Verslag van de vergadering van 22 september 2015 (2015/2016 nr. 1)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 20.44 uur
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister en zijn ambtenaren voor de beantwoording van onze vragen. Ik gaf in de eerste termijn al aan dat de ChristenUnie-fractie noch warm, noch koud wordt van dit wetsvoorstel. Als AOW'ers betaalde arbeid willen verrichten, moet dat evenwel kunnen en dienen belemmeringen te worden weggenomen, zelfs al gaat het om een vooralsnog kleine groep.
Onze prioriteit ligt, zoals gezegd, bij het terugdringen van de forse werkloosheid onder nog niet AOW-gerechtigde oudere werkzoekenden. Dat is volgens ons de grote uitdaging waar de Nederlandse arbeidsmarkt voor staat. Hun kansen om betaalde arbeid te vinden, zijn ronduit slecht. Het deed ons goed om te constateren dat de minister dit helder op zijn netvlies heeft, gelet op het inzicht dat hij gaf in het beleid dat hij heeft uitgezet voor deze kwetsbare groep.
Het blijft voor mijn fractie toch wat onduidelijk voor welk probleem dit wetsvoorstel precies een oplossing biedt. Dat heeft te maken met de wat gebrekkige empirische onderbouwing en basis van het wetsvoorstel. Op dit moment werkt 60% van de AOW'ers als zzp'er. We weten niet hoe hoog dat percentage is voor zij hun AOW krijgen. Stel dat dit percentage zo'n beetje vergelijkbaar is. Dan is het volstrekt onduidelijk wat dit wetsvoorstel aan meerwaarde voor hen biedt. Waarom zouden zij dan überhaupt zitten te wachten op een dienstverband bij hun werkgever? Die vraag blijft toch boven tafel hangen. Gelet op de aantallen waarom het gaat, beseffen wij zeer wel dat het CPB dit niet goed kan becijferen, maar toch zou het in de evaluatie indringend aan de orde moeten komen, want het blijft een onbeantwoorde vraag.
Mijn fractie heeft op zich geen principiële bezwaren tegen het voorgestelde lichtere arbeidsrechtelijke regime voor AOW'ers die betaalde arbeid willen verrichten. Wel hebben wij met veel andere collega's onze zorgen geuit over verdringingseffecten; niet zozeer voor jongere werknemers, vrouwen of dergelijke categorieën — we weten dat die niet aan de orde zijn — maar wel omdat we veel minder goed weten of die verdringing wellicht zal plaatsvinden tussen AOW'ers die werken en het cohort oudere werkzoekenden net voor hen. De evaluatie moet daar, zo begrijpen wij, zicht op bieden. Daar zien we dan ook naar uit.
Wij zien dit wetsvoorstel al met al niet als een substantiële bijdrage aan de arbeidsmarktproblematiek. De minister heeft tamelijk uitvoerig uitgelegd dat dit ook niet de bedoeling is. Dat zou voor mijn fractie op zich ook geen reden zijn om tegen het voorstel te stemmen. Wel blijven we het kabinet en de verantwoordelijke minister uitdagen om de hoogste prioriteit te geven aan het terugdringen van de langdurige werkloosheid onder oudere werkzoekenden. Dat is de grootste arbeidsmarktangel.