Verslag van de vergadering van 14 december 2015 (2015/2016 nr. 12)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 21.20 uur
De heer Backer i (D66):
Voorzitter. Allereerst feliciteer ik collega Van Rij, die een mooie loopbaan van hoofd van een schoolkrant tot senator voor het CDA achter de rug heeft. Ik constateer ook meteen een stijlbreuk binnen het CDA, want voortaan gaat alles openbaar en niet in de achterkamertjes. Dat verwelkom ik zeer. Ook feliciteer ik de heer Köhler, die de stijlfiguur van het sarcasme vanavond tot grote hoogten heeft weten op te zwepen. Maar ik weet waar de SP voor strijdt en dat heeft mijn sympathie, hoewel we vaak andere oplossingen zullen kiezen.
De voorliggende wetsvoorstellen kennen een onstuimig voortraject. De staatssecretaris weet dat als geen ander. Hij is met enig schrik vrijgekomen. De media hebben er al veel over geschreven. De belastingen zijn meestal een onderwerp voor specialisten en ze zijn zelden voorpaginanieuws, maar dat was deze keer anders. Als er al zo veel buiten het parlement over is gezegd, wordt het hoog tijd dat wij er hier met elkaar over debatteren. We doen dat vanavond en morgenmiddag en zo nodig, zoals de commissie Financiën vanmiddag heeft vastgesteld, nog in een derde termijn volgende week.
De voorzitter:
Een tweede termijn.
De heer Backer (D66):
Een tweede termijn. Excuus.
De behandeling moet zorgvuldig plaatsvinden. Er is een bestaand pakket en er is een novelle, zoals vanavond al een aantal keren is genoemd. Het is een bijzondere figuur, maar het kan, en in deze verhoudingen en in de tijd die we hebben, moet het maar zo. Zowel aan de wijzigingen in de vierde nota van wijziging als in de novelle heeft mijn fractie meegewerkt. Mijn fractie heeft die wijzigingen gewenst; daarover kan ik beter meteen helderheid geven. Daaraan is vanavond ook al een aantal keren gerefereerd. Ik bespreek het pakket en de aanvullingen tezamen. Dat kan ook, want we hebben de antwoorden op de laatste schriftelijke vragen op tijd gekregen en enkele vragen zijn ook al in de Tweede Kamer gesteld. Ik dank de staf van de minister, want zij hebben ongeveer realtime de vragen beantwoord.
Bij hervormingen kon en kan het kabinet op de fractie van D66 rekenen. Het zou in strijd met de politieke logica zijn als we deze reeks niet samen kunnen voortzetten. Nu we zo'n eind gekomen zijn, willen we ook doorpakken. We staan simpelweg voor een doorlopende opgave tot aanpassing. Daar zijn we in Nederland, polderend of niet-polderend, al dan niet met een nieuwe landschapsarchitectuur, heel succesvol in. Kijk naar de OECD-statistieken, kijk naar de EU, kijk naar de ranking in de eurozone en kijk ook naar het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat door onze oud-collega Kim Putters wordt geleid, en haar rapport over de sociale staat van Nederland.
Belastinghervorming zal onderdeel moeten zijn van die aanpassing. Dat vond deze Kamer in meerderheid vorig jaar ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen en bij het Belastingplan. Hier is de motie-Van Boxtel aangenomen, die breed werd gesteund. In die motie werd de regering opgeroepen om in het voorjaar van 2015 met voorstellen voor een structurele belastingherziening te komen. Dit was een urgente kwestie en die urgentie is niet verminderd. Het is ook reden voor mijn fractie om bij het pakket 2016, en ook bij de doorkijk naar 2017, te blijven streven naar verbeteringen, naar meer emanciperende effecten dan alleen koopkracht gedreven effecten, en ook de richting in te slaan naar hervormingen: het lokale belastinggebied.
Ik sprak over "urgent". Ik citeer met instemming de woorden van professor Cnossen tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer: "Elk land heeft recht op een slecht belastingstelsel, maar Nederland heeft wel heel gretig van dat recht gebruikgemaakt". Dit, de motie-Van Boxtel en misschien ook zijn eigen ambitie, hebben de staatssecretaris ertoe aangezet om de contouren van een nieuw stelsel te schetsen. Wat blijft daar nu van over, in december van datzelfde jaar? Is de grote herziening verder weg dan ooit? Is het, om maar een metafoor uit de muziek te nemen, een prelude die ook zelfstandig kan bestaan? Of is het een ouverture, waarin de goede luisteraar al elementen van de latere delen kan horen? Ik trek geen conclusies over welke van de twee het is. Daarover komen we nog te spreken.
