Verslag van de vergadering van 8 december 2015 (2015/2016 nr. 11)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 16.34 uur
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik feliciteer de heer Van Kesteren nogmaals met de maidenspeech.
Het is natuurlijk een bijzonder genoegen om vandaag voor het eerst te debatteren met de nieuwe staatssecretaris. Ik feliciteer hem en wens hem succes met zijn belangrijke werk. Over de Wet natuurbescherming hebben wij inderdaad interessante en mooie debatten gevoerd met mevrouw Dijksma, de voorganger van de heer Van Dam. Wij zetten dit graag voort met hem.
Het gaat niet goed met de natuur in Nederland. Dit voorjaar verscheen het rapport State of Nature in the European Union. Nederland staat er het slechtst voor van alle Europese landen, waar het gaat om de staat van de leefgebieden van soorten. Van deze leefgebieden of habitats staat 96% er ongunstig of beroerd voor. Het Planbureau van de Leefomgeving liet in de Balans van de Leefomgeving 2014 eenzelfde beeld zien voor habitattypen en vermeldde daarnaast dat driekwart van de beschermde soorten er zeer ongunstig of matig ongunstig voorstond. Het Wereld Natuur Fonds constateert in Living Planet Report Natuur in Nederland 2015 dat de omvang van populaties van diersoorten in agrarisch gebied tussen 1990 en 2013 met gemiddeld 40% is gedaald. Onze weidevogels, zo kenmerkend voor de Nederlandse cultuurlandschappen, doen het ook buitengewoon slecht. Van de veldleeuwerik is nog maar 5% van het aantal over, van de grutto nog maar 30%. De intensivering van de landbouw in Nederland is grotendeels verantwoordelijk voor de slechte situatie van weidevogels en veel andere natuur. De intensieve landbouw, maar daarnaast ook verkeer, bebouwing en industriële activiteit zijn verantwoordelijk voor versnippering, verdroging, stikstofbelasting en andere milieuvervuiling die leefgebieden vervuilt en aantast.
Het kabinet streeft naar een robuuste natuur die tegen een stootje kan en die samengaat met de economie en de samenleving. Hoe ziet de staatssecretaris dat voor zich in een dichtbevolkt en intensief gebruikt land als Nederland, waar de intensivering van landbouw, verkeer, bebouwing en andere activiteiten doorgaat? Is de staatssecretaris het met GroenLinks eens dat voor een robuuste natuur een robuuste bescherming nodig is met robuuste milieurandvoorwaarden, dus een extensievere landbouw, hogere grondwaterpeilen, lagere bemesting, beheer dat ruimte laat voor de ontwikkeling van natuur, minder stikstofvervuiling en meer rust, duisternis en ruimte?
Het rapport over de slechte situatie van leefgebieden van soorten is een teken aan de wand. De natuur zal niet herstellen en zal niet weerbaarder en robuuster worden, wanneer aan de vervuiling, verdroging, intensivering en versnippering niets gebeurt en wanneer er geen robuuste leefruimte van voldoende omvang, verbonden in een robuust natuurnetwerk, met bufferzones aan de grenzen tot stand komt. Wij maken ons hier zorgen over, want wij hebben nog steeds te maken met een structurele bezuiniging. De grote bezuiniging, ingezet door het kabinet-Rutte I met staatssecretaris Bleker, is slechts gedeeltelijk goedgemaakt. Hoe kunnen wij dit robuuste natuurnetwerk realiseren met die bezuiniging?
Wij horen vaak dat het nauwelijks lukt om de natuur voldoende te beheren en dat het heel moeilijk lukt om nieuwe natuur te verwerven. In dat licht zijn wij dan ook zeer kritisch over de optimistische verhalen van dit kabinet dat natuur en economie wel samen kunnen gaan. Het gaat niet vanzelf, zeker niet onder het huidige beleid. Het kabinet maskeert de werkelijkheid en ontloopt keuzes; keuzes die gemaakt moeten worden om natuur te beschermen en te ontwikkelen, om landschappen te beschermen en om natuurbeleving volop mogelijk te maken.
