Verslag van de vergadering van 21 december 2015 (2015/2016 nr. 14)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 19.03 uur
De heer Nagel i (50PLUS):
Voorzitter. Ook wij beginnen met het overbrengen van onze felicitaties aan mevrouw Oomen voor haar boeiende en interessante maidenspeech.
Ik wil vanavond in mijn bijdrage in het bijzonder spreken over artikel 83 en artikel 84 van de Pensioenwet en de daarmee verband houdende nota van wijziging op stuk nr. 10 (34117).
Pensioenfondsen tonen weinig enthousiasme om zich door schaalvergroting binnen de structuur van een apf te heroriënteren op hun verdere bestaan. Verzekeraars blijken wel kansen te zien in de toepassing van het apf. Mede tegen deze achtergrond is het zorgelijk te moeten constateren dat de staatssecretaris het overheidstoezicht op de collectieve waardeoverdracht van artikel 83 bij een overgang naar een apf wil vervangen door het lichtere toezicht dat is geregeld in artikel 84.
De huidige geringe belangstelling van besturen van kleinere pensioenfondsen en werkgevers voor een overgang naar een apf lijkt te wijzen op een gebrek aan visie van werkgevers over de toekomst van hun pensioenfondsen en de verdere ontwikkeling van de pensioenaanspraken van hun deelnemers. Hun gebrek aan een eigen visie kan verzekeraars, die als enige reeds belangstelling hebben getoond voor het apf, in de kaart spelen. Voorkomen moet worden dat de overgang naar een apf een vluchtweg wordt voor werkgevers uit hun verantwoordelijkheden voor de pensioenbelangen van hun (oud-)werknemers.
Wij pleiten ervoor om de toezichtsregeling van artikel 83 te handhaven bij een overgang naar een apf. Daartoe zijn meerdere gronden aan te voeren. De invoering van de mogelijkheid van een apf diende mede om de rechten en belangen van deelnemers beter te waarborgen. De vervanging van het overheidstoezicht van artikel 83 door dat van artikel 84 is daarmede in strijd. Het overheidstoezicht van artikel 83 strekt ertoe de rechten en aanspraken van deelnemers in een moeilijke overgangsfase zo goed mogelijk te beschermen. De bescherming van met name de aanspraken en rechten, die deelnemers reeds hebben verworven, mogen zij zonder compensatie niet verliezen. Het argument van de staatssecretaris dat bij omvorming een situatie ontstaat met kenmerken die dichter bij de kenmerken van een liquidatie staan, is niet deugdelijk. De rechtsbescherming van artikel 83 is volgens de tekst van dit artikel afhankelijk van daarin beschreven feitelijke ontwikkelingen en niet van de interpretatie van die ontwikkelingen: de werkgever sluit een uitvoeringsovereenkomst met een andere pensioenuitvoerder, de werkgever wordt overgenomen of er is sprake van een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst. Als dergelijke feitelijke ontwikkelingen zich voordoen, is artikel 83 toepasselijk.
De hierboven genoemde stellingen tegen de toepassing van artikel 84 bij overgang, gelden evenzeer ten aanzien van fusie. Niet de vraag of zij die een voorkeur hebben voor de toepasselijkheid van artikel 84 in de gegeven situatie spreken van "overgang naar een apf" of van een "fusie", maar wel de vraag of zich de feitelijke ontwikkelingen van artikel 83 hebben voorgedaan, is bepalend voor de toepasselijkheid van artikel 83. In een uiterst moeilijke situatie, waarvoor de wetgever artikel 83 in het leven heeft geroepen, is het van eminent belang dat heel duidelijk wordt gecommuniceerd. De feitelijke ontwikkelingen van artikel 83 bieden daarvoor het nodige houvast. Dit proces mag niet worden doorkruist door multi-interpretabele begrippen als "overgang" en "fusie", waarmede werkgevers en hun juristen zich een weg naar de toepasselijkheid van artikel 84 zouden kunnen banen.
Stemt de staatssecretaris in met dit pleidooi voor handhaving van artikel 83 en kan zij ingaan op elk van de drie genoemde gronden? Het is van belang dat artikel 83 ook bij omvorming en fusie geldt. Het is onwenselijk dat artikel 83 niet van toepassing is omdat aanspraken van deelnemers kunnen wijzigen; zie artikel 20 van de Pensioenwet. Artikel 83 moet in onze visie dus altijd gelden. Indien artikel 83 in deze laatste gevallen niet geldt, is de markt zeer inventief om fusie en omvorming te bewerkstelligen. Ik hoor graag een nadere beschouwing hierover.
Over de btw hebben andere sprekers al uitgeweid. De 5OPLUS-fractie heeft in het voorlopig verslag een aantal vragen gesteld over de btw. De antwoorden hebben deze leden niet in het minst overtuigd. Het gaat om een belangrijke kostenpost van 100 miljoen die ten koste gaat van de deelnemers. Kan nog eens worden uitgelegd waarom DB-regelingen wel btw betalen en DC-regelingen anders worden behandeld? Het is toch een taak van de Nederlandse wetgever om een oplossing te treffen, zo stellen wij.