Verslag van de vergadering van 22 september 2015 (2015/2016 nr. 1)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 16.22 uur
Mevrouw Nooren i (PvdA):
Voorzitter. Een bekend Nederlands spreekwoord luidt als volgt: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje. Het spreekwoord drukt uit dat iemand die in een arm gezin wordt geboren, niet zo veel zal bereiken in het leven. Gelukkig leven we in Nederland in een tijd en samenleving waarin we ernaar streven dat talent en inzet de kans op een opleiding of goede maatschappelijke positie bepaalt en niet iemands familiaire achtergrond of de financiële situatie van het gezin waarvan hij onderdeel uitmaakt. In de afgelopen eeuw is er veel bereikt op het gebied van gelijke toegang tot onderwijs voor alle kinderen en jeugdigen. In de samenstelling van deze Kamer zie je een weerslag van deze ontwikkeling. Velen van ons, onder wie ik zelf, zijn beter geschoold dan hun ouders. Wij hebben kansen gekregen om onze talenten via goed onderwijs te ontwikkelen en te benutten. Talenten die nu ingezet worden in wetenschap, maatschappij en politiek. Het is mij een eer en genoegen om met deze bagage, samen met 74 deskundige collega's, een bijdrage te leveren aan de rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wetgeving. Daarbij is het mijn ambitie om bijzondere aandacht te hebben voor de betekenis van wetgeving voor de positie en rol van kwetsbare mensen in onze samenleving. In mijn werk bij Bartiméus merk ik elke dag wat het betekent voor mensen met een visuele beperking om afhankelijk te zijn van anderen om mee te tellen en een zinvol leven te hebben. Er is nog veel te doen om daadwerkelijk te kunnen spreken van een inclusieve samenleving.
Het is mijn stellige overtuiging dat wetgeving, zeker ook op het gebied van onderwijs, beoordeeld moet worden op haar bijdrage aan een rechtvaardige maatschappij, waarin alle mensen onafhankelijk van talenten, afkomst en achtergrond welkom en gelijkwaardig zijn. Zeker mensen met een beperking of anderen die om wat voor reden dan ook moeite hebben met de steeds complexer wordende samenleving verdienen daarbij onze bijzondere aandacht.
De PvdA staat voor een ongedeelde samenleving met gelijke kansen voor iedereen. Zij heeft zich hier altijd voor ingezet en zal dat ook altijd blijven doen. Onderwijs dat kansen biedt voor alle kinderen en jeugdigen en hen uitdaagt hun talenten te ontwikkelen, is daarvoor cruciaal. Een ambitie waar nog inzet voor nodig is, zo blijkt ook uit onderzoek. Onderwijsachterstanden hangen samen met kenmerken van het gezin waarin een kind opgroeit. Nog steeds is de opleiding van de ouders de meest bepalende factor voor het latere schoolsucces van kinderen. Bovendien blijkt uit onderzoek dat jongeren die geen diploma hebben of laagopgeleid zijn minder kans hebben om een baan te vinden. Kortom, er is nog veel werk aan de winkel.
Het investeren in onderwijs dat kinderen de mogelijkheid biedt zich te ontwikkelen en dat daarbij boeit, bindt en uitdaagt, is daarom van groot belang. Met het wetsvoorstel over meertalig onderwijs in het basisonderwijs wil de staatssecretaris hier een bijdrage aan leveren. Wij danken de staatssecretaris voor zijn antwoorden op de diverse vragen die door verschillende fracties ter voorbereiding van deze plenaire behandeling zijn gesteld.
De staatssecretaris heeft in de ogen van onze fractie helder beargumenteerd waarom hij met dit wetsvoorstel ruimte wil bieden aan scholen die hun leerlingen al op vroege leeftijd een vreemde taal willen leren en daarbij die vreemde taal als voertaal willen gebruiken door de zogeheten onderdompelingsmethode. Dit is immers nu alleen toegestaan voor een beperkt aantal scholen dat al participeert in de pilot meertalig onderwijs. De staatssecretaris gaat ervan uit dat via tweetalig onderwijs kinderen beter voorbereid kunnen worden op een steeds internationaler wordende samenleving. Hij is ervan overtuigd dat de kansen voor kinderen wat betreft taalvaardigheid beter worden, als zij vroegtijdig les kunnen krijgen met Engels, Frans of Duits als voertaal. Wij vinden het een verrijking dat met dit wetsvoorstel aandacht wordt gegeven aan het belang van alfavakken in het onderwijs en specifiek aan het goed beheersen van de taal. Vroegtijdig in contact komen met andere talen dan de moedertaal heeft over het algemeen positieve effecten op taal- en andere vaardigheden. Daar is eerder ook al iets over gezegd. Dit blijkt overigens ook uit het inventariserend internationaal onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat in opdracht van de staatssecretaris bij de pilot is uitgevoerd. Als PvdA-fractie zijn wij ervan overtuigd dat aansprekende, uitdagende lesvormen het beste naar boven kunnen halen bij kinderen én hun docenten.