Nederland vindt zichzelf vaak het beste jongetje van de klas. Wie echter naar de resultaten kijkt, kan niet anders dan constateren dat Nederland tot de slechtste jongetjes van de klas behoort. Ik noemde net al de resultaten die blijken uit allerlei internationale monitors. Wat wij moeten realiseren van de Vogel- en Habitatrichtlijn, is nog lang niet in beeld. Daarom zijn wij kritisch over de lobby van Nederland voor meer flexibiliteit in de Vogel- en Habitatrichtlijn. Nederland wil vooral minder, terwijl de resultaten van het huidige beleid volstrekt onvoldoende zijn. Nederland beweert dat het beschermingsniveau hoog blijft, maar anders. Eerlijk gezegd vind ik dat een bezweringsformule die zand in de ogen strooit. Wat bedoelt Nederland? Het lijkt nogal sterk op de lobby van voormalig premier Balkenende, die ook al lobbyde voor een flexibelere Vogel- en Habitatrichtlijn en van de voorzitter van de Europese Commissie indertijd, de heer Barroso, fijntjes te horen kreeg dat de bestaande richtlijnen al voldoende flexibiliteit en ruimte voor dynamiek van de natuur bieden die Nederland zo graag wil. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat zijn inzet is bij de zogenaamde "fitnesscheck" van de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Deze wet moet wat mijn fractie betreft een bijdrage leveren aan de versterking van de bescherming en ontwikkeling van natuur in Nederland. Dat is voor ons het toetsingscriterium. De wet zal drie wetten vervangen, moet leiden tot een integraal en vereenvoudigd kader, neemt de Europese regelgeving tot uitgangspunt en verankert Europese voorschriften op herkenbare wijze in de wet. Het kabinet vindt de huidige wetgeving en het huidige stelsel onvoldoende transparant en te ingewikkeld en het vindt dat juist een risico voor goede toepassing van Europese regels en een adequate bescherming. Het kabinet zegt dat het nieuwe stelsel waarover wij vandaag spreken, aanmerkelijk toegankelijker en transparanter is. Wij steunen deze doelstellingen graag, maar worden ze waargemaakt? Ik vraag de staatssecretaris nog eens helder toe te lichten waaruit blijkt dat deze nieuwe wet en dit nieuwe stelsel zoveel eenvoudiger, transparanter en toegankelijker zijn.
Daarnaast hebben wij grote zorgen of de wet wel goed uitgevoerd, nageleefd en gehandhaafd zal worden, want anders blijft een wet slechts papier. Het gaat erom wat je in de praktijk weet te realiseren. Eerlijk gezegd is de handhaving van natuurwetgeving in Nederland er de laatste 20 jaar niet beter op geworden, bijvoorbeeld door het verdwijnen van de speciale veldpolitie en door de bezuinigingen. Ook de handhaving via het ruimtelijke spoor, via het al dan niet verlenen van vergunningen en ontheffingen, staat er niet al te best op. Overheden houden er vaak niet van om economische activiteiten de voet dwars te zetten. Er is in het verleden veel oogluikend toegestaan, met als toppunt de enorme uitbreiding van de intensieve veehouderij in bijvoorbeeld Brabant en Limburg zonder dat de wettelijk noodzakelijke vergunningen waren verleend. Na jaren van gedogen zitten wij nu in de periode van het witwassen van die gedoogde situaties; ik kan het helaas niet anders zeggen. Qua toezicht en handhaving krijgt het beleid van ons een dikke onvoldoende. Wat gaat het kabinet doen om dit allemaal te verbeteren en deze nieuwe wet wel fatsoenlijk te handhaven? Zal het kabinet zorgen voor voldoende capaciteit bij de provincies? De RUD's zullen waarschijnlijk een groot deel van deze taak moeten uitvoeren. Wordt gegarandeerd dat zij voldoende capaciteit hebben? Zal er voldoende en extra financieel geïnvesteerd worden? Wij vragen een duidelijk antwoord van het kabinet.
Hoe zal de Wet natuurbescherming worden opgenomen in de Omgevingswet, die nu bij ons in behandeling is? Kan de staatssecretaris toezeggen dat het beschermingsniveau en het instrumentarium in de Wet natuurbescherming op geen enkele wijze afgezwakt zullen worden bij opname in de Omgevingswet?
