Plenair Beuving bij voortzetting behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 15 december 2015 (2015/2016 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 20.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Beuving i (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden, zowel mondeling als schriftelijk, hoewel de schriftelijke antwoorden ons vandaag wel voor problemen hebben gesteld. Ik hoop dat in het stenografisch verslag goed onderscheid wordt gemaakt tussen de schriftelijke antwoorden en de daadwerkelijk tijdens dit debat gegeven mondelinge antwoorden. Ook komt bij mij de vraag op naar de rangorde van de antwoorden, zeg ik in uw richting, voorzitter, in het geval de schriftelijke antwoorden afwijken van de mondeling gegeven antwoorden. Ik heb een aantal keren de indruk gehad dat dit het geval was. Ik voel mij in ieder geval wel genoodzaakt om een wat uitvoeriger tweede termijn te houden dan u van mij gewend bent, voorzitter.

In mijn inbreng in eerste termijn heb ik gevraagd wat de minister gaat doen om werkelijk een eind te maken aan de nijpende financiële situatie van de rechtspraak, en meer nog, wat hij gaat doen om de rechtspraak in staat te stellen de uitdagingen op het gebied van digitalisering, kwaliteitsbevordering en het terugdringen van werkdruk en wachttijden goed op te pakken. Ik heb daar geen antwoord op gekregen, laat staan een bevredigend antwoord. De verwijzing naar de 20 miljoen, en vanaf volgend jaar 25 miljoen, uit de nota van wijziging — ik meldde dat vooraf — is niet voldoende, zeker niet nu er feitelijk ook nog zo'n tien miljoen van is afgehaald. Dat heeft te maken met de beslissing in het kader van de dekking, aangegeven in de nota van wijziging, om de door de rechtspraak te veel betaalde huur niet terug te geven aan de rechtspraak.

Ik zet het nog eens op een rijtje. Het eigen vermogen van de rechtspraak komt eind 2015 op nul uit. Er is een structureel tekort van 32 miljoen ontstaan, zichtbaar op de begroting van 2016. De bezuiniging, zoals voorgesteld in het meerjarenplan van de Raad voor de rechtspraak, betreffende de zeven rechtbanken is van de baan. Eventueel kan er nog iets worden gevonden in de huisvesting, zonder dat de zaakspakketten daarmee worden gewijzigd. Dat maakt in feite dat je min of meer op een structureel tekort van 50 miljoen voor de rechtspraak uitkomt. Op basis van de nota van wijziging staat daar 20 miljoen en vanaf volgend jaar 25 miljoen tegenover, minus de afroming van 10 miljoen op de door de rechtspraak te veel aan de RVB betaalde huur.

En dan heeft de minister het nog steeds over onderhandelingen met de Raad voor de rechtspraak en over "mocht blijken dat er bij de Voorjaarsnota extra geld nodig is, dan…".… Maar ik zeg tegen de minister: dat is al gebleken! Hoeveel duidelijker moet het nog worden? Ik roep de minister in dit kader op de rechtspraak niet te behandelen als één van de vele overheidsinstanties, maar als de derde staatsmacht die ze is. Hij moet verre blijven van alles wat de indruk kan wekken dat die derde staatsmacht financieel wordt afgeknepen.

Verder wil ik nogmaals de aandacht vestigen op de ZSM-werkwijze en de rechtsbijstand, een kwestie die ik al verschillende keren aanstipte. Ik heb geen antwoord gekregen, ook omdat er meer kwesties opkwamen, op mijn tijdens een interruptie gestelde vraag waarom niet direct, althans op heel korte termijn kan worden ingevoerd dat verdachten per definitie een advocaat te spreken krijgen. Ik riep toen nog uit: hoe ingewikkeld kan dat zijn? Dit betreft de kwestie dat een verdachte in het kader van de ZSM-werkwijze per definitie een advocaat kan spreken en tegen hem kan zeggen dat hij geen rechtsbijstand wil. Uit pilots blijkt overigens dat verdachten vaak wel behoefte aan rechtsbijstand hebben. De advocaat kan ze vervolgens wijzen op de consequenties van het accepteren van de strafbeschikking en het afzien van verzet. Het voelt heel erg verkeerd als aan mensen wordt gevraagd, zonder dat een advocaat in de buurt is, of ze wel behoefte hebben aan een advocaat, terwijl ze denken: ik ga naar huis met de afdoening, no problem. Hoe ingewikkeld kan dat dus zijn? Waarom kan dit bij wijze van spreken niet direct worden ingevoerd, in ieder geval op zo kort mogelijke termijn? Ik zie niet waarom daarvoor een studie van het rapport van de commissie-Wolfsen voor nodig is.

Ik ben nog niet tevreden over het antwoord van de minister inzake de taken van het OM op het snijvlak van straf en zorg. Dit terrein lijkt nog niet te worden gedekt — ik zeg het voorzichtig — door de aanbevelingen van de commissie-Hoekstra en de uitvoering ervan. Ik noem de samenwerking in veiligheidshuizen en het brede terrein van jeugd, gezin en zeden. Het gaat echt om meer dan wat volgt uit de bevindingen van de commissie-Hoekstra.

Ik heb uit de antwoorden van de minister de indruk gekregen dat de zo breed gedeelde en indringend verwoorde zorg in deze Kamer niet volledig bij de minister is binnengekomen. Ik hoop dat uit de dupliek van de minister zal blijken dat ik dit geheel verkeerd heb gezien.

In reactie op de vraag van de heer Ruers over een in te stellen parlementaire commissie, een parlementair onderzoek, sluit ik mij geheel en al aan bij de woorden van collega Duthler. Die sluiten precies aan bij hoe mijn fractie daarin staat.

De voorzitter:

Dank. Even over de rangorde. Het is een beetje lastig. We hebben te maken met een mondelinge beantwoording en een schriftelijke beantwoording. Ik zou menen, maar het is maar een gedachte, dat wanneer sprake is van discrepantie tussen de mondelinge beantwoording en de schriftelijke beantwoording, het gesproken woord in dat geval telt, dus dat het gesprokene boven het geschrevene staat, nogmaals alleen indien er sprake is van een discrepantie tussen beide. Dat is het enige wat ik er op dit moment over kan zeggen.

Het woord is aan de heer Markuszower.