Buruma schrijft dat het met het nieuwe beleid lijkt alsof we de gedetineerden niet langer de kwaliteit van de menselijke blik gunnen. Hij schrijft verder: "We kunnen niet meten welke schade iemand lijdt die alle hoop verliest. Maar het beleid bepaalt dat hij door iedereen vergeten mag weg kwijnen. Wat zegt het eigenlijk over de kwaliteit van de overheid als die zo weinig over heeft voor landgenoten in moeilijkheden?" Klopt het wat Buruma schrijft over de bezuinigingen op de subsidie op Epafras en klopt het dat volgens de nieuwe regels moet worden volstaan met actieve, goedwillende expats die wonen in de buurt van een gevangenis en als vrijwilligers van Reclassering Nederland werken?
In een onderzoek van de Nationale ombudsman Brenninkmeijer uit 2013 naar de zogenoemde Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) wordt geconstateerd dat Nederland te star is bij het terughalen van gevangenen uit het buitenland. Kan de staatssecretaris laten weten hoeveel WOTS-verzoeken er in de afgelopen jaren zijn gedaan? Worden de gedetineerden in staat gesteld om met hulp van een advocaat een WOTS-verzoek te kunnen doen? Is er iets veranderd sinds het rapport van Brenninkmeijer, gezien het feit dat het aantal overnames van tenuitvoerlegging jaarlijks ongeveer 250 personen bedraagt? Zo ja, kan de staatssecretaris dit toelichten? Wat vindt hij van onze suggestie om vrijvallende celruimte met voorrang te bestemmen voor het naar huis halen van Nederlandse gedetineerden in het buitenland, zeker diegenen van wie we weten dat ze in omstandigheden gevangen zitten die we in ons land niet zouden accepteren?
Het mag duidelijk zijn dat reflectie op dit wetsvoorstel door onze fractie tot enkele naar onze mening wezenlijke vragen heeft geleid. We zien daarom met grote belangstelling uit naar de antwoorden van de staatssecretaris en de reacties van andere fracties.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wezel. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om ook bij u iets van uw achtergrond te schetsen.
U hebt rechten gestudeerd in Amsterdam. Tijdens uw studie was u student-medewerker bij Van Driem Advocaten te Amsterdam, secretaris van de regiegroep parlementaire enquête Bijlmermeerramp en stafmedewerker bij het directoraat-generaal Rechtshandhaving op het ministerie van Justitie.
Na uw studie werd u politiebeleidsmedewerker bij het Openbaar Ministerie in Haarlem. In die jaren volgde u ook de opleiding tot master practitioner neurolinguïstisch programmeren. Voor diegenen onder u die denken dat dit iets met computers te maken heeft: het tegendeel is het geval. Het is een methodiek voor training, coaching en communicatieverbetering.
In 2005 stapte u over naar het Openbaar Ministerie in Alkmaar, waar u senior parketsecretaris werd en verantwoordelijk was voor de aansturing van opsporingshandelingen. In 2006 werd u in Alkmaar plaatsvervangend officier van justitie voor enkelvoudige zittingen.
Van 2008 tot 2012 was u senior secretaris megafraude bij het Functioneel Parket van het landelijke Openbaar Ministerie. Ook hier combineerde u uw werkzaamheden met het behalen van een universitaire master; ditmaal op het gebied van compliance en integriteitsmanagement. Van 2012 tot 2013 was u bij het Functioneel Parket plaatsvervangend officier van justitie. In die hoedanigheid gaf u leiding aan FIOD-, politie- en Inspectie SZW-onderzoeken.
Twee jaar geleden maakte u de overstap naar de advocatuur, waar uw loopbaan aanvankelijk was begonnen. U werkte eerst bij advocatenkantoor Loyens en Loeff — in de wandelgangen beter bekend als LoLo — en tegenwoordig bent u werkzaam bij Staals Advocaten. Hier beoefent u een brede praktijk, variërend van aansprakelijkheidsrecht en ambtenarenrecht tot faillissementsrecht. Ook bent u door de Raad voor Rechtsbijstand aangewezen als specialistisch slachtofferadvocaat, waardoor u als advocaat slachtoffers kunt bijstaan in strafzaken.
Deze Kamer zal uw verrichtingen met veel belangstelling gaan volgen. Wij wensen u daarmee veel succes. Wij schorsen de vergadering om de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech.
De beraadslaging wordt geschorst.