Het wetsvoorstel is naar ons oordeel vooral een wet van gemiste kansen. Wij vinden dat buitengewoon jammer. Wij zien op een aantal punten vooruitgang, maar ook minpunten in de wet. Dat wil ik in deze inbreng voorleggen. Om te beginnen noem ik een aantal positieve punten. Wij zijn blij met het begrip "intrinsieke waarde van de natuur". Dat belangrijke uitgangspunt is vastgelegd in de wet. Het geeft aan hoe natuur wordt bezien: niet alleen vanuit het nut voor de mens, maar ook als waarde in zichzelf.
De vraag is natuurlijk wel hoe dat begrip wordt geoperationaliseerd. Had het niet meer handen en voeten in de wet moeten krijgen? Het kabinet heeft schriftelijk geantwoord dat het dit niet nodig acht, maar wij vinden dat jammer. Wij zouden graag een vorm van onderzoek zien of een nadere rapportage over de mogelijkheden die het kabinet ziet om dit begrip te operationaliseren. Is het kabinet hiertoe bereid?
Wij zijn ook positief over de actieve soortenbescherming die in dit wetsvoorstel wordt voorgeschreven in artikel 1.12. Dat is winst ten opzichte van de huidige wetgeving. Die actieve soortenbescherming is bijvoorbeeld van groot belang voor de bescherming van weidevogels, die onder de huidige natuur- en milieuregelgeving hard achteruit zijn gehold.
De heer Schaap i (VVD):
Ik kom terug op dat cruciale begrip in dit wetsvoorstel. Mevrouw Vos noemt dit terecht zo. Zij zegt dat natuur niet alleen iets is dat moet luisteren naar waarden die wij eroverheen leggen, maar dat je moet erkennen dat de natuur ook waarden in zich heeft. Kan zij een voorbeeld noemen van een waarde in zich die de natuur zou hebben?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Bijvoorbeeld de biodiversiteit, de diversiteit van de natuur en de diversiteit in het systeem als geheel, die natuur tot een sterk en stabiel ecosysteem maken. Ik kan me voorstellen dat je dat een waarde in zichzelf noemt en dat die waarde echt in zichzelf moet worden meegewogen.
De heer Schaap (VVD):
Dit is weer een mooi voorbeeld. Op de vraag wat een waarde an sich is, legt zij er gelijk weer een begrip overheen, namelijk de biodiversiteit. Dat is weer een menselijk begrip, een menselijk criterium dat wij eraan toekennen. Ook het begrip diversiteit moet je weer nader definiëren; welke soorten vallen er wel of niet onder? Kortom, het is steeds de mens die dat eroverheen legt. Die waarde in zich is een contradictie. Die bestaat niet. Dat is het grote probleem met dit basisbegrip in dit wetsvoorstel.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Nee, volgens mij is dit juist belangrijk omdat met dit uitgangspunt wordt erkend dat natuur ook op zichzelf een waarde is. Dat betekent dat de soortenrijkdom en de verschillende soorten het verdienen om beschermd te worden, om te kunnen blijven bestaan, en dat de ecosystemen en de omstandigheden dusdanig zijn dat dit mogelijk is. Dat wil niet zeggen dat dit altijd de enige absolute waarde is, maar dit laat wel zien dat de waarde van de natuur een belangrijke rol speelt wanneer je gaat wegen wat het belangrijkst is.
De heer Schaap (VVD):
Dus toch weer wegen, dus toch weer proportioneel zijn. Dus ben je als mens bezig dat allemaal op een rij te zetten. Wij hoeven hierover niet tot in het oneindige te discussiëren, maar ik geef mevrouw Vos op een briefje dat zij elke keer vastloopt met die stelling dat de natuur dit ook in zich heeft. Je blijft van de natuur af, dan is ze intrinsiek, dan laat je haar mooi haar gang gaan, of je beheert haar, je bent ermee bezig. Dan definieer je als mens wat je met de natuur wilt. Het is het een of het ander, maar een mengvorm van die twee werkt niet.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik ben het niet eens met de heer Schaap. Het gaat er juist om dat je als mens zorgt dat de omstandigheden dusdanig zijn dat die natuur de ruimte heeft om te bestaan. Dat is volgens mij de opdracht die het begrip "intrinsieke waarde" in ieder geval aan ons geeft. De heer Schaap en ik zullen hierover vast nog regelmatig de degens kruisen. Dat zou ik heel leuk vinden.