Had het beter gekund? Ik hoorde daarover vanavond al de nodige opmerkingen in deze Kamer. Ja, het had zonder twijfel beter gekund. Het is niet veel meer dan een stap in de goede richting. Het is kennelijk een politiek noodzakelijke tussenstap. Laten we daar niet omheen draaien. Onze ambitie om een grote belastingherziening te helpen realiseren, blijft bestaan, maar die wordt niet in één keer gerealiseerd. Ik nodig deze energieke en optimistische bewindsman uit om ons uit te leggen hoe hij denkt het project, dat nu toch enigszins stagneert, verder te brengen. Dat kan geen oponthoud dulden. Ik deel de zorg die collega Ester daarover zojuist uitsprak. Het werk is niet voltooid en tot het zo ver is, ligt het risico op de loer dat we met gebrekkige fiscale instrumenten proberen verder te roeien, dat we bijvoorbeeld een flexibiliserende arbeidsmarkt proberen tegen te houden omdat we verouderde structuren denken te kunnen beschermen. Maar dat kan niet. De fiscus zal zich moeten aanpassen aan de verschuivingen van bevoegdheden van Den Haag naar Brussel, dus naar de EU — een vloek voor sommigen, terwijl anderen weer geloven dat dat goed is — en naar de grotere, opgeschaalde gemeenten. Vandaar dat dat ook belastinggebieden zouden moeten worden. Dat is anticiperen op of je aanpassen aan vele innovaties, ook in de vorm van transacties, digitale verdienmodellen, virtuele bedrijvigheid en een grensoverschrijdende economie. Er zijn steeds minder mensen in vaste loondienst; althans, de trend gaat naar minder. De waarde uit arbeid is niet altijd de waarde die vroeger werd gesignaleerd en kon worden belast. Uitgaande van de bestaande regels wordt het ook steeds moeilijker om vast te stellen waar arbeid of een bepaalde activiteit kan worden belast. Er zijn immers ook volledig of deels digitaal geleverde producten, die de vraag oproepen waar de winst wordt gemaakt en waar de belasting over die winst van moet worden betaald. Ik hoor graag de visie van de staatssecretaris op deze ontwikkelingen.
Terwijl wij in dit land gebiologeerd zijn door migratie, waaruit voor Nederland ook kansen en niet eenzijdig bedreigingen voortkomen, gaat er tegelijkertijd bedrijvigheid internationaliseren, dus fysiek of fiscaal ons land uit naar economieën in Azië en andere groeipolen in de wereld. Er komt een vorm van TTIP aan; welke staat nog niet vast, maar er zal iets van verdere vrijhandel komen. De ontwikkeling van een capaciteit tot aanpassing is cruciaal voor onze welvaart. Die is dringend gewenst, en niet in de laatste plaats bij de Belastingdienst. Ik zeg daar maar bij dat innovatie niet hetzelfde is als toegeven aan een race to the bottom. Ze behelst aanpassingen in de richting van een economie die de meeste kansen biedt op ontplooiing door werk en leidt tot welvaart voor velen, in ons land en in de wereld, die daar nu nog maar nauwelijks van hebben geprofiteerd.
Collega Vos sprak al over de commitments die zijn aangegaan door alle landen bij de Klimaattop in Parijs. Dat was inderdaad een historische gebeurtenis. Ik heb het nog even nagekeken: a commitment to well below 2 degrees, in de richting van 1,5, waar de gehele wereld zich aan heeft gebonden. De uitvoering zal ingewikkeld zijn, maar dit is een normstelling en het is consistent met deze ontwikkelingen in ons land. Ik zou zeggen dat het bijna toeval is, maar het besluit over de uitfasering van de kolencentrales past daar heel goed bij. Het kabinet is hierin nog nooit zo ver gegaan als in de brief van 8 december. Dat is winst voor de volgende generaties, maar nu komt het aan op het verzilveren daarvan door een concreet besluit. In de richting van mevrouw Vos zeg ik dat hiervoor een aanleiding bestaat, want in dit pakket is weer een vrijstelling van de kolenbelasting opgenomen. We moeten daar eerlijk over zijn. Ik vrees bijna dat ik hiermee een interruptie heb uitgelokt.
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Het is natuurlijk geweldig dat er nu echt serieus wordt gesproken over stoppen met de opwekking van energie uit kolen. Dat is dus fantastisch, alleen heeft het naar mijn idee helemaal niets met dit Belastingplan te maken, en ook niets met de novelle. U presenteert dit nu echt als een nieuwe winst, maar volgens mij komt dat door een goede motie die de Tweede Kamer heeft aangenomen.