Uit het wetsvoorstel en de beantwoording van vragen die zijn gesteld in de parlementaire behandeling spreekt een groot vertrouwen van de staatssecretaris in het zelfregulerende vermogen van het onderwijs. Op vragen over het wetsvoorstel antwoordt de staatssecretaris dat het aan de onderwijsinstellingen zelf is om te bepalen hoe de lessen in het Engels, Frans of Duits als voertaal vormgegeven worden. Het meer ruimte geven aan onderwijsinstellingen is een van de Kamerbreed overgenomen aanbevelingen van de parlementaire commissie-Dijsselbloem naar onderwijsvernieuwing in 2008; de heer Bruijn verwees ernaar. Echter, een belangrijke conclusie van de commissie was dat de overheid zich meer moet richten op haar kerntaak: het zekerstellen van de kwaliteit van het onderwijs.
Als PvdA-fractie onderschrijven wij dat ruimte bieden om mogelijkheden te benutten vertrouwen geeft en eigen verantwoordelijkheid uitlokt. Leren doe je immers letterlijk en figuurlijk door vallen en opstaan. Wij onderkennen dat het een zoektocht is om een goed evenwicht te vinden tussen verantwoordelijkheid nemen als overheid voor de kwaliteit van het onderwijs en de ruimte voor scholen voor de didactische en inhoudelijke invulling daarvan. Wie overigens de worsteling wil ervaren die met het zoeken van zo'n evenwicht gepaard gaat, adviseer ik de film The story of Ray Charles een keer of misschien zelfs nog een keer te bekijken. In de fase dat Ray Charles blind wordt, geeft zijn moeder ondanks haar eigen angst en onzekerheid over wat er gebeuren gaat hem de ruimte om zijn eigen weg te vinden en zelfstandig te worden. Zij let op en grijpt alleen in als het niet anders kan. Zij borgde de kaders waarbinnen Ray Charles zich kon ontwikkelen tot een fantastische muzikant. Naar analogie van dit voorbeeld verwachten wij van de staatssecretaris van Onderwijs dat hij bij de invoering van meertalig basisonderwijs alert aanwezig is, volgt hoe het proces loopt en zo nodig ingrijpt als de kwaliteit en toegankelijkheid van het basisonderwijs voor kinderen in gevaar komen.
In het verlengde van het voorafgaande hebben wij een aantal vragen over de wijze waarop de staatssecretaris bij dit wetsvoorstel zijn rol gaat invullen. Onze vragen gaan over de keuze voor Engels, Frans en Duits als tweede voertaal, over het borgen van de kwaliteit van de docenten — daar zijn al meer vragen over gesteld — over de betekenis van de veranderingen voor kwetsbare kinderen en over het effect van ouderlijke bijdragen op de toegankelijkheid van het meertalig onderwijs.
Als gekozen wordt voor meertalig onderwijs, is het logisch om te kiezen voor talen waar Nederlanders veel mee te maken krijgen. Op de vraag waarom alleen gekozen wordt voor Engels, Frans en Duits als tweede voertaal antwoordt de staatssecretaris dat dit de formele voertalen in Europa zijn. Nu is de wereld groter dan Europa. Als je mondiaal kijkt, neemt de betekenis van bijvoorbeeld een taal als het Spaans toe. Kan de staatssecretaris toelichten waarom de keuze van de tweede taal niet overgelaten wordt aan de school en de ouders?
Het tweede onderwerp waarover wij vragen hebben, betreft de scholing van de docenten die lessen in de tweede voertaal gaan geven. Uit de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel en de beantwoording van de schriftelijke vragen concluderen wij dat de staatssecretaris van mening is dat docenten via bij- en nascholing zich in de tweede voertaal moeten bekwamen. De scholing moet een plek krijgen in het professionaliseringsregister. Hoewel wij dit een prima idee vinden, is dit in onze ogen een onvoldoende garantie om de kwaliteit van de docenten te borgen. De staatssecretaris geeft in zijn beantwoording aan dat hij vertrouwt op het veld en niet wil voorschrijven wat de scholing moet inhouden. Dit wordt beargumenteerd door aan te geven dat dit in lijn is met de rest van het basisonderwijs. Als PvdA-fractie vragen wij ons af of die redenering eigenlijk wel klopt. De meeste docenten in het basisonderwijs hebben de pabo gevolgd. Het curriculum van deze opleiding is afgestemd op de vakken en de lesprogramma's in het huidige basisonderwijs. Het geven van meertalig basisonderwijs maakt daar nog geen onderdeel van uit.