Ik sprak over de actieve soortenbescherming in artikel 1.12. Wij vinden het positief dat dit is opgenomen in het wetsvoorstel. Daaraan gekoppeld zijn wij ook blij met de introductie van het instrument "programma" in artikel 1.13 in het wetsvoorstel. Via een algemene maatregel van bestuur kan bepaald worden dat een programma wordt vastgesteld dat tot doel heeft, mede met het oog op een evenwichtige duurzame economische ontwikkeling, de instandhoudingsdoelen van gebieden of soorten te verbeteren. Daarmee kan bijvoorbeeld de actieve soortenbescherming van weidevogels gerealiseerd worden. Dit is positief.
Mijn fractie heeft wel de indringende vraag of het kabinet dit instrument, dat landelijke programma, ook daadwerkelijk gaat inzetten, bijvoorbeeld gericht op actieve bescherming en herstel van weidevogelpopulaties, zoals ook is gevraagd door de Tweede Kamer via de motie-Grashoff/Leenders. Wij zijn er nog niet gerust op, want wij hebben de brief over het weidevogelbeleid gelezen die de staatssecretaris op 30 november aan de Tweede Kamer stuurde. Wij lezen daarin vooral dat hij spreekt over een plan van aanpak, maar niets over een programmatische aanpak en inzet van het instrument "programma", dat veel gerichter doelen, maatregelen en financiering regelt en echt regelt dat er resultaten moeten worden geboekt. Dat is echt een verschil met hetgeen de staatssecretaris heeft geschreven. Wij vinden dat de staatssecretaris, gezien de slechte resultaten tot nu toe van het agrarisch natuurbeheer, te makkelijk denkt dat het wel goed komt als we het met de agrarische collectieven doen. Wij zijn van mening dat juist de inzet van zo'n landelijk programma cruciaal is om de weidevogelpopulaties weer op gang te krijgen. Gaat de staatssecretaris dat doen? Is hij daartoe bereid?
Nog een positief punt is dat de Tweede Kamer ervoor heeft gezorgd dat de bescherming van landschappen, ook door de provincies, een plaats in het wetsvoorstel heeft gekregen. Helaas zit hier geen verplichting aan vast. Provincies mogen het wel of niet doen. Dat vinden wij erg vrijblijvend. Wij vragen het kabinet om hier kritisch naar te kijken en te monitoren in hoeverre waardevolle landschappen in Nederland voldoende beschermd worden en blijven, en zo nodig aanvullende maatregelen te nemen wanneer belangrijke landschappelijke waarden verloren dreigen te gaan. Is het kabinet hiertoe bereid?
Er staan ook punten in dit wetsvoorstel die wij kritisch bekijken. Allereerst ontbreken sterke sturingsmogelijkheden door het Rijk, nu het natuurbeleid grotendeels is gedecentraliseerd. Dat is geen nieuwe inbreng van mijn fractie. Wij hebben dit ook ingebracht tijdens het debat over de decentralisatiewetgeving en in onze schriftelijke inbreng. Wij zien niet hoe het Rijk invulling kan geven aan zijn systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van natuur in Nederland zonder bijvoorbeeld het instrument van de aanwijzingsbevoegdheid. Hoe kan Nederland nu zijn verantwoordingsplicht in Europa waarmaken, waar het er niet zelf voor heeft gezorgd te kunnen ingrijpen, en ook tijdig te kunnen ingrijpen, wanneer duidelijk is dat resultaten die vereist zijn voor bijvoorbeeld de Vogel- en Habitatrichtlijn niet behaald gaan worden door de provincies? Het kabinet wijst dan op het inzetten van de Provinciewet, maar de staatssecretaris weet net zo goed als ik dat die zelden wordt gebruikt. Een provincie moet het wel verschrikkelijk bont maken voor het Rijk ingrijpt. Hoe ziet de staatssecretaris dat voor zich en hoe gaat hij de resultaatsverplichting waarmaken die op zijn schouders rust, bijvoorbeeld tegenover Europa?
