Plenair Ester bij behandeling Elektriciteits- en gaswet



Verslag van de vergadering van 22 december 2015 (2015/2016 nr. 15)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. Met het wetsvoorstel STROOM doet de minister aan koppelverkoop. Er worden namelijk belangrijke stappen gezet om grootschalig wind op zee mogelijk te maken, maar tegelijkertijd is in dit wetsvoorstel het groepsverbod voor regionale netbeheerders opgenomen. Het gevolg hiervan is dat onze laatste twee geïntegreerde energiebedrijven, Eneco en DELTA, definitief zullen moeten worden gesplitst, nog voordat andere Europese landen dit verplichten of een Europese richtlijn ons dit voorschrijft. De minister plaatst daarmee fracties, zoals de ChristenUnie-fractie, die de ene stap — wind op zee — willen steunen en de andere — gedwongen splitsing — niet, voor een heus dilemma.

De minister heeft in de aanloop naar dit debat grote woorden gebruikt en het lot van zo'n beetje het hele energieakkoord verbonden aan de uitkomst van dit debat. Als je wind op zee wilt, moet je voor deze wet stemmen en word je gedwongen het andere product in de wet ook van de minister af te nemen: de verplichte eigendomssplitsing. Koppelverkoop dus. Er waren tijden dat het ministerie van Economische Zaken daar buitengewoon kritisch over was. Ook vanuit het medewetgeversperspectief heeft mijn fractie grote problemen met dit soort heterogene wetsvoorstellen.

Laat duidelijk zijn, de ChristenUnie-fractie steunt ten volle dat TenneT de verantwoordelijkheid krijgt toegewezen voor de aanleg en het beheer van de netinfrastructuur die benodigd is om toekomstige windparken op zee aan te sluiten. Het aanleggen van deze windparken is een operatie en investering van ongekende proporties. En dit wetsvoorstel is het sluitstuk van het wettelijke instrumentarium dat nodig is om wind op zee grootschalig van start te laten gaan en zo onze ambities voor duurzame energie waar te maken. Ambities die mijn fractie na aan het hart liggen.

Gelet op de transitieopgave waar ons land voor staat — van fossiele naar hernieuwbare energie — en de afspraken in het energieakkoord, is aanname van deze wet belangrijk om investeerders in wind op zee zekerheid te geven.

De heer Dercksen i (PVV):

Kan de heer Ester toelichten waarom hij zo blij is met TenneT als aanlegger van de infrastructuur op zee? De minister laat de aanbesteding van de windmolenparken op zee in een tender aan de markt over; ik denk dat de partij van de heer Ester dat ook een goede oplossing vindt. Waarom zegt hij dat hij blij is met TenneT? Waarom kiest hij een ander principe voor de aanleg van de parken dan voor het netwerk? Misschien hanteert een ander bedrijf veel scherpere prijzen dan TenneT. Sterker nog, dan loopt de belastingbetaler als aandeelhouder van TenneT geen risico's.

De heer Ester (ChristenUnie):

Het gaat natuurlijk om de bescherming en borging van de publieke belangen. Het net dat daar wordt aangelegd, is in het directe belang van iedere Nederlander, van u en van mij. Er moet sprake zijn van een onafhankelijke borging en een onafhankelijke partij die daarvoor gaat, en in dit geval is dat TenneT.

De heer Dercksen (PVV):

De snelwegen leggen wij ook niet aan met een staatsasfaltbedrijf; die werken worden ook uitbesteed. Uiteindelijk worden de wegen overgedragen aan de overheid, de provinciale overheid of het Rijk. Daar kiezen wij ook voor het systeem om een tender uit te schrijven en een aanbesteding te doen. Waarom kiest de heer Ester voor TenneT terwijl wij op alle andere terreinen voor een andere systematiek kiest? Waarom is hij daar zo blij mee?

De heer Ester (ChristenUnie):

Het gaat hier om collectieve publieke goederen die voor iedere Nederlander bestemd zijn. Het is in het belang van iedere Nederlander dat de energie die wordt opgewekt, geborgd is in termen van toegankelijkheid en kwaliteit et cetera. Dat staat ook in de wet. Dit lijkt mij een simpel principe. Wij mogen onze publieke belangen absoluut niet verkwanselen.

De voorzitter:

Mijnheer Dercksen, tot slot.

De heer Dercksen (PVV):

Ik ben de heer Ester nu helemaal kwijt. Ik vraag waarom …

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat spijt mij.