De heer Backer (D66):
Ik vraag collega Vos waarom dit altijd in termen van winst en verlies moet worden gezien. Ik zou zeggen dat dit voor de toekomstige generaties winst is. Er is wel degelijk een relatie met het Belastingplan, omdat die discussie, anders dan wij allebei hebben gewild, is gevoerd in het kader van het energieakkoord en die vrijstelling op de kolenbelasting opnieuw wordt ingevoerd. Als de kolencentrales die faciliteit weer krijgen, is er aanleiding om daar nu iets over te zeggen. Dat is de link met het Belastingplan, en daarom vond ik het gerechtvaardigd om daarover te spreken en om de staatssecretaris daarop aan te spreken.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik neem aan dat dit een van de argumenten is waarom D66 nu vindt dat het voor het Belastingplan kan stemmen. Ik zeg daarop: materieel is er nog niets veranderd. We wachten op de brief, die sowieso moest komen omdat het gewoon over de uitvoering van een motie van de Tweede Kamer gaat. Ik weet dat mijn collega's in de Tweede Kamer alweer hebben geprobeerd om die heffing op kolen er juist via een amendement weer in te krijgen. Als die heffing er weer in kwam, zou je denken dat we weer ergens over zouden praten. Dan zou er een resultaat zijn, maar nu is het nog even afwachten of dat resultaat ervan komt.
De heer Backer (D66):
Dat is het mooie van de pluriforme samenstelling van deze Kamer. Wij kunnen daar wel tevreden mee zijn, GroenLinks niet. Dat ligt vaak zo.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Mijn vraag was natuurlijk waarom dit voor u nu een winstpunt is. Uw fractie in de Tweede Kamer heeft wel tegen dit Belastingplan gestemd, onder meer omdat er veel te weinig ambitie was op het punt van werkgelegenheid en vergroening. U maakt nu een opmaat. In feite heeft u al gezegd dat u een stuk tevredener bent. Ik zoek nu een beetje naar waar dat in zit, naar wat de grote winst voor uw fractie is. Misschien komt dat zo meteen wel.
De heer Backer (D66):
Vindt u het goed als ik mijn verhaal afmaak? U kunt dan na afloop ervan alsnog ontevreden zijn. Dan hoor ik dat van u en kan ik het verder uitleggen.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Prima, dat gaan we dan nog even bespreken.
De heer Backer (D66):
In dat geval ga ik door met mijn betoog. Voordat mevrouw Vos mij onderbrak, wilde ik eigenlijk zeggen: dit is het einde van mijn inleidende opmerkingen. Mijn fractie is van mening dat er met de vierde nota van wijziging én de novelle én de kabinetsbrief van 8 december, dus met alle drie, sprake is van een substantiële verbetering. Er wordt wel steeds gekeken naar die novelle, maar voor ons is het totale pakket een verbetering. Hiermee geef ik meteen een antwoord op de vraag van mevrouw Vos. Deze wetsvoorstellen en de maatregelen erin hebben op termijn bij te dragen aan banengroei en vergroening, en ze leggen het fundament voor een hervorming op termijn. Het gaat daarbij om de wijzigingen in de vijfde nota van wijziging, nu de novelle, in aanvulling op de vierde, namelijk het verhogen van de IACK, de overdraagbare korting op de kinderopvangtoeslag, en de arbeidskorting. Het vertragen van de afbouw en het veranderen van de hellingshoek in de grafiek helpen om werk lonender te maken.
De heer Schalk i (SGP):
Ik wil een vraag stellen naar aanleiding van hetgeen collega Backer noemde, namelijk dat er nu een pakket ligt dat gunstig is en ons vooruithelpt. Ik feliciteer hem natuurlijk met de novelle, die blijkbaar door D66 wordt gesteund. Daarmee worden echter niet alle groepen heel erg goed geholpen. Hij begrijpt ongetwijfeld dat ik doel op de groep van eenverdieners. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen is al gesproken over de kloof die door dit Belastingplan tot vijf keer groter zal groeien. Nu is dat Belastingplan bijna werkelijkheid en is die kloof zo groot. Ik weet dat wij verschillend over eenverdieners denken, maar laat ik dat even aan de kant zetten. Laten we zeggen dat het natuurlijk van belang is dat er prikkels zijn voor mensen om te gaan werken. Een aantal mensen kan dat echter niet. Voor die mensen loopt het soms dus zo op dat ze tot vijf keer zo veel belasting betalen. Vindt de heer Backer dat nog proportioneel? Ik wilde bijna zeggen "rechtvaardig", maar dat vind ik zwaar.
De heer Backer (D66):
Als het antwoord "nee" zou zijn, waren wij de andere kant opgegaan. Wij hadden de gelegenheid om mede vorm te geven aan de laatste wijzigingen van het Belastingplan. Dat is evident uit de schriftelijke behandeling en het is ook gebleken uit de motie-Dijkgraaf/Omtzigt uit de Tweede Kamer, waarin juist voor die andere oplossingen werd gekozen en de eenverdieners er beter uit zouden komen. Wij hebben ervoor gekozen om dat niet te doen. Ik denk dat dat ons verdeeld houdt. Je kunt erover twisten of het instrument nog goed genoeg werkt. Je kunt erover twisten of het echt een vrije keuze is. Die discussie is er ook in de Tweede Kamer geweest. Ik herinner me dat er een ophoging is geweest van de TOG-bijdrage met 4 miljoen, voor degenen die de werkelijke zorg voor een gehandicapt kind of huisgenoot hebben. Maar uiteindelijk blijkt er gewoon een politiek verschil te zijn: doe je iets voor gezinnen en werkenden of doe je iets voor de eenverdiener? Als je het ene doet, doe je het andere niet, tenzij je de lastenverlichting nog verder beperkt. Die keuze is gemaakt.