Een aanvulling hierop is het rapport van de commissie-Van Vollenhoven dat onlangs verscheen. Wij voelen ons gesterkt in dit zorgpunt, want deze commissie schrijft dat bij haar de indruk bestaat dat het Rijk, met het nieuwe wetgevingsstelsel en de achterliggende filosofie van de wet, de regie over natuur van nationaal belang uit handen lijkt te geven. Daarom pleit de commissie-Van Vollenhoven voor Rijksnatuurmonumenten, die het Rijk aanwijst, waar het Rijk de kaders voor stelt en voldoende middelen voor vrijmaakt. De uitvoering en het beheer blijven de taak van de provincies, maar het Rijk moet volgens deze commissie een veel sterkere regisserende rol gaan spelen bij de natuur van nationaal belang. Deze commissie roept het Rijk dan ook op om gebruik te maken van artikel 2.11 in het wetsvoorstel, dat de aanwijzing door de minister van bijzondere nationale natuurgebieden mogelijk maakt. De commissie spreekt over natuur van nationaal belang, die al de 231 Rijksnatuurmonumenten omvat, waaronder 163 Natura 2000-gebieden. Is de staatssecretaris bereid om inderdaad die stevige regierol te pakken en actief gebruik te maken van artikel 2.11 om bijzondere nationale natuurgebieden aan te wijzen?
De commissie-Van Vollenhoven zegt ook dat juist de beschermde natuurmonumenten behouden dienen te blijven als Rijksnatuurmonumenten. Is de staatssecretaris bereid om dit te doen? Deze beschermde natuurmonumenten worden geschrapt in dit wetsvoorstel. Het kabinet zegt dat dit niet zo erg is omdat ze allemaal vallen onder het Natuurnetwerk of Natura 2000, maar er valt wel degelijk 5% niet onder. Wat gaat daarmee gebeuren?
Een ander probleem is dat deze beschermde natuurmonumenten vaak beschermd waren omdat ze belangrijke landschappelijke of cultuurhistorische waarden hadden. Die zijn juist niet zo strak gedefinieerd en strikt beschermd onder bijvoorbeeld Natura 2000. Hoe gaat de staatssecretaris dit gat, dat wel degelijk valt, dichten? Gaat hij de commissie-Van Vollenhoven hierin volgen?
De staatssecretaris regelt in dit wetsvoorstel een Natuurnetwerk, maar dat krijgt geen handen en voeten.
De heer Schaap (VVD):
Even ten principale: u zegt dat het Rijk veel meer beleidsmatig initiatief naar zich toe moet halen, maar ook een bijna integrale verantwoordelijkheid voor alle heel mooie natuurobjecten en monumenten. Daarbij zei u eigenlijk dat dan de uitvoering wel bij de provincie kan liggen. Houdt dit in dat u de decentralisatie, dus het verleggen van een grote bulk van het beleid naar de provincies, afwijst en dat u een renationalisatie van het natuurbeleid wilt?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Mijn fractie is niet gelukkig met de wijze waarop de decentralisatie vorm heeft gekregen. We hebben er indertijd tegen gestemd, overigens ook omdat er een enorme bezuiniging op lag. Wij bepleiten dat het Rijk wel degelijk een regierol houdt waar het gaat om natuur van nationaal belang en die op zijn minst invult door bijvoorbeeld te zorgen voor een aanwijzingsbevoegdheid die het mogelijk maakt om in te grijpen als het verkeerd gaat. Eerlijk gezegd vind ik dat interessant. Ik zou de commissie-Van Vollenhoven willen volgen door te vragen om nog scherper aan te geven wat die natuur van nationaal belang is en dus een sterkere rol te nemen in dit geheel.
De heer Schaap (VVD):
Ik heb er zelf voor gepleit dat het Rijk goed oppast bij grensoverschrijdende elementen, dus dat de provincies zich niet terugtrekken binnen de grenzen. Mijn insteek was dus meer dat het Rijk het geheel even in de gaten moet houden en dat het er iets mee moet doen bij de provincies, maar dat het beleid rustig bij de provincies moet blijven. Ik beluister bij u toch duidelijk de wens om het terug te halen naar het Rijk en dat de provincies daarbij dus geen regierol hebben, maar meer een tussenstation zijn voor het uiteindelijke beheer en de uitvoering.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik pleit er in elk geval voor dat de verantwoordelijkheid voor natuur van nationaal belang voldoende gedragen wordt door het Rijk. Hoe dat precies vorm krijgt, is een andere vraag. U hebt gelijk dat de decentralisatie een feit is en in die zin de politieke realiteit is. Ik zou echter wel willen bekijken hoe het Rijk er toch voor kan zorgen dat het scherpere mogelijkheden heeft om er wel degelijk voor te zorgen dat juist de natuur van nationaal belang voldoende wordt beschermd en behouden blijft. Overigens steun ik u wel waar u zegt dat die provinciegrensoverschrijdende natuur extra aandacht verdient. Dat ondersteun ik.