Opvallend is verder dat in de onderzoeken waarnaar de staatssecretaris verwijst om de meerwaarde van het tweetalig onderwijs aan te tonen, altijd vooraf eisen worden gesteld aan de scholing van docenten. Ook de Groningse onderzoekers, de experts die betrokken zijn bij hun onderzoek en ook anderen geven aan dat je alleen les moet laten geven in een andere voertaal door docenten die daarvoor gekwalificeerd zijn. Wij willen de staatssecretaris vragen waarom hij deze adviezen niet overneemt en de borging van de kwaliteit van de docenten volledig overlaat aan het veld. Wij willen de staatssecretaris bovendien vragen hoe hij gaat beoordelen of scholen daadwerkelijk hun verantwoordelijkheid nemen en hoe hij zicht denkt te houden op de kwaliteit van het onderwijs in een andere voertaal. Ten slotte willen wij de staatssecretaris vragen op welk moment en op welke wijze hij wil ingrijpen als de kwaliteit niet goed is.
Gelijke kansen in onderwijs zijn een basis voor gelijke kansen in de rest van het leven, zo heb ik hiervoor al betoogd. Het is te prijzen dat de staatssecretaris de mogelijkheid voor tweetaligheid invoert bij zowel het regulier als het speciaal onderwijs. Scholen mogen, maar hoeven geen tweetalig onderwijs aan te bieden. Bovendien hebben zij de vrijheid om zelf te bepalen wanneer en op welke wijze les wordt gegeven in een andere voertaal. Voor ons als PvdA-fractie is het belangrijk dat tweetalig onderwijs de kansen op een succesvolle schoolcarrière van kwetsbare kinderen en in het bijzonder kinderen met een taalachterstand of leermoeilijkheden minimaal op gelijk niveau houdt. De vraag is of in het wetsvoorstel hier voldoende garanties voor zijn ingebouwd.
Als PvdA-fractie vinden wij dat voorkomen moet worden dat het vroegtijdig speels kennismaken met een taal als Engels in het onderwijs alleen voorbehouden is aan "slimme" of "rustige" kinderen. Tegelijkertijd realiseren wij ons dat het in het belang van kwetsbare kinderen kan zijn om de lesstof niet extra te verzwaren met les in een andere voertaal. De vraag is welke factoren scholen bepalend zullen laten zijn bij hun keuze en of zij bereid en in staat zijn om extra inzet te plegen om kinderen die kwetsbaar zijn deel te laten nemen aan een les in een andere voertaal. Daarbij vragen wij ons af of wij niet sluipend het risico lopen dat er een situatie ontstaat waarin kwetsbare kinderen, waaronder kinderen met een taalachterstand of leermoeilijkheden, uiteindelijk geen gelijkwaardig curriculum meer krijgen aangeboden. Hoe denkt de staatssecretaris dat te voorkomen? Bovendien roepen wij de staatssecretaris op om wat betreft gelijke kansen voor kwetsbare kinderen de vinger aan de pols te houden. Wij vinden het van belang om de invloed van de invoering van tweetalig onderwijs op deze kinderen te onderzoeken in de komende jaren, zodat er beter zicht komt op de meerwaarde en de toegankelijkheid van tweetalig onderwijs voor alle kinderen. Is de staatssecretaris hiertoe bereid en, zo ja, wanneer kunnen wij de resultaten van die onderzoeken ontvangen?
Onze laatste vragen hebben betrekking op de invloed van de invoering van meertalig onderwijs op de vrijwillige ouderbijdrage. De scholen krijgen vanuit het ministerie van OCW geen extra middelen voor tweetalige onderwijs. Daar is net al over gesproken. Wel staat een aantal subsidiemogelijkheden open voor extra scholing van docenten en zijn materialen deels kosteloos beschikbaar. In reactie op vragen over de consequenties die het zal hebben voor de vrijwillige ouderbijdrage, benadrukt de staatssecretaris vooral het vrijwillige karakter van die bijdrage. Hij verwacht op basis van de Pilot Meertalig Primair Onderwijs dat er door de invoering van meertalig basisonderwijs geen verschil zal ontstaan op basis van sociaaleconomische achtergronden van de leerlingen. De pilot was echter beperkt van karakter en met tweetalig onderwijs is al meer ervaring opgedaan in het voortgezet onderwijs. Is de staatssecretaris bekend of de ouderbijdrage op tweetalige middelbare scholen hoger is dan die op andere scholen en, zo ja, of er samenhang is met de sociaaleconomische status van de gezinnen waaruit de kinderen komen? Is de staatssecretaris bereid om de invloed van de invoering van tweetalig onderwijs op de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage te monitoren? Is hij van plan om in te grijpen als het een uitsluitend effect op kinderen uit financieel minder draagkrachtige gezinnen zou hebben?
Goed en uitdagend onderwijs is een mooie basis voor het verdere leven. Het is onze overtuiging als PvdA dat dit wetsvoorstel daar een bijdrage aan kan leveren, mits dit onderwijs kwalitatief goed is en het voor alle kinderen in Nederland mogelijk wordt gemaakt om hieraan deel te nemen. Wij zien de reactie van de staatssecretaris op onze vragen met belangstelling tegemoet.