De heer Schalk (SGP):
Daar ben ik het mee eens: die keuze is gemaakt. En die politieke verschillen zijn er. Maar op een zeker moment wordt het buitenproportioneel, en daar lijkt het nu erg op. Voor 2016 hebben we dat te accepteren, dus dat zij zo. Zou de heer Backer bereid zijn om mee te denken over mogelijkheden in de toekomst om deze toch wel ver doorgevoerde prikkel voor 2017 enigszins terug te dringen? In de novelle worden al plannen voor 2017 ontwikkeld. Ik ben heel benieuwd of de heer Backer en zijn partij D66 bereid zijn om toch eens mee te denken en mee te kijken; zijn daar wat meer reële beelden uit te halen?
De heer Backer (D66):
De heer Schalk vraagt het op een wijze waardoor ik bijna geen nee kan zeggen. Het valt mij bijna zwaar om dat te zeggen.
De heer Schalk (SGP):
Dan zou ik het ook niet doen.
De heer Backer (D66):
Nee, nee.
De heer Schalk (SGP):
Zeg gewoon wat u op het hart hebt.
De heer Backer (D66):
Nee, ik wil ook fair zijn. Er zijn politieke verschillen en tussen ons bestaan hierover verschillen in politieke opvattingen. Wij hebben met de SGP en de ChristenUnie de afgelopen jaren zij aan zij gestaan bij de moeilijke maatregelen. Niet omdat wij het over alles eens waren, maar wij waren het wel eens over een aantal zaken die moesten gebeuren. Op het punt van de lastenverlichting lopen de wegen uiteen. Dat is bij dit plan helder. Daarom pleit ik ook voor een fundamentelere aanpak van de belastingherziening, waarin dit punt wordt meegenomen. Natuurlijk moet het daarin worden meegenomen. Als de vraag van de heer Schalk luidt of ik vind dat dit een plaats moet hebben in die discussie, dan is mijn antwoord ja.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Schalk, op dit punt.
De heer Schalk (SGP):
Laat ik het iets preciseren. Stel dat wij tot de conclusie komen dat er mogelijkheden zijn om die kloof te verkleinen waarbij er geen substantieel banenverlies plaatsvindt. Begrijp ik goed dat de heer Backer dan bereid is om daarover mee te denken?
De heer Backer (D66):
Ik ben altijd bereid om daarover mee te denken. Het is wel opmerkelijk dat al de voorstellen van de heer Schalk wel tot banenverlies leiden. Ik relativeer dat getal want daarover zal ik straks nog spreken, maar de pijl staat tot nu toe wel de verkeerde kant op. Daarmee ben ik meteen beland op het punt waarop ik wilde doorgaan, namelijk de hoeveelheden banen en de exacte becijfering.
De voorzitter:
Wacht u nog even. De heer Van Rooijen heeft nog een vraag.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
We hebben het over keuzes maken. De ene keuze gaat over de manier waarop je omgaat met het verschil tussen een- en tweepersoonshuishoudens bij de belastingen. Daarover is een motie ingediend en aanvaard. Aansluitend heb ik een soortgelijke vraag over de verschillende behandeling van werkenden en ouderen. Hoe kijkt de heer Backer aan tegen de toekomst? Hij spreekt over een verdere belastinghervorming. Die is naar mijn mening van tafel. De middelen zijn er niet voor. Ik wil hem toch vragen of hij in welke hervormingsdiscussies dan ook bereid is om te kijken naar de positie van ouderen in vergelijking met de werkenden. Dat wil ik graag horen omdat ook daar uiteindelijk een keuze in de ene of de andere richting wordt gemaakt. Wij hebben te accepteren dat nu de tering is geworpen, maar is de heer Backer bereid om daarover verder met ons te discussiëren?
De heer Backer (D66):
Ik heb collega Van Rooijen gevolgd in zijn kruistocht voor de kiezersgroep waarvoor hij opkomt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Groep? Het zijn mensen, pardon.
De heer Backer (D66):
Het een sluit het ander toch niet uit?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De formulering is niet helemaal correct.
De heer Backer (D66):
Daar is niets mee bedoeld, maar ik merk dat de heer Van Rooijen daar erg op reageert.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter?