De heer Dercksen i (PVV):
Wij zijn ook geen groot voorstander van decentralisatie van het beleid. Over de uitvoering en het toezicht kun je spreken. Wat gaat dit straks in de praktijk echter betekenen? GroenLinks zit ook in een aantal provincies in het bestuur. Alle provincies komen straks met een natuurvisie. Zegt u dat u, ook in de provincies waar u in het bestuur zit, niet nog een extra kop gaat zetten op wat het Rijk nu voorschrijft? Of zegt u: ik heb die vrijheid nu om decentraal extra beleid te formuleren, dus ik toe het toch? Dat staat immers toch wat haaks op het verhaal dat u nu houdt.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Nee, dat denk ik niet. Waar wij sterk voor staan, is in elk geval dat waar het om natuur van nationaal belang gaat — in feite weten we wat dat is, want dat hebben we allemaal gedefinieerd — het Rijk ervoor zorgt dat die natuur beschermd en behouden blijft. Ik nodig het kabinet uit om met het rapport-Van Vollenhoven in het achterhoofd een sterke rol te pakken. Hoe dat precies moet, is nog even een vraag. Het lijkt mij echter van belang. Dat laat provincies natuurlijk volkomen vrij om daar waar naar hun mening belangrijke natuur is die niet onder het nationale belang valt, maar die zij wel van groot belang vinden, die extra te beschermen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om bijzondere landschappen. U zult begrijpen dat GroenLinks daar alleen maar heel warm voorstander van is. Wat ons betreft mag er veel meer geïnvesteerd worden, ook financieel, in natuur in Nederland.
De heer Dercksen (PVV):
Daar onderstreept u het beleid dus niet mee. U zegt eigenlijk dat u wilt dat het Rijk wat doet, maar dat u in de provincie toch de vrijheid hebt om op bepaalde gebieden ook wat te doen. U bent dus eigenlijk geen tegenstander van die decentralisatie. Ik ben ook heel enthousiast over het voorstel van de heer Van Vollenhoven. Mijn perceptie van dat voorstel is echter dat je een aantal grotere gebieden aanwijst en ophoudt met al die kleinere gebiedjes, zeg maar het geneuzel in de marge: al die verschillende soorten en typen waar we nu mee zitten, die nu zijn aangewezen en worden aangewezen. Mijn perceptie van het rapport van Van Vollenhoven is — ik proef dat een beetje en wil van u weten of dat zo is — een andere dan de uwe. Als ik het goed begrijp, wilt u naast die grotere gebieden van Van Vollenhoven, als ik ze zo mag noemen, toch door blijven gaan met allerlei micronatuur.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Dat wil de heer Van Vollenhoven overigens ook. Hij zegt in zijn rapport dat hij rijksnatuurmonumenten wil, provinciale natuurmonumenten en gemeentelijke natuurmonumenten. Ik zou inderdaad willen zeggen dat we waar waardevolle natuur is, moeten proberen om die beschermen en te behouden. Dat is in elk geval voor GroenLinks een belangrijk doel in haar politieke opstelling.
Voorzitter, ik moet door. Ik wil de staatssecretaris voorhouden dat het natuurnetwerk weliswaar wordt genoemd in de wet, maar dat het geen handen en voeten krijgt. Er staan geen krachtige instrumenten voor de realisatie, de instandhouding en de bescherming van het natuurnetwerk in de wet. Voor de Natura 2000-gebieden, die slechts de helft van het natuurnetwerk vormen, geldt strikte bescherming door de Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor de andere helft van het natuurnetwerk is in feite alleen het ruimtelijk spoor het beschermingsregime en geldt het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, het Barro, zoals nu ook al het geval is. Wij vinden het vreemd dat niet alle gebieden van het natuurnetwerk gewoon onder het eenduidige beschermingsregime van deze wet zijn gebracht. Waarom blijft er nu naast deze wet nog dat aparte ruimtelijke spoor, het Barro, bestaan, dat dan de niet-Natura 2000-gebieden moet beschermen?
