Verslag van de vergadering van 21 december 2015 (2015/2016 nr. 14)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 19.21 uur
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Voorzitter. Ook van de kant van mijn fractie natuurlijk de felicitaties aan mevrouw Oomen. Ze had een doorwrochte maidenspeech, zo mag ik wel zeggen. De ervaring spatte ervan af. Dat doen niet veel mensen haar na bij een maidenspeech. De voorzitter heeft uitgelegd hoe dat komt.
Bij alle veranderingen die in onze samenleving optreden, zal ook de uitvoering van het Nederlandse pensioenstelsel de komende tijd aan wijzigingen onderhevig zijn. Het komende jaar al zullen we met het kabinet, met name met deze staatssecretaris, in gesprek zijn over een aantal fundamentele wijzigingen in het stelsel. Hoe dat er precies uit gaat zien, is nog onderwerp van debat, maar nu al ligt er een wijziging voor die het mogelijk moet maken om de uitvoering van meerdere kleine pensioenregelingen binnen een algemeen pensioenfonds te bundelen.
Voor de fractie van GroenLinks geldt dat alle wijzigingen die ons nu en in de toekomst te wachten staan, moeten voldoen aan een aantal uitgangspunten. Pensioenregelingen moeten in onze ogen in de eerste plaats— verder noem ik de uitgangspunten in willekeurige volgorde — het belang van de deelnemers dienen, stabiel, veilig en beheersbaar zijn, deelnemers een voldoende mate van zekerheid en transparantie bieden en gebaseerd zijn op een voldoende mate van solidariteit tussen deelnemers en tussen de generaties. Ook moet een pensioenfonds voldoende mogelijkheden hebben om zich te vernieuwen in een veranderende samenleving, oftewel toekomstvast zijn. Wij vinden het ook belangrijk dat werkgevers en werknemers in gelijke mate zeggenschap hebben over de regeling en de uitvoering daarvan, de zogenaamde pariteit. Natuurlijk dienen er eisen te worden gesteld aan een fatsoenlijke governance en een betrouwbare en efficiënte uitvoering. Dat spreekt echter vanzelf.
Mijn fractie realiseert zich dat het eisenpakket bij vernieuwing van ons pensioenstelsel complex is en dat daar ook zaken bij zitten die zich tot elkaar zullen moeten verhouden. Ik noem zekerheid versus vernieuwing en het in zichzelf al complexe geheel van solidariteit in pensioenregelingen tussen de generaties. Wij toetsen in de toekomst, maar ook nu, of het wetsvoorstel dat het algemeen pensioenfonds mogelijk maakt, in voldoende mate binnen het geheel aan stelselvernieuwing dat ons nog te wachten staat, voldoet aan de belangrijkste criteria.
Kortheidshalve laat ik een aantal meer inhoudelijke vragen die andere fracties al hebben gesteld, hier achterwege.
In de afgelopen tien jaar is een groot aantal kleinere fondsen, vooral ondernemingsfondsen, verdwenen. De redenen daarvoor zijn vooral van bedrijfseconomische aard: hoge kosten, beperkte premieruimte, versterkte governance-eisen, een afnemend deelnemersbestand en een veranderende verhouding tussen actieve deelnemers en pensioengerechtigden. Uit de peilingen die het kabinet via internet heeft laten uitvoeren, blijkt dat de sociale partners de mogelijkheid tot het vormen van een algemeen pensioenfonds en de doelen daarvan breed onderschrijven. Voor ons is dat een belangrijk signaal dat er in de huidige praktijk behoefte is aan consolidatie om de grondslag, het draagvlak en de effectiviteit van het beheer te verbeteren. Dat beschouwen wij met de sociale partners als positief. Wij voegen eraan toe dat dit ook een stabielere basis biedt om sociale solidariteit in de pensioenregeling overeind te houden. Het algemeen pensioenfonds, zo realiseren we ons, zal niet op alle vragen van een toekomstvast pensioenstelsel het antwoord zijn. Met name het behouden door vernieuwen van de solidariteit over de generaties heen, vergt een goede balans met de mogelijkheid om mee te groeien met ontwikkelingen als flexibilisering en individuele wensen en behoeften van deelnemers. Dat zal in een breder perspectief aan de orde moeten komen. Wij realiseren ons ook dat er daarbij vele exogene factoren zijn die de druk op pensioenfondsen alsnog hoog houden, zoals marktontwikkelingen, rentestanden, internationalisering en maatschappelijke flexibilisering.
Voor we komen tot ons eindoordeel over het wetsvoorstel inzake een algemeen pensioenfonds, hebben we nog een paar vragen. De door het kabinet in de memorie van antwoord genoemde mogelijkheden tot innovatie leiden bij ons tot wat zorgen. Innovatie in combinatie met de financiële markten zien wij sinds 2008, maar eerlijk gezegd ook daarvoor al, als een riskante combinatie. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre de belangen van deelnemers zijn geborgd tegen al te veel vernieuwingsdrift in financiële instrumenten door welk apf dan ook?
Het btw-probleem is door verschillende fracties al genoemd. Kan de staatssecretaris ook aan ons aangeven in hoeverre ongelijke btw-behandeling van verschillende soorten van pensioenregelingen niet tot oneigenlijk concurrentievoordeel voor partijen kan leiden? Waarom niet ook, zo vragen wij in navolging van andere fracties, nog eens een externe toets op dit onderwerp laten uitvoeren, met name om te bekijken of wij niet meer in de pas kunnen lopen met wat andere Europese landen doen?
Pariteit in bestuur en toezicht vinden wij van groot belang om deelnemers en werkgevers in gelijke mate zeggenschap te laten behouden over hun eigen pensioenregelingen. Gaarne krijgen wij een toelichting op de manier waarop het kabinet voor zich ziet hoe dat met alle verschillende governancevormen die mogelijk zijn, in het apf gewaarborgd blijft. De antwoorden van het kabinet tot nu toe hebben ons op dat punt nog niet overtuigd.
We hechten, tot slot, groot belang aan een goede evaluatie over twee tot drie jaar, temeer daar in de vernieuwing van ons pensioenstelsel nog vele stappen te zetten zijn. Welke criteria wil de staatssecretaris aan de evaluatie koppelen? Wat ons betreft zijn toetsen op behoud van solidariteit, continuïteit en effectiviteit daarbij kernpunten.
De voorzitter:
Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord te voeren? Dat is niet het geval. Ik zal de beraadslaging schorsen tot morgen.
De beraadslaging wordt geschorst.