De voorzitter:
Nee, mijnheer Van Rooijen, even niet.
De heer Backer (D66):
Ik heb de heer Van Rooijen gevolgd in zijn kruistocht en ook in de plannen die hij wil bijbuigen voor degenen die hem het meest aangaan, die hem het meest aan het hart gaan. Laat ik het dan zo zeggen. Ik denk dat ik hem zal teleurstellen. Als wij grote keuzes moeten maken bij de herziening van de belastingen en als wij kijken naar de relatieve welvaart en de uitdagingen waarvoor wij staan, dan wordt in dit belastingplan niet voor niets met onze steun gekozen voor de werkenden die bijdragen aan de inkomstenkant van de economie en ook aan de inkomstenkant van hun eigen budget thuis. Natuurlijk zullen er uiteindelijk rechtvaardige afstanden moeten zijn. De balans met niet-werkenden en met uitkeringen moet uiteindelijk rechtvaardig en proportioneel zijn, maar ik denk dat wij een stuk uit elkaar liggen wat betreft de ambities op dat terrein.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb een aanvullende vraag over het perspectief. Het antwoord van de heer Backer is duidelijk. Ik wilde dit in de eerste termijn niet tot hem zeggen, maar hij heeft ook via de brief gedaan gekregen dat er tenminste wordt nagedacht over verruiming van het belastinggebied van de gemeenten. Laat ik het voorzichtig zeggen; wij debatteren daar de volgende week over. Daarin staat ook dat dan de belasting op werk moet worden verlaagd met 4 miljard, waarmee de keuze nu al is gemaakt door het kabinet, maar mede op initiatief van D66. Dat neem ik althans aan. 4 miljard meer naar de werkenden betekent dat er 5 miljard en 4 miljard, dus 9 miljard naar de werkenden gaat. Dit staat in het persbericht van D66. Ik heb vandaag betoogd dat 5 miljard al een brug te ver is. 4 miljard erbij is dan twee bruggen te ver. Kan de heer Backer daarop reageren? In dat voornemen krijgen de ouderen dus weer niets en betalen zij via meer gemeentebelastingen weer het gelag want uiteraard moet dat ergens vandaan komen. Zij zijn dus tweemaal de klos.
De heer Backer (D66):
Dat lijkt mij het juiste moment om dat debat te voeren in zijn volle omvang. Het debat over het lokale belastinggebied wordt sinds 1998 met het artikel van professor Geppaart — dat kent u natuurlijk ook — en allerlei publicaties daarna in alle modaliteiten gevoerd. De commissie-Rinnooy Kan heeft erover geadviseerd. Wij zijn er nog niet. Een verruiming van het lokale belastinggebied dat per saldo zwaardere lasten gaat opleggen, zal uiteraard geen meerderheid in deze Kamers kunnen krijgen. Of het dan in de opvatting van de heer Van Rooijen eerlijk is verdeeld over ouderen en anderen, kan ik nu niet beoordelen. Dat zal de uitkomst van die discussie zijn en die zullen wij dan voeren.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Van Rooijen, op dit punt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb een korte vraag. Erkent de heer Backer wel dat de ouderen niets krijgen en er dus op geen enkele manier een rechtvaardige verdeling van lasten is als de belasting voor werkenden met 4 miljard omhoog gaat?
De heer Backer (D66):
Ik vind deze conclusie wel erg kort door de bocht. Ik ga die ook niet zomaar bevestigen. Ik wil graag voortgaan met mijn betoog. De exacte becijfering van het arbeidsaanbod in het CPB-model leidt tot allerlei sommetjes, maar draagt niet bij aan de discussie. Ik was dan ook erg blij met de woorden van collega Ester. Er worden bedragen gedeeld en dan is het net of het per baan zoveel is. Het gaat om een structurele verbetering op de lange termijn. Daarbij komt ook nog het lokale belastinggebied. 35.000 plus, zeg ik dan maar. Hoeveel dat is, weet ik niet, maar het is de goede richting. Dat is het totale pakket.
Ik steun overigens wel het verzoek van collega Ester om het CPB nog eens naar die getallen te laten kijken. Ik weet uit ervaring dat dit verzoek, via hem, aan minister Kamp moet worden gericht, maar bij dezen.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, een korte vraag want ik wil de heer Backer de gelegenheid geven om iets verder te komen met zijn betoog.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Bedankt voorzitter dat u mij toch de gelegenheid geeft. Dit punt van werkgelegenheid is heel belangrijk voor D66.
De heer Backer (D66):
Voor u ook, dacht ik.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Absoluut, maar voor de Tweede Kamerfractie van D66 was dit volgens mij echt de reden om het belastingplan niet te steunen. Wat is nu volgens de heer Backer de winst, de ambitie qua werkgelegenheid, waardoor de fractie van D66 dit wel kan doen?