Eerlijk gezegd vinden wij dat niet passen bij de lijn van het kabinet, dat zegt dat het een eenduidig, transparant en inzichtelijk beschermingssysteem voor natuur in Nederland wil hebben. Het maakt het op deze manier zelf echt onduidelijk en ondoorzichtig. Naar ons idee betekent dat dat een deel van de natuur onder een zwakker beschermingsregime valt dan wij wenselijk achten. Wij zien bijvoorbeeld het probleem ontstaan dat actieve natuurbescherming en actieve instandhouding van soorten onvoldoende van de grond zullen komen voor juist de gebieden en soorten die niet onder Natura 2000 vallen. Wat gaan provincies en gemeenten op dat vlak ondernemen?
Een probleem bij het natuurwerk is ook dat er geen externe werking geldt, zoals bij Natura 2000 wel het geval is. Daar is geregeld dat wanneer je om Natura 2000-gebieden heen dingen wilt doen die ingrijpen op de gunstige staat van instandhouding van de soorten, dat niet zomaar mag. Dat mag alleen maar als je ervoor zorgt dat die gunstige staat van instandhouding gewaarborgd is en er een absolute maatschappelijke noodzaak is, er geen alternatief is; als er compensatie is wanneer het echt niet anders kan. Dat is strikt geregeld, maar niet voor de natuurnetwerken. De vraag is waarom dat niet in deze wet is geregeld voor dat gehele natuurnetwerk, Natura 2000 of niet.
De heer Dercksen (PVV):
Ik noem even een voorbeeldje uit de praktijk. Bij Vianen, bij ons in de provincie, heb je de ehs, die tegenwoordig NNN (Natuurnetwerk Nederland) heet. Dat heeft dus geen invloed op de omgeving. Dat maakt niet uit. Nu wil men in de gemeente Vianen windmolens neerzetten. Betekent wat u net zei dat volgens u, als u nu de keuze krijgt, de werking zich moet uitstrekken tot de omgeving van die NNN-gebieden? Zegt u eigenlijk dat in gebieden rond de NNN geen windmolens neergezet mogen worden? Toevallig zitten er een heleboel rodelijstvogels in dat gebied, en die gaan al die windmolens in. Hoe ziet u dat?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Het is een creatieve vondst van de collega. Natuurlijk moet je bij het neerzetten van windmolens altijd kijken wat voor effecten dat heeft op de omgeving en op de natuur. Als daar precies een pad ligt waar heel veel vogels zwermen, moet je inderdaad kijken of dat de goede plek is. Het lijkt me echter dat dat niet altijd het geval is. Dit concrete geval ken ik niet. Wat je ook doet, je moet daar wel rekening mee houden.
Voorzitter, ik zie dat ik tempo moet maken. Wij hebben een aantal kritische vragen aan het kabinet over soortenbescherming. Verboden handelingen worden alleen bij opzet strafbaar. Gelukkig betreft dit wel voorwaardelijke opzet, omdat er Europese jurisprudentie is. Ik hoor hier overigens graag een bevestiging van de staatssecretaris van. Dit ondermijnt de handhaving. Die wordt nu moeilijker. Ook nu is echter de handhaving niet al te best, zoals ik al zei. Het gaat ons om de vraag of de handhaving wordt verscherpt en of de gronden op basis waarvan vrijstellingen kunnen worden verleend of verboden kunnen worden opgeheven, worden verhelderd en aangescherpt. Daar hoor ik graag nog een antwoord van de regering op. Het mag immers niet zo zijn dat provincies straks heel makkelijk ontheffingen of vrijstellingen gaan verlenen aan gemeenten, bijvoorbeeld omdat soorten overlast veroorzaken in de bebouwde kom. Er moeten op zijn minst heel scherpe en duidelijke criteria zijn voor wanneer je dat wel of niet kunt doen. Hoe gaat het kabinet voorkomen dat op deze manier wellicht toch Europese beschermingsregels met voeten worden getreden?
