Verslag van de vergadering van 21 december 2015 (2015/2016 nr. 14)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 21.09 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Naar aanleiding van de beantwoording van de staatssecretaris, waar ik hem hartelijk voor dank, heb ik, net als iedereen, nog enkele vragen en opmerkingen. Het was, denk ik, duidelijk dat ik er geen voorstander van ben om de inkomstenbelasting te gebruiken om politieke doelen na te streven, maar dat ik liever een neutraal systeem zie dat naar draagkracht belast en dat naar draagkracht rekening houdt met de huishoudenssamenstelling. Mijn conclusie is dat ik erop aandring dat de regering opnieuw werk maakt van een hervorming van het belastingstelsel. En ik ben niet de enige die dat doet. We constateren met elkaar dat deze regering daar niet vreselijk veel tijd meer voor heeft. De staatssecretaris zou mij een plezier doen door de inkomstenbelasting, het gemeentelijk belastinggebied — de heer Backer constateerde dat de herziening hiervan een doorbraak wordt — en ook bijvoorbeeld de erfbelasting bij een herziening te betrekken. In de erfbelasting zijn indertijd erg grote en niet helemaal verdedigbare verschillen aangebracht tussen vererving van ondernemingsvermogen en ander vermogen. Dat is een nieuw element in deze discussie, maar ik zou dat er niet buiten willen laten. Ik ben niet de enige die uitdrukkelijk de vraag stelt of de staatssecretaris opnieuw aan de slag gaat met het systeem. Ik zie dus liever geen beperkte aanpassingen, die in de praktijk vaak meer van hetzelfde opleveren. Liever zie ik dat de staatssecretaris een overzichtelijk nieuw begin maakt. Dat bewijst dit Belastingplan.
Als we willen praten over een echte herziening, wijs ik nogmaals, net als in eerste termijn, op het initiatief van de centrumrechtse Finse regering om landelijk te gaan experimenteren met een basisinkomen. In Nederland worden plaatselijk ook experimenten op touw gezet, maar die zijn beperkter. In Utrecht wordt een systeem uitgeprobeerd met een basisinkomen voor alleen uitkeringstrekkers. In Finland is het uitdrukkelijk de bedoeling om iedereen, ook de werkzame bevolking, daarbij te betrekken. In Zwitserland wordt over iets dergelijks ook gediscussieerd. Ik heb niet de illusie dat wij hier een echt basisinkomen zonder problemen als onderdeel van een nieuw belastingsysteem zomaar zouden kunnen invoeren. Ons sociale bestel geeft echter aanleiding tot zo veel speciale regelingen, dat het zinvol is om ons rekenschap te geven van de mogelijkheden om dat allemaal door één generieke regeling te vervangen.
Bij alle maatregelen op het gebied van belastingen, toelagen en uitkeringen werkt uiterste eenvoud en overzichtelijkheid uiteindelijk in ieder geval het goedkoopste, maar waarschijnlijk ook het meest rechtvaardig. Zou de staatssecretaris de komende Finse ervaringen in de gaten willen houden en willen proberen om ook uit dat afwijkende model toch lessen te trekken?
Dan kom ik op box 3. Wij komen daar natuurlijk in de loop van het jaar op terug. De motie van de heer Van Rij, die ik van harte steun, leidt daar ook toe naar mijn gevoel. De staatssecretaris wil in ieder geval verder met een systeem dat in principe vermogensrendement moet belasten. Hij kan ook moeilijk anders, dat is wel duidelijk. Kan hij dan nu misschien aangeven hoe hij wil omgaan met het dilemma dat ik vorige week al even noemde? Wil hij vermogensinkomsten of vermogensaanwas belasten? Dat maakt nogal wat verschil. Vermogensinkomsten zijn waarschijnlijk gemakkelijker vast te stellen dan vermogensaanwas, maar de daarop gebaseerde belasting is waarschijnlijk ook gemakkelijker te ontgaan, of tenminste heel lang uit te stellen. Daar hebben wij vroeger, voor 2001, toch ervaring mee opgedaan? Heeft dat er niet toe geleid dat wij hebben gekozen voor een heel eenvoudig systeem, dat eigenlijk niet vermogensinkomsten, maar vermogensbezit belast?
Ik vraag de staatssecretaris nog maar eens waarom hij voor een problematisch systeem zou willen kiezen, in plaats van voor een heel simpel systeem. Over de tarieven kun je strijden — de heer Van Rij heeft al een aardige voorzet gedaan — maar dat een eenvoudige vermogensbelasting onrechtvaardiger is dan een ingewikkelde vermogensrendementsbelasting, lijkt mij bijna niet vol te houden. Overigens constateerde ik dat de heer Backer het ook al had over vermogensbelasting en niet over vermogensrendementsbelasting.
De consequenties van een stem voor of tegen het Belastingplan overwegende, kom ik voor mijzelf tot de volgende conclusie. Het Belastingplan maakt de verdeling van de belastingdruk er niet eerlijker op, integendeel. Maar het resulteert wel in een beperkte koopkrachtstijging of zelfs meer dan een beperkte koopkrachtstijging, voor vrijwel iedereen. Dat is wat mij betreft ontijdig, want de middelen die daarvoor worden ingezet, hadden naar mijn gevoel beter gebruikt kunnen worden. Afwijzing van het Belastingplan resulteert echter in een koopkrachtdaling voor vrijwel iedereen. Gelet op de ontwikkeling van de Nederlandse economie denk ik dat dan het eerste, ondanks al mijn bezwaren, toch nog het meest verdedigbare alternatief is. Ik hoor straks graag de staatssecretaris.