De heer Backer (D66):
Dit is een beetje een herhaling van zetten. Ik heb net al gezegd dat het een totaalpakket is dat ons van een "nee" naar een "ja" heeft gebracht. Die reconstructie is gemaakt. De discussie in de Tweede Kamer is over veel meer gegaan dan het pakket dat er uiteindelijk ligt. Een heel groot deel van de vierde nota van wijziging heeft onze steun gehad, maar het was niet genoeg. Uiteindelijk is het kabinet met ons in gesprek gegaan en is er een uitkomst op het gebied van banen, vergroening en lokale belasting die voor ons voldoende is. Mevrouw Vos kan het hiermee al of niet eens zijn, maar dat is de afweging geweest. Daarover ben ik open. Daarmee komt Nederland gelukkig uiteindelijk weg met een belastingplan voor volgend jaar.
De voorzitter:
Mijnheer Ester, ook voor u: één korte vraag graag.
De heer Ester i (ChristenUnie):
Zeker. De heer Backer sprak over het totaalpakket. Daaraan hangt natuurlijk een prijskaartje. Een prijskaartje van 5 miljard. Wij en ook de heer Backer hebben gezien dat het structurele begrotingstekort volgend jaar omhoog gaat naar 1,9%. In 2017 is het 2,5%. Dat is het structurele begrotingstekort. Dat is geschoond voor conjuncturele schommelingen en incidentele baten en lasten. Dat is nogal wat. De heer Backer sprak zojuist over Brussel. Hij moet straks in Brussel kunnen uitleggen dat mede dankzij zijn steun wederom de Brusselse normen niet worden gehaald. Maakt de heer Backer zich daar zorgen over of weegt hij dat anders?
De heer Backer (D66):
Ik heb goed nieuws voor collega Ester, want bij de stukken zit een brief van de Europese Commissie, die de begroting heeft beoordeeld. Ik heb dat zorgvuldig uitgezocht, want daar zat ook mijn zorg: past dit nog in het Stabiliteits- en Groeipact en de gemaakte afspraken, zeker nadat de Raad van State daarover kritisch is geweest? En dat past! Ik raad de heer Ester aan om het te lezen. Ik wil niet zeggen dat alles wat uit Brussel komt heilig is, maar binnen het Europees semester is het belangrijk dat de Europese Commissie groen licht geeft.
De voorzitter:
Heel kort, mijnheer Ester.
De heer Ester (ChristenUnie):
Maar u realiseert zich dat u boven de 60%-norm zit?
De heer Backer (D66):
Zeker, maar in de preventieve arm van het Groeipact mag dat, als je maar aangeeft structureel te gaan verminderen. Ik raad de heer Ester aan om het te lezen. Wij kennen deze materie beiden en hebben beiden gezorgd voor een sobere aanpak van de begroting. Dit is gecleared te Brussel. Ik zie de heer Ester nee schudden, maar wijs hem op de stukken.
Een aantal zaken in mijn tekst heb ik al bij interruptie besproken. Laat ik dat niet herhalen. Dat geldt ook voor het lokale belastinggebied, maar daar wil ik in het bijzonder nog over zeggen dat de situatie in Nederland vrij uitzonderlijk is. Hier is ongeveer 5,2% van de totale belasting- en premieopbrengst lokaal. In de EU is dat ongeveer 38%. Een verschuiving is dus niet zo gek. Van die 5,2% is 3,8% van de gemeente, waaraan wij zo veel dingen vragen, zoals mevrouw Vos ook aangaf. Het is dus belangrijk dat we daar iets mee doen. Heel concreet wil ik de staatssecretaris vragen naar de status van de voorbereiding die reeds op zijn departement is getroffen. Er is namelijk al eerder aan gewerkt. In de brief staat als datum van indiening "voor de zomer". Ik zou graag willen weten hoeveel daarvoor.
Onder het kopje "Mens en machine" heb ik in mijn tekst een kritische opmerking staan over het tijdstip van dit debat. Het is feitelijk bijna onmogelijk om voor het belastingjaar 2016 het optimale te bereiken doordat "de systemen" het niet toestaan. Er is door enkele woordvoerders geïnformeerd naar de extra kosten die dit meebrengt. In de uitvoeringstoets staat daar ook een en ander over. Zowel in de vierde nota van wijziging als in de novelle is een aantal voornemens voor 2017 in de plannen opgenomen. Dat gebeurt een jaar later omdat ze in 2016 niet meer konden worden doorgevoerd; denk aan de arbeidskorting en de kinderopvangtoeslag. Mijn fractie heeft daar drie observaties bij.
Ik vind het ten eerste onwenselijk als de regering zodanig laat met het belastingplan naar deze Kamer komt dat er voor het belastingplan van het eerstvolgende jaar bijna geen reparatie mogelijk is, zoals soms nodig is. Natuurlijk gaat het om enorme aantallen en een complexe verwerking bij de Belastingdienst, maar de mens zou de machine de baas moeten zijn en blijven.
