Verslag van de vergadering van 22 december 2015 (2015/2016 nr. 15)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 12.09 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Mevrouw de voorzitter. Ik heb in 2007 voor de splitsingswet gestemd in de overtuiging dat daarmee de netten publiek bezit zouden blijven, dat productie en levering geprivatiseerd zouden kunnen worden en dat dat goed zou zijn. Zo is het ook gebeurd. Nuon en Essent zijn voor een, achteraf bekeken, geweldig goede prijs verkocht en hebben dus hun toenmalige eigenaren, gemeenten en provincies, een vrij beschikbaar kapitaal opgeleverd waarvan op veel plaatsen nog steeds ruimhartig geprofiteerd wordt.
De twee kleintjes, DELTA en Eneco, zijn tot nu toe de dans ontsprongen maar de nu ineens weer heel actuele dreiging met splitsing — de ACM gaat er direct achteraan — levert bij de eigenaren nu in ieder geval geen applaus op. Niemand heeft de illusie dat de van hun netten losgemaakte productie- en leveringsdelen nog lucratief te verkopen zijn. Integendeel, de vrees is vrij algemeen dat ze direct in buitenlandse handen komen en dat de nu nog aanwezige werkgelegenheid voor een flink deel verloren zal gaan. En ook dat daarmee een eind komt aan de inspanningen van juist deze bedrijven voor duurzame, vaak kleinschalige energieopwekking.
De situatie is dus wel veranderd in de afgelopen jaren. Niemand denkt meer dat deze splitsing echt moet van Europa. Vrijwel niemand denkt dat door deze splitsing de werking van de energiemarkt in Nederland nog zal verbeteren en dat dit dus de consumenten ten goede zal komen. De splitsing die al wettelijk vastligt in de bestaande wetgeving, wordt nu nog eens in de nieuwe Elektriciteits- en gaswet verknoopt aangeboden met de hoogst noodzakelijke technische en administratieve regelingen voor netbeheerders in het algemeen en voor de transmissienetten op zee naar de grootschalige windmolenparken daar. Dat zet deze nieuwe beslissing onder grote druk, want het betreft wel uitdrukkelijk een nieuwe beslissing. Wij nemen nu een beslissing over deze wet en dus ook over het opnemen van dit artikel.
Ik hoef hier natuurlijk niet lang over uit te weiden, want veel sprekers hebben dat al voor mij gedaan. Ik ga dus kort door de bocht.
Deze wet moet natuurlijk aangenomen worden zodat de voorbereiding voor de gunning van de windparken kan doorgaan.
De minister houdt natuurlijk vol dat het nu helemaal niet over splitsing gaat, omdat daarover al in 2007 de beslissing is gevallen.
Hij ontkent dan het breed levende sentiment dat nu toch in feite een nieuwe beslissing wordt genomen, waarvan in dit kader ook kan worden afgezien.
Afzien van die beslissing lijkt procedureel geen enkel probleem door art. 4.6 lid 6 niet in werking te laten treden, of althans, zoals in onze motie wordt gevraagd, het alleen onder specifieke omstandigheden betreffende de Europese regelgeving in werking te laten treden.
Ik ben mij ervan bewust dat de discussie als ongewenst wordt gezien en als afleiding van de hoofdzaken door diegenen die er, terecht, alle belang bij hebben dat de voorbereiding van de windparken op zee ongestoord kan doorgaan. Ik ben mij er ook van bewust dat er enkele nieuwe spelers op de Nederlandse energiemarkt zijn die geen netwerken in binnen of buitenland achter zich hebben en die het gelijke speelveld beter gegarandeerd achten als het groepsverbod volledig en dus ook op holdingniveau wordt doorgevoerd. Maar tegen de eersten zou ik willen zeggen: als de minister een beetje schappelijk is in deze discussie, dan is er geen probleem. En tegen de tweede groep is misschien het sterkste argument dat men er weinig mee opschiet als DELTA en Eneco, net als Nuon en Essent, terechtkomen in een internationale groep met netwerken in het buitenland. Het gelijke speelveld zoals zij het zich zouden wensen, is nu eenmaal onbereikbaar door de praktijk in Europa.
Er resten voor mij wat dit betreft nog maar drie vragen waar de minister antwoord op kan geven. Mocht het splitsingsartikel voorlopig niet in werking treden, hoe wordt dan de positie van de netbeheerders Alliander en Enexis? Verandert daar iets aan?
Mijn tweede vraag heeft betrekking op de positie van het productie- en leveringsbedrijf van DELTA die buitengewoon zwak is. Verkoop van andere bedrijfsonderdelen is noodzakelijk om de schuldpositie enigszins op orde te kunnen houden. De productietak werkt weinig rendabel vooral door de concurrentie van kolencentrales en in dat verband ook de afschaffing van de kolenbelasting. Hoe ziet de minister de toekomst van dit bedrijf als er gesplitst moet worden? Ik vraag dit ook in relatie tot de positie van de atoomcentrale.
Mijn derde vraag is dezelfde als de vraag die mevrouw Vos eerder heel indringend heeft gesteld. Waarom acht de minister splitsing nu nog een voordeel? Waarom zou dit voordeel groter zijn dan de wel vrij direct zichtbare nadelen?
Tenslotte zeg ik tegen de minister dat ik blij ben met de voortvarendheid waarmee nu door hem gewerkt wordt aan het inhalen van de achterstand bij het grootschalige gebruik van windenergie. Ik zeg dit heel graag na het verhaal dat wij van de heer Dercksen hebben gehoord. Maar daarnaast hoop ik ook dat hij bereid is liever ten halve te keren dan ten hele te dwalen. Dit spreekwoord is vanochtend al diverse keren gebruikt. Ons gezamenlijk dwalen heeft in ieder geval daarin bestaan dat wij onvoldoende hebben beseft waartoe Europese richtlijnen ons zouden verplichten en onvoldoende hebben voorzien hoe de rest van Europa daarmee zou omgaan.
Ik wacht graag af hoe de minister zijn positie duidelijk zal maken.
De voorzitter:
Wenst een van de leden nog het woord in eerste termijn? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging en schors ik de vergadering voor een enkele minuut in afwachting van de minister en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De beraadslaging wordt geschorst.