De heer Dercksen (PVV):

Nog een laatste poging. Waarom zouden wij als staatsbedrijf de infrastructuur van ons netwerk aanleggen en komen de snelwegen en andere zaken volgens een ander systeem tot stand? Die laten wij door private bedrijven aanleggen en vervolgens komen zij in eigendom van overheden. Ik heb de heer Ester gevraagd — en ik heb nog geen antwoord gekregen op die vraag — waarom hij zo blij is dat wij voor het aanleggen van de kabels naar de windparken een andere systematiek kiezen dan voor de aanleg van snelwegen. Daar is toch gebleken dat het daardoor een stuk goedkoper wordt?

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer Dercksen herhaalt zijn vraag en ik kan mijn antwoord herhalen, maar dat lijkt mij niet in uw en mijn belang. Hij zou toch niet willen dat een groot buitenlandse bedrijf het net op de Noordzee zou gaan aanleggen?

Ik zei al dat het aanleggen van deze windparken een operatie en investering is van ongekende proporties. Dit wetsvoorstel is daar het sluitstuk van.

Gelet op de transitieopgave waar ons land voor staat — van fossiele naar hernieuwbare energie — en de afspraken in het energieakkoord, is aanname van deze wet belangrijk om investeerders zekerheid te geven. Het wordt daarbij ook tijd dat onze energievoorziening naast veilig, betrouwbaar en betaalbaar, schoon wordt; een doelstelling die tot op heden onvoldoende uit de verf is gekomen. Tegelijkertijd lijkt het antwoord van de minister op de schriftelijke vragen ruimte te laten voor het van start gaan van de eerste tender als de wet nog niet van kracht is, mits deze tender maar niet eindigt voordat de wet van kracht is. Ergo: de eerste tender zou gewoon per 31 december van dit jaar van start kunnen gaan en op 31 maart 2016 kunnen eindigen, mits de wet tussentijds maar van kracht wordt, bijvoorbeeld per 1 maart aanstaande. Kan de minister eens op deze variant ingaan? Is dit een denkbaar scenario?

Deze vraag is tevens een bruggetje naar het volgende onderwerp dat ik wil aansnijden, het pièce de résistance in het wetsvoorstel: het zogenaamde groepsverbod. Dit verbod is voor mijn fractie een brug te ver. Bijna tien jaar na de debatten over de Wet onafhankelijk netbeheer zijn de discussies daarover nog onverminderd hevig en verhit. Deze ochtend geeft daar weer een voorbeeld van. De stellingname van het ministerie van Economische Zaken heeft daarbij nauwelijks aan dogmatisme ingeboet. Trends zoals internationalisering en liberalisering en de toenmalige wens om tot meer marktwerking te komen moesten leiden tot privatisering van de energiebedrijven. Maar daarbij dienden de energienetten, een natuurlijk monopolie, vanzelfsprekend in overheidshanden te blijven. Deze stellingname leidde tot een vergaande wet die tot gevolg had dat de vier geïntegreerde Nederlandse energiebedrijven zouden moeten worden gesplitst. Als je de verslagen van de debatten van toen in met name de Tweede Kamer nog eens leest, lijkt het erop dat het splitsen van de energiebedrijven voor de toenmalige minister van Economische Zaken meer een doel op zichzelf was en niet een middel dat pas bij privatisering aan de orde zou moeten komen.

Het groepsverbod was en is in de ogen van mijn fractie geen noodzakelijk en geen proportioneel middel ter bescherming van de netten, zeker niet in de context van de Europese Unie. Naar achteraf blijkt — daar werd destijds onder andere door de ChristenUnie reeds voor gewaarschuwd — heeft geen enkel Europees land ons in het gedwongen splitsen gevolgd. Splitsing is dan ook geen Europees beleid, met als gevolg dat Nederland "Europeser" is dan Europa zelf en Nederlandse bedrijven op een concurrentieachterstand zijn gezet. Sterker nog, gezonde en duurzamere Nederlandse energiebedrijven en Nederlandse werkgelegenheid worden ermee in de uitverkoop gedaan. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Wrang genoeg zijn het de buitenlandse geïntegreerde energiebedrijven die Essent en Nuon hebben overgenomen, die nieuwe kolencentrales zijn gaan bouwen. Kolencentrales wilde mijn fractie toen al niet. Nu wil de meerderheid die sluiten, met grote maatschappelijke kosten tot gevolg. RWE/Essent heeft de hoogste CO2-uitstoot per geproduceerd kilowattuur. Van de zeven grote elektriciteitsproducenten in Nederland zijn Delta en Eneco de schoonste c.q. duurzaamste energiebedrijven. Graag hoor ik een reactie op dit punt.

