Verslag van de vergadering van 22 december 2015 (2015/2016 nr. 15)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 17.30 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Wij weten het natuurlijk wel, maar het dreigt toch wat onder te sneeuwen: er ligt een erg goed wetsvoorstel op tafel, waar heel veel in zit waar wij allen graag in mee zouden willen. Er zit maar één lid in dat problemen oplevert: 4.6, lid 6. Er is een patstelling ontstaan met een minister die principieel vasthoudt aan zijn standpunt, omdat hij overtuigd is van de juistheid ervan. Een kleine meerderheid in deze Kamer wil er praktischer mee omgaan en wil kijken naar de huidige situatie en de situatie die ontstaat na splitsing. Deze meerderheid constateert dat we nu nog één groot eigen, Nederlands, bedrijf hebben voor productie en levering, Eneco. Dit bedrijf investeert ook buitengewoon veel in de transitie naar duurzame energiebronnen. Dat bedrijf houden we niet als we gaan splitsen. De kans is erg groot dat het dan verkocht wordt en dat dit ook nog eens veel werkgelegenheid kost.
Daarnaast hebben we een bedrijf in Zeeland, DELTA, dat er financieel redelijk slecht aan toe is. Zonder splitsing, als geïntegreerd bedrijf, houdt het bedrijf het vast wel vol en kan het een weg eruit vinden. Voor de eigenaren is het dan nog steeds van belang. Bij splitsing wordt het bedrijf waarschijnlijk een blok aan het been voor de eigenaren. In dat geval gaat het daar zeker een hoop werkgelegenheid kosten. De vraag is of we dat willen en of we dat nu willen. Een meerderheid in deze Kamer wil dat nu eigenlijk niet en denkt ook dat er aan het niet doorzetten van splitsing geen risico's verbonden zijn voor de netten. Dat is heel duidelijk gepostuleerd vanmiddag.
Als de minister vasthoudt aan zijn principiële en overtuigde stellingname, is er een probleem, ook als de minister een plan B heeft om de tenders voor de windparken toch mogelijk te maken. Het wezenlijke probleem is daarmee namelijk niet opgelost. Dan is er dus een probleem. Voor mij geldt, net als voor veel andere leden in deze Kamer, dat ik mij moet beraden op wat mij te doen staat.
De voorzitter:
Is de minister in staat om onmiddellijk te antwoorden? Ik zie dat dit het geval is.