Verslag van de vergadering van 22 september 2015 (2015/2016 nr. 1)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 11.02 uur
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Voorzitter. De Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd moet het voor mensen gemakkelijker maken om ook na hun pensioen nog in een betaalde baan actief te zijn. "Het is leuk, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde van mensen en houdt mensen vitaal", schrijft de minister. Wie kan daar nou tegen zijn? Zeker niet als mensen dat "met minder uren, in aangepaste werktijden en met minder gevoel van tijdsdruk" kunnen doen. Ik citeer nog steeds uit de memorie van antwoord die de minister ons — dank daarvoor — op 12 juni heeft doen toekomen. De argumenten die de minister noemt, gelden overigens bijna allemaal net zozeer voor allerlei andere vormen van maatschappelijke activiteiten die mensen ontplooien na het einde van een beroepsleven. Een of meer dagen zorgen voor je kleinkinderen, actief zijn in het verenigingsleven, de kerk of de buurt of spullen inzamelen voor het AZC; het is niet alleen betaald werk dat leuk, bevredigend en zingevend kan zijn.
De fractie van GroenLinks ziet een zekere tweeslachtigheid in de opstelling van het kabinet in het wetsvoorstel. Het kabinet wil drempels wegnemen, maar niet stimuleren. Het wil faciliteren, maar het maakt er geen doelstelling van. Het zegt dat van verdringing op de langere termijn geen sprake zal zijn, maar het heeft de kwantitatieve effecten op korte noch lange termijn helder. Het klinkt toch een beetje als: voor ons hoeft het niet, maar ja, wij zitten hier nu toch en we doen het toch maar.
GroenLinks vindt het prima als mensen ook op latere leeftijd actief zijn en blijven en zich inzetten in de samenleving, of dat nu betaald of onbetaald is. En zeker vinden wij het ook van grote waarde dat bedrijven en instellingen de expertise en ervaring van ouderen kunnen blijven benutten. Als daarvoor belemmeringen kunnen worden weggenomen, dan hebt u onze zegen. Maar wij zijn niet voor tweeslachtigheid, of nog erger, voor halfslachtig opereren. Als het kabinet wil faciliteren dat mensen betaald kunnen blijven werken na hun AOW, dan moet dat wat ons betreft onder gelijkwaardige condities als die voor anderen gelden. Wij willen geen B-categorie werknemers voor wie de rechtspositie onderdoet voor die van andere medewerkers. Zeker willen we niet dat op korte termijn na de invoering van deze wet ongelijke concurrentie ontstaat tussen pakweg werkloze vijftigers die moeten solliciteren en moeite hebben om weer aan werk te komen, en mensen in de AOW-leeftijd die voor werkgevers aantrekkelijker zijn, omdat ze een veel mindere rechtspositie met zich meenemen.
Met het kabinet kunnen we best nog wel beredeneren dat op langere termijn het punt van verdringing niet zal spelen, omdat de vraag naar werknemers uiteindelijk ook door aanbod wordt gestuurd. Maar ik vraag wel aan de minister hoe hij — gelet op de huidige arbeidsmarkt — de kortetermijnverdringing van groepen met een lastige positie op de arbeidsmarkt zal voorkomen. Kan de minister toezeggen dat hij deze effecten gaat monitoren? Welke concrete maatregelen zal hij nemen? Wat GroenLinks betreft helpen wij liever iemand van 60 nog aan een baan dan iemand van 69.
Het voorliggende leidt tot een aantal serieuze beperkingen in de rechtspositie van AOW'ers die betaald blijven werken. Slechts een heel korte termijn van doorbetaling bij ziekte, geen re-integratieplicht, geen ontslagverbod bij ziekte en een korte opzegtermijn van één maand. Dat is toch precies het soort beperkingen die, zo vrezen wij, ertoe zullen leiden dat een soort rechtspositie B zal ontstaan. Is de minister het met de fractie van GroenLinks eens dat hierdoor een vorm van ongewenste leeftijdsdiscriminatie en rechtsongelijkheid ontstaat? En is de minister het met de GroenLinks-fractie eens dat zorgvuldig getoetst moet worden of deze vorm van leeftijdsdiscriminatie proportioneel en noodzakelijk is? Die toetsing zien wij niet terug.
Als er obstakels moeten worden weggenomen die mensen beperken om op een zinvolle manier — betaald of onbetaald — na hun AOW actief te blijven, dan juichen we dat toe. Wij vrezen echter dat dit wetsvoorstel vooral tot te veel ongelijkheid in rechtsposities leidt die voor werkgevers de ene groep mensen aantrekkelijker maakt dan de andere en die voor werknemers tot een te grote verzwakking van de arbeidspositie leidt. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de minister.