In de uitvoerige antwoorden op de schriftelijke vragen van mijn fractie en andere fracties vind ik dan ook geen steekhoudende argumenten om het groepsverbod nu door te zetten. Het is een oplossing voor een probleem dat niet echt bestaat. Mocht het groepsverbod onverhoopt wel van kracht worden, dan zullen de publieke belangen niet beter dan op dit moment worden gediend en geborgd, maar zullen wel vele honderden mensen hun baan verliezen. Met name voor de mensen in Zeeland betekent dat een hard gelag. De werkgelegenheid staat daar al zo onder druk. Volstrekt onnodig worden omvangrijke investeringen in duurzame energie van twee goed renderende Nederlandse bedrijven in de waagschaal gesteld en blijft de kerncentrale in Borssele wat verweesd achter.

Over die kerncentrale gesproken: het is nog steeds niet duidelijk hoe de regering de aandeelhouders precies tegemoet gaat komen, mocht de verplichte splitsing onverhoopt doorgaan. Mijn fractie vroeg in de laatste schriftelijke ronde voorafgaand aan deze plenaire wetsbehandeling wat de procedurele bezweringsformule in de memorie van antwoord nu precies betekent. Daar werd namelijk gesproken over "een overeengekomen proces leidend tot een onderbouwde analyse en een heldere weging van mogelijke alternatieven". Wat schetste mijn verbazing? Het antwoord op deze vraag bevatte vrijwel dezelfde formulering, maar niet de gevraagde inhoudelijke duiding. Graag krijg ik dus van de minister alsnog een inhoudelijk antwoord op de vraag hoe het beheer van de kerncentrale in Borssele nu precies zal worden geregeld. Zonder helderheid over het toekomstig beheer van de centrale is het doorzetten van het groepsverbod immers een onvoorspelbare en misschien ook wel onverantwoorde sprong in het duister. Ik heb zo het vermoeden dat een en ander te maken heeft met de financiële consequenties. Hoe groot zijn de financiële gevolgen van het groepsverbod in relatie tot een verantwoord beheer van de kerncentrale in Borssele? En hoe ziet de minister de financiële verantwoordelijkheid van het Rijk in deze kwestie?

Ik kom op de eventuele juridische consequenties van het door mijn fractie gewenste opschorten van het groepsverbod. Het is al een paar keer aan de orde geweest. Terwijl de minister enerzijds met enige nadruk, zo niet dreiging, meldt dat in dat geval claims te verwachten zijn, geeft hij anderzijds aan niet in te kunnen schatten hoe groot de slagingskans is van eventuele claims tegen de Staat indien het groepsverbod "on hold" wordt gezet. Het mag duidelijk zijn dat het de fractie van de ChristenUnie wat bevreemdt dat in dat geval succesvol tegen de Staat kan worden geprocedeerd, terwijl geen enkele andere lidstaat van de Europese Unie een groepsverbod kent en er sowieso geïntegreerde ofwel ongesplitste buitenlandse energiebedrijven op de Nederlandse energiemarkt actief zijn.

Aan het eind van mijn bijdrage kom ik nog even terug op de privatiseringsdimensie van dit wetsvoorstel. Het bevreemdt mijn fractie dat de minister bij de behandeling van dit toch ingrijpende en verstrekkende wetsvoorstel geen gebruik heeft gemaakt van het gedachtegoed van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging Overheidsdiensten. De energiesector vormde een van de vijf cases die de commissie, ingesteld door de Eerste Kamer, uitgebreid onderzocht. De thematiek van het voorliggende wetsvoorstel rond marktordening, concurrentie, de borging van publieke belangen, sturing en de rol van de overheid vormde hierbij de essentie. De commissie ontwikkelde een speciaal besliskader om de besluitvorming te verbeteren. Mijn fractie vraagt de minister waarom hij niet expliciet gebruik heeft gemaakt van dit door onze Kamer unaniem aangenomen rapport. De beantwoording door de minister in de schriftelijke vragenronde liet bepaald te wensen over.

Ik sluit af. Het is duidelijk dat de ChristenUnie afwijzend staat tegenover de gedwongen eigendomssplitsing in de energiesector. De splitsing is overbodig en disproportioneel. Zij schaadt ons nationaal belang. De zelf veroorzaakte uitzonderingspositie van ons land in Europa in dit dossier vinden wij niet acceptabel. Ik heb daarom de eerder in deze termijn ingediende motie-Meijer/Flierman graag meeondertekend.

Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden van de minister op onze vragen en wil hem meegeven dat het beter is ten halve te keren dan ten hele te dwalen.