Verslag van de vergadering van 22 september 2015 (2015/2016 nr. 1)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 10.55 uur
De heer Nagel i (50PLUS):
Voorzitter. In dit debat willen wij nog eens enkele feiten noemen. Daarbij komt dat sinds de behandeling in de Tweede Kamer er een nieuwe situatie is ontstaan: de komst van duizenden vluchtelingen die gevolgen kan hebben voor het aanbod op de arbeidsmarkt. Dat zal opnieuw de positie van ouderen kunnen raken. Wij zijn van mening dat deze nieuwe situatie om een extra herbezinning vraagt.
Zowel bij de behandeling in de Tweede Kamer als bij de schriftelijke voorbereiding in de Eerste Kamer vindt iedereen de gedachte achter het voorstel sympathiek. Ouderen die na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd willen doorwerken, moeten daarvoor betere kansen krijgen, en werkgevers moeten geen onnodige barrières opgelegd krijgen om dit mogelijk te maken. Wie is daar in principe niet voor? Tegelijkertijd is er grote twijfel geuit of de invoering per 1 januari 2016 niet te vroeg komt, gelet op de situatie op de arbeidsmarkt van met name ouderen. Wij zullen dat met cijfers onderbouwen.
Wie alle stukken nog eens doorleest, komt bij herhaling tegen dat de regering de stelling betrekt dat werknemers die willen werken na de AOW-leeftijd dit primair niet doen vanwege het salaris. In de memorie van antwoord zegt het kabinet het nog harder: "Niemand is na de AOW-gerechtigde leeftijd genoodzaakt om door middel van werk te voorzien in levensonderhoud vanwege de AOW als basispensioenvoorziening." Het CPB stelt dat het voorliggende wetsvoorstel op korte termijn zal leiden tot verdringing van nog niet AOW-gerechtigden. Daar komt nog eens bovenop dat in deze kabinetsperiode besloten is tot een extra versnelde verhoging van de AOW-leeftijd waardoor de banen in het algemeen langer bezet zullen blijven. Eigenlijk kan een kind het begrijpen: als banen langer bezet blijven, dan is er een kleinere mogelijkheid voor instroming. Dat knelt des te meer in een tijd van grote werkloosheid. De vakbeweging spreekt zelfs van een oneerlijke concurrentie omdat werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, goedkoper zijn omdat er minder kosten zijn wat betreft werkgeverspremies.
In hun brief van 25 maart van dit jaar stellen de vakcentrales FNV en CNV dat dit wetsvoorstel een verkeerde maatregel is op een totaal verkeerd moment. Er zitten nog steeds 600.000 mensen werkloos thuis. Een dolk in de rug van hard werkend Nederland, zo wordt het voorstel genoemd. De vakcentrales vragen dan ook met klem om dit voorstel te verwerpen. Het zal de werkloosheid onder de 55-plussers vergroten. De regering geeft dat in feite toe. In de memorie van antwoord staat: "Een werkgever zal eerder bereid zijn een 60-jarige werknemer in dienst te nemen en in hem te investeren als hij ook na de AOW-gerechtigde leeftijd gebruik kan maken van de waardevolle expertise van deze werknemer." Met andere woorden: de regering voorziet dat de werknemers langer in functie zullen blijven na de het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Het arbeidsaanbod wordt vergroot in plaats van in te zetten op het bestrijden van de werkloosheid; banen blijven langer bezet voor het leger van 600.000 werkzoekenden. Ook erkent de regering dat het beeld minder rooskleurig is als ouderen hun werk verliezen. Van de werklozen van 55 jaar heeft gemiddeld 45% binnen twaalf maanden een baan gevonden. Bij werklozen van 60 jaar is dat slechts 20%. Langdurige werkloosheid komt onder ouderen ook relatief vaak voor, zo stelt de regering glashelder vast.
De werkloosheid is de afgelopen maanden gedaald, maar niet onder ouderen. Integendeel. In 2010 was in de leeftijd van 60 tot 65 jaar nog 4% werkloos. In het eerste kwartaal van dit jaar was dit volgens het economisch bureau van ING opgelopen tot bijna 10%. De teruggang van de werkloosheid is zeer ongelijk verdeeld over de generaties. Terwijl de veel te hoge jeugdwerkloosheid gelukkig terugliep met ongeveer 3,5%, is het werkloosheidcijfer van de groep 55- tot 65-jarigen met 8,4% nog nooit zo hoog geweest. In die situatie is het nu invoeren van de genoemde oneerlijke concurrentie volstrekt onverantwoord.
Bij dit alles doet zich een nieuw en belangrijk feit voor sinds de wet is behandeld in de Tweede Kamer. Momenteel melden zich in Nederland duizenden vluchtelingen. Onze oud-collega senator en SCP-directeur Kim Putters stelt dat de meesten hier zullen blijven en aan een baan moeten worden geholpen. Dat legt weer eens een extra druk op de arbeidsmarkt. Deelt de minister deze opvatting?
Ook wil de 50PLUS-fractie graag antwoord op de volgende vraag. Wat vindt de minister van een onlangs door een voorzitter van de werkgevers verkondigde opvatting dat juist hoger opgeleide Syriërs in Nederland welkom zijn en hier snel een baan moeten kunnen vinden? Vindt hij het voor Syrië juist dat dat land met vooral lager opgeleiden bevolkt blijft? Wat vindt de minister van het feit dat gevluchte medici hier in de ziekenhuizen aan het werk willen terwijl de ziekenhuizen in Syrië onvoldoende hulp kunnen bieden aan de vele slachtoffers? En als die hoger opgeleiden hier een baan krijgen, we tegelijkertijd de AOW-leeftijd versneld verhogen en dan nu ook deze wet willen invoeren, wat is dan het effect op de jeugdwerkloosheid en de werkloosheid onder de vele ouderen die nu al geen werk kunnen vinden? Kan de minister een beschouwing geven hoe hij dit alles ziet?
Samenvattend: de huidige grote werkloosheid van 600.000 mensen, de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd waardoor vele functies langer dan voorzien bezet zullen blijven en het nieuwe gegeven sinds de behandeling in de Tweede Kamer dat door de komst van vele vluchtelingen het arbeidsaanbod verder verruimd gaat worden, maken het noodzakelijk deze wet niet per 1 januari 2016 te laten ingaan. Wij vragen de minister of hij tot uitstel bereid is.