Verslag van de vergadering van 7 juli 2015 (2014/2015 nr. 38)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 17.28 uur
Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):
Voorzitter. Vanaf deze plaats feliciteer ik ook nogmaals graag de woordvoerders van D66 en de PVV met hun vandaag gehouden maidenspeeches. Ik dank ook de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. In de tweede termijn wil ik graag nog een paar woorden wijden aan zowel de inhoud van het wetsvoorstel als de context. Ik begin graag met de inhoud.
Het wetsvoorstel voert de nodige wijzigingen door en er valt over die wijzigingen vrij veel te zeggen. Dat blijkt ook duidelijk uit de relatief lange spreektijden die de woordvoerders over dit wetsvoorstel hebben gevraagd en gekregen. Wat wel opvalt, is dat de staatssecretaris in de stukken en nu ook in de mondelinge beantwoording vrij relativerend is over de aard van de wijzigingen. Wij zien dat ook in de memorie van antwoord die hij ons heeft geschreven. Hij zegt dat er eigenlijk een heel grote mate van overlap met het huidige recht is en dat er geen sprake is van een verscherping of versoepeling van het beleid. Over de geloofwaardigheidstoets staat in de memorie van antwoord op bladzijde 4 dat er materieel eigenlijk geen verschil is. Ik hoorde net in de mondelinge beantwoording dat het vooral een kwestie is van de wijze van motivering van een rechterlijke uitspraak. Over de ex-nunctoetsing worden ook wat relativerende opmerkingen gemaakt in de memorie van antwoord op bladzijde 3. Wij hebben net in de mondelinge beantwoording van de vraag gehoord dat wij op een aantal punten nog moeten zien hoe de rechter ermee zal omgaan. Daar wil de staatssecretaris ook niet al te diep op ingaan. Dus er zijn wel veel wijzigingen, met toch de nodige vragen over de interpretatie en de uitvoering daarvan en ook met de nodige structurele kosten. De staatssecretaris heb ik nog steeds niet het intrinsieke voordeel van die wijzigingen horen benoemen, waarop ik zelf in mijn bijdrage doelde, met name de ex-nunctoets en de geloofwaardigheidsbeoordeling. Zijn die intrinsieke voordelen er niet, of heeft de staatssecretaris die vraag gewoon over het hoofd gezien?
Een van de belangrijkste drijfveren van dit voorstel en ook van de richtlijn zelf is de harmonisatie van nationale regelingen op het punt van procedure en opvang. Mijn fractie vindt harmonisatie op dit terrein ook zeker nuttig en zelfs nodig. Maar je kunt je natuurlijk wel de vraag stellen, zoals wij ook doen, wat nu precies het niveau van de harmonisatie moet zijn als er toch weinig of zelfs op sommige punten eigenlijk geen verschilpunten zijn met het huidige materiële recht. Met andere woorden, hoe diep moet nu zo'n richtlijn ingrijpen in een nationaal rechtssysteem om inderdaad de doelstelling van die harmonisatie te bereiken? Als je zegt dat stelsels heel veel op elkaar lijken — bij de een is de geloofwaardigheidstoetsing een beetje zus, bij de andere zo, de motivering is wat anders, maar uiteindelijk komt het materieel wel op hetzelfde neer — moeten wij dan zo ver willen gaan in onze regelgeving dat we tot in dat heel diepe detail die harmonisatie willen doorvoeren, of moeten we die op een ander niveau bezien? Hoe ver wil de regering hier eigenlijk in gaan? Kun je niet zeggen dat het er op hoofdlijnen hetzelfde uitziet, in de details is het een klein beetje anders, de effecten en de uitkomsten zijn ongeveer gelijk en daar nemen we dan vervolgens ook genoegen mee? Hoe ver wil de regering daarin gaan, hoe ver gaat nu zo'n vrij scherpe harmonisatie? Daarvan is toch sprake in deze richtlijn.
Hoe verhoudt dat zich nu met het voornemen op het terrein van I en A en ook op het terrein van voornemens van de Europese Commissie zelf om de komende jaren vooral in te zetten op uitvoering van EU-recht in plaats van op het tot stand brengen van nieuwe regels? Ook met dat idee in het achterhoofd wil ik er toch ook wel een lans voor breken dat wij ons wat meer concentreren op andere zaken die werkelijk spelen en de verfijningen van de verfijningen dan voorlopig even laten voor wat ze zijn. Deelt de staatssecretaris die visie en wil hij zich daarvoor sterk gaan maken? Verwacht hij op het ogenblik dat er nog meer van die wijzigingen van richtlijnen van het type waar wij nu over praten, aan zitten te komen en wat zal zijn opstelling daarin zijn?
Over de context vond ik de staatssecretaris wel een beetje kort door de bocht. Ik vond het jammer dat hij niet wat concreter kon ingaan op de vooruitzichten van het bereiken van overeenstemming binnen de EU op een aantal punten en op de inzet van de regering. Ik waardeerde het wel dat hij inging op onze vragen rond het terugkeerbeleid. Wij realiseren ons ook dat dat een weerbarstig thema is. Hij noemde een aantal maatregelen en ideeën die in onze ogen ook zeker van belang zijn. Mijn enige vraag daarbij is of dat al in gang is gezet en zo ja, of de staatssecretaris daar iets concreter over kan zijn, of zijn dit nog alleen ideeën waarvan de staatssecretaris zegt dat hij daar binnenkort eens werk van gaat maken?
Heel fijn als de staatssecretaris deze vragen nog serieus wil beantwoorden. Verder zal mijn fractie het wetsvoorstel steunen omdat het toch een implementatie van een richtlijn betreft.