Ten tweede zou deze Kamer de bespreking eerder moeten laten plaatsvinden. Ik kijk even naar de voorzitter: ik weet dat het een ingewikkelde discussie is met de Tweede Kamer, maar toch zouden we ernaar moeten streven — het is ook een hand in eigen boezem — dat we dit meteen volgend op de Algemene Financiële Beschouwingen doen. Zo kunnen we het als totaalpakket bespreken.
Ten slotte trof ik, zoals ik al zei, bij de novelle een uitvoeringstoets aan. Dat deed mij een beetje denken aan situaties die wij in het werkend bestaan ook wel tegenkomen bij plannen waarvan operationele diensten of de stafdiensten vertellen dat ze niet kunnen, te veel geld kosten, al eerder zijn bedacht, niet verstandig zijn en moeten worden verworpen. Het is te prijzen dat de staatssecretaris zijn Belastingdienst behoedt voor ontijdige en niet-uitvoerbare plannen, want we hebben in het verleden sterke staaltjes gezien waarin dat niet werd gedaan. Dat is heel goed en past ook in de aanpak die collega De Graaf heeft bepleit bij de Algemene Beschouwingen. Maar goede voornemens die vooraf kenbaar zijn en gewoon in de begrotingscyclus zitten — daar reken ik dit debat ook toe — zouden niet moeten worden gefrustreerd doordat het ministerie keuzes heeft gemaakt in fte's en ICT-systemen en ze daardoor niet meer kunnen worden gerealiseerd op basis van capaciteit. Ook zou er niet moeten worden voorgesorteerd op beslissingen die de wetgever nog helemaal niet heeft genomen. Ik herinner even aan de VAR-aanvragen voor 2016, die in de zomer al niet meer in behandeling werden genomen omdat de wet DBA onderweg was. Daar hebben de VAR-houders een brief over gekregen — voor een deel onbegrijpelijk — dat dit nog wordt voortgezet omdat het debat pas in januari is. Als we het trouwens hebben over werk en banen, ontpopt dit voorstel zich meer als een vernietiger dan een banenmachine.
Ik kom nog kort toe aan een aantal kleinere onderdelen van het pakket, die niettemin belangrijk zijn. De uitkering in het kader van het Artikel 2-Fonds steunen wij natuurlijk, met de kanttekening dat het jammer is dat dit zo lang heeft geduurd. De Wet overige fiscale maatregelen is een potpourri van schenking, divendbelasting, Common Reporting Standard, WOZ, fiscaal procesrecht, een elektriciteitsschuif en zuiveringsslib. Dit moet voortaan echt anders. Het kabinet heeft plechtige beterschap beloofd naar aanleiding van de motie-Hoekstra, die breed is gesteund. De vraag is met welke frequentie zulke moties moeten worden ingediend. Ik heb het eens nagekeken: eenzelfde motie is ingediend door senator Boorsma, ook van het CDA, in 1992 tijdens het kabinet-Lubbers/Kok. Die motie betrof dezelfde onderwerpen, is breed gesteund en zou ook tot goede voornemens leiden. Overigens heeft het CDA toen ook het belastingplan gesteund. Ik zou van de staatssecretaris willen weten wat in de toekomst zijn leidende criteria voor de verzamelwet zijn.
Ik wil nog kort stilstaan bij twee specifieke punten die vandaag nog niet aan de orde zijn geweest. Dat legitimeert dat ik er toch nog iets over zeg. In de schriftelijke voorbereiding ging het over de prejudiciële vraag. Kan de staatssecretaris ons verzekeren dat een individuele rechtszoekende niet benadeeld wordt in zijn processuele positie? Zo ja, waarom niet? Er is nog een processueel punt dat mijn fractie met enige ongerustheid beziet, namelijk de toevoeging van lijfsdwang. Dat klinkt middeleeuws en is het misschien ook. Het zit in de voorstellen als machtsmiddel van de Belastingdienst bij invordering van claims. Het is een zwaar middel. Is het met voldoende waarborgen omkleed? Ik denk aan situaties met een doolhof van toeslagen, waarbij mensen absoluut niet weten waar ze nu eigenlijk voor worden aangesproken.
Ik wil een opmerking maken over de RDA en S&O. Dat is schriftelijk ook aan de orde geweest. Mijn zorg is dat de topsectoren en grote bedrijven goed aan bod komen, maar het mkb uiteindelijk de hond in de pot zal vinden. In de Tweede Kamer is geprobeerd om dat af te dekken met een plafond. Dat heeft het niet gehaald. In de schriftelijke vragen was het betoog van de staatssecretaris naar mijn idee niet overtuigend, want het kwam neer op: het is goed omdat het goed is. Ik geef de staatssecretaris dringend in overweging niet met een herhaling van zetten te komen, maar een pas op de plaats te maken, of een oplossing te vinden om de zorgen te adresseren. Hij heeft daar in de Tweede Kamer iets merkwaardigs over gezegd. Ik zeg het even in mijn eigen woorden: als blijkt dat het niet goed uitpakt, halen we het geld terug bij degenen aan wie het is uitbetaald. Dat lijkt mij een rare figuur, of ik heb het verkeerd begrepen. Ik hoop dat de staatssecretaris dat nog even kan toelichten.