Wij vinden het buitengewoon jammer dat veel zeevissen die nu nog beschermd zijn onder de Flora- en faunawet straks niet meer onder deze wet vallen. Wij zien wel degelijk dat de bescherming van zeevissen minder wordt dan tot nu toe het geval is. Wij zouden graag zien dat de staatssecretaris deze wetgeving en de effecten voor zeevissen die niet meer onder het beschermend kader van de Natuurbeschermingswet vallen, evalueert en de Kamer informeert over de gevolgen voor en de ontwikkeling van deze populaties. Een goede monitoring is cruciaal om in de gaten te houden hoe soorten zich ontwikkelen en om op tijd te zien of een soort achteruitgaat of bedreigd wordt. Wij pleiten er zeer voor dat de monitoring kwalitatief goed inzichtelijk is en eenduidig, zodat er goede rapportages uit de provincies komen die vergelijkbaar zijn. SOVON heeft ons daarvoor in de hoorzitting gewaarschuwd. Men maakt zich zorgen dat er rond jacht andere telmethoden, andere meetmethoden en andere monitoringmethoden worden gehanteerd. Is de staatssecretaris het met ons eens dat wij moeten komen tot eenduidige en objectieve tel- en meetmethoden en dat dit moet leiden tot een databank die openbaar en gratis toegankelijk is voor iedereen? Wij denken dat dit juist met het oog op handhaving en participatie van mensen in de natuur in Nederland van belang is. Is de staatssecretaris daartoe bereid?
Ik heb een aantal opmerkingen over de jacht. Wij zijn buitengewoon teleurgesteld dat in de Tweede Kamer via een amendement van VVD en PvdA strikte regelgeving, die in feite voor alle jacht plannen vooraf verplicht stelde waaruit de noodzaak van bejagen blijkt, uit de oorspronkelijke wet is gehaald. Dat betreuren wij zeer. Wij begrijpen niet dat coalitiepartner PvdA, die het nota bene in haar verkiezingsprogramma had staan en die voortdurend bij monde van staatssecretaris Dijksma zei dat zij de plezierjacht ging verbieden, hiermee akkoord is gegaan. Nu zijn er alleen meldingen achteraf en is de plezierjacht, die in het oorspronkelijke wetsvoorstel onmogelijk werd gemaakt, in feite gewoon weer mogelijk. Ook dat betreuren wij zeer, evenals het feit dat de wildlijst niet geschrapt is. Er blijven vrij bejaagbare soorten. In de samenstelling van de faunabeheereenheden krijgen gelukkig nu ook dieren- en natuurbeschermingsorganisaties een plek, maar nog niet de evenredige plek en de sterke stem die wat ons betreft noodzakelijk zijn. Is de staatssecretaris bereid om op zijn minst de samenstelling van de faunabeheereenheden evenredig te maken?
Ik kom tot een afronding. Wij vinden dat er veel kansen gemist zijn, kansen om de plezierjacht te beëindigen, kansen voor een betere bescherming van gebieden en soorten. De grote vraag is voor ons: wordt het slechter of beter met deze wet? Veel hangt af van de beantwoording door de staatssecretaris. Voor ons zijn een paar toezeggingen cruciaal. Wij vinden dat de actieve bescherming daadwerkelijk handen en voeten moet krijgen doordat het Rijk de programmatische aanpak invulling geeft en actief vormgeeft. Is het kabinet hiertoe bereid en kan het toelichten hoe het die actieve soortenbescherming gaat invullen? Ik zei al dat een wet papier blijft zonder een goede uitvoering, maar zeker ook zonder een goede handhaving. Is de staatssecretaris bereid om de handhaving te intensiveren zodat er voldoende capaciteit beschikbaar is om deze natuurwetgeving echt goed en intensief te handhaven? Is de staatssecretaris bereid om zijn systeemverantwoordelijkheid te nemen en daarvoor, als dat nodig is, extra financiële middelen beschikbaar te stellen? Wil hij ons via monitoring laten zien wat de effecten van die nieuwe handhaving zijn?
De jacht is een pijnpunt. Wij hopen echt dat de staatssecretaris met een aantal toezeggingen komt. Ten slotte is voor ons een goede en eenduidige monitoring een belangrijk punt. Wij wachten met spanning de beantwoording van de staatssecretaris af om uiteindelijk onze afweging te kunnen maken.
De voorzitter:
Dank u, mevrouw Vos. Ik ben heel soepel geweest. Dat hebt u gemerkt. Dat wilde ik maar even vaststellen.