Ik kom nu bij box 3. Het is moeilijk om hierbij niet te denken aan de recente reclame van een bekende supermarkt, met het gnuivende gezicht van die belastingadviseur. Dat doet onrecht aan de gewaardeerde beroepsgroep waar ook collega's Van de Ven en Van Rij deel van uitmaken, maar het geeft wel een illustratie van het feit dat de meeste mensen weinig van dit geheel snappen. Als ze box 3 in beeld hebben bij de aangifte, snappen ze met name niet het verschil tussen het rendement op vermogen en de hoogte van de heffing in box 3. De vraag is of dat gaat verbeteren in de plannen voor 2017 en 2018. Collega Van Rij heeft er heel uitvoerig over gesproken en zijn zorgen heel duidelijk genoemd. Ik heb het ook in de stukken aangegeven. Mijn fractie is van oordeel dat de kloof met het werkelijk rendement in 2016, en misschien ook in 2017, zo groot is dat die aankondiging over de toekomst de belastingmoraal niet ten goede komt. Het is budgettair mogelijk en technisch uitvoerbaar om die kloof al in 2016 wat te verkleinen voor de kleinere spaarders. Ik noteer dat een aantal collega's hier er positief over zijn geweest. Voor 2016 is het nog mogelijk om de vrije voet iets te verhogen. De kleine spaarder profiteert daar in relatieve zin dan het meest van. Vanuit die aanpak zou je voor 2017 ook nog varianten kunnen bedenken.
Er is uitvoerig gedebatteerd in de Tweede Kamer over de vraag of er in 2018 een beter regime gaat komen en of het nu zo veel helpt dat nu al aan te kondigen. Heel fiscaal Nederland dat er voor heeft doorgeleerd, is om een oordeel gevraagd. We hebben dat ook gezien in de interessante hoorzitting van 23 november in deze Kamer. Ik zou iedereen ook aanraden het verslag daarvan nog eens na te lezen. De heer Köhler vergat nog te vermelden dat de heer Bashir van de SP en de heer Van Weyenberg van D66 samen een motie hebben ingediend in de Tweede Kamer, die ook is gesteund, die ertoe strekt het te baseren op werkelijk rendementen en die het kabinet ertoe oproept om daaraan te gaan werken. Dat lijkt mij een goede richting.
Ook als dit Belastingplan 2016 allang op de plank ligt stof te vergaren, zal deze discussie nog voortgaan. De heer Van Rij heeft aangekondigd dat hij die discussie ook zal aanzwengelen. Ik ben dan ook heel benieuwd waar dit gaat uitkomen. Opmerkelijk ten aanzien van de discussie over box 3 is dat er eigenlijk geen diepgaand debat heeft plaatsgevonden over de belasting van vermogensaanwas terwijl dat toch een heel fundamenteel punt is. Graag hoor ik de visie van de staatssecretaris daarop en op de wijze hoe dit is gegaan.
Ik rond af. Het was adembenemend om de staatssecretaris als een trapezeartiest in de Tweede Kamer bezig te zien om steun te verwerven voor zijn plannetjes. Uiteindelijk dreigde hij zonder vangnet in het zaagsel van de piste te vallen en het kabinet met hem. De staatssecretaris is net op tijd — nood breekt wet; iemand noemde het vandaag ook wel bestuurlijke vernieuwing — in de laatste fase op zoek gegaan naar steun en draagvlak en die is met D66 alsnog gevonden. Mijn fractie stond daarvoor open en heeft gaandeweg zelf kunnen ervaren hoe oplossingsgericht hij te werk is gegaan en hoezeer hij ook bereid was om verder vooruit te kijken. Ik wijs op de onderwerpen in de aanvullende maatregelen, zoals opgenomen in de brief van het kabinet van 8 december jl., te weten lokaal belastinggebied en kolencentrales, dit nog afgezien van de andere onderwerpen. Aan dit eindresultaat hebben wij zelf kunnen bijdragen en u allen hebt uit mijn betoog kunnen begrijpen dat het alles afwegende een voldoende scoort voor mijn fractie. Het is daarom niet meer dan logisch dat de fractie van D66, zoals het er nu voor staat — we moeten nog wachten op wat er in de Tweede Kamer gebeurt met de novelle — een positief eindoordeel zal kunnen vellen.