Verslag van de vergadering van 19 januari 2016 (2015/2016 nr. 16)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.42 uur
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Voorzitter. De afgelopen maanden, en misschien zelfs wel jaren, zien we bezorgde burgers die in allerlei toonaarden invloed willen op de zaken die hen raken. Natuurlijk is dat zo bij de komst van een azc in de buurt, maar ook bij de uitvoering van de pgb's en bij grootschalige infrastructuur. Tegelijkertijd signaleren we over een langere reeks van jaren dat de neiging om te gaan stemmen onder kiezers afneemt. De langetermijntrend laat dalende opkomstpercentages zien. Op hetzelfde moment vragen ook ruim 400.000 mensen om een referendum over een onderwerp dat nou niet elke dag de voorpagina haalt. Het is ook van recente datum dat volksvertegenwoordigers in hun eigen parlement de legitimatie van dat parlement bekritiseren. Het mag allemaal.
Het zijn voorbeelden van duidelijke signalen dat er iets aan de hand is in de relatie tussen samenleving en politiek. In dat licht vindt mijn fractie het interessant om nog eens naar het recente rapport getiteld Meer democratie, minder politiek? van het Sociaal en Cultureel Planbureau te kijken. In dat rapport worden veel onderzoek en data afkomstig uit talloze opiniepeilingen tegen het licht gehouden. De onderzoekers vatten het bondig samen: "De steun voor het principe van democratie is en blijft groot. Over 'de politiek' is men minder positief." Ik citeer verder: "Meer dan 90% van de Nederlanders steunt het idee van democratie, en meer dan 70% is voldoende tevreden met het functioneren van de democratie. Over de praktische invulling van de democratie, de politiek dus, is men minder tevreden. Er is veel kritiek op gekozen politici en grote steun voor meer inspraak van burgers en meer directe democratie (o.a. referenda over belangrijke kwesties, het kiezen van de burgemeester). De grootste groep vindt het echter niet nodig dat de burgers invloed hebben op alle wetten en velen verkiezen de representatieve democratie boven een model waarin zo veel mogelijk wordt beslist per referendum."
De democratie doet het dus best goed. Dat is een soort van geruststelling, maar de politiek moet beter. En dat is een opdracht. De politiek moet toegankelijker en geloofwaardiger zijn en ook doortastend en daadkrachtig waar dat moet. Wij politici moeten het gewoon beter gaan doen. De samenleving vraagt dat terecht van ons. Een goed functionerende democratie met geloofwaardige bestuurders en politici is noodzakelijk om de grote vraagstukken van deze tijd aan te pakken. Ik noem de klimaatcrisis en de noodzaak van een omslag naar een duurzame economie, de aanpak van ongelijkheid om ontwrichting van samenlevingen te voorkomen, en vrede en veiligheid en vooral het gebrek daaraan, waardoor mensen massaal oorlog, geweld en honger moeten ontvluchten. Om maar een paar vraagstukken te noemen waarvoor een krachtige en herkenbare aanpak op nationaal en Europees niveau nodig is.
Binnen dat geheel praten wij vandaag over de rol en de positie van de Eerste Kamer, maar gelukkig hoor ik bij veel fracties een breder perspectief dan alleen dat. Reflectie op het eigen functioneren is prima en zelfs noodzakelijk zolang het maar geen navelstaren wordt dat afleidt van de grote vraagstukken in de samenleving. Reflectie op het eigen functioneren moet in het licht staan van de democratische legitimatie van ons bestel, die nodig is om tot oplossingen te komen voor grote maatschappelijke vraagstukken. Vanuit dat perspectief willen wij de notitie en de vraagstelling beoordelen die ingaan op het waarom en waartoe van een in te stellen staatscommissie Bezinning parlementair stelsel. Bezinning is natuurlijk altijd goed, maar laten we dat niet per se doen in de vorm van een staatscommissie die zich buigt over het stelsel. Hoe ingewikkeld het is, blijkt ook het uit het voortraject. In het overleg van de fractievoorzitters hier in de Eerste Kamer is tot nog toe nauwelijks sprake geweest van consensus over wenselijkheid, inhoud en taakopdracht van de eventuele staatscommissie. Wat dat betreft is het juist goed om nu een debat te houden om de knoop door te hakken over of en zo ja hoe we verder willen. Wat ons betreft: als we het doen, geen uitkomsten vooraf die door de politieke opportuniteit van de dag worden bepaald maar een korte en scherpe reflectie over het wezenlijk functioneren van onze parlementaire democratie.
Mijn fractie gaat daarbij uit van twee uitgangspunten. Ten eerste: wat is er nodig om ook in de toekomst vanuit de Staten-Generaal de noodzakelijke legitimiteit van het democratische bestel te behouden en verder te versterken? Ten tweede: hoe kunnen we de door de burger gewenste invloed op de vraag hoe beleid en wetgeving tot stand komen vergroten en daarmee de kwaliteit van wetgeving verbeteren? De interessante vraag daarbij is of een staatscommissie de beste weg is naar versterking van de legitimatie en vergroting van de burgerbetrokkenheid of dat we met deze Kamer ook andere wegen daartoe kunnen bewandelen.
De focus op deze twee uitgangspunten betekent voor mijn fractie dat de invalshoeken een en twee uit de notitie, namelijk de toenemende betekenis van de Europese besluitvorming en de toegenomen volatiliteit van de kiezer, niet per se vragen voor deze staatscommissie zijn. GroenLinks is een groot voorstander van het vergroten van het democratisch gehalte van het systeem Europa. Meer macht voor het Europees Parlement en meer transparantie in besluitvorming moeten ook op Europees gebied, maar dat lijkt ons een politieke inzet die ook en vooral in Europa zelf geregeld moet worden. Waar we eraan kunnen bijdragen is dat prima maar die vraagstelling ligt op Europees niveau.
De electorale volatiliteit van de kiezer vinden we eerlijk gezegd geen goede invalshoek. Als we daar iets aan willen doen, zeggen we eigenlijk: het gedrag van de kiezer bevalt ons niet, dus daar moeten we iets op verzinnen. Dat past ons niet, vindt mijn fractie.
Ik kom bij de invalshoeken drie en vier, een betere legitimering van de Eerste Kamer en verbeteringen in het wetgevingsproces. Dit zijn onderwerpen die we vanuit onze uitgangspositie onder de loep zouden willen nemen. We betrekken daarbij ook punt zes uit de notitie, de constitutionele toetsing door de rechter. GroenLinks is in het verleden ook vaak kritisch geweest over de Eerste Kamer. Het ging ons daarbij vooral om de uitoefening van de primaire functie van de Eerste Kamer, het toetsen van wetgeving op rechtmatigheid en praktische uitvoerbaarheid. Anders gezegd: de toets op de haalbaarheid, de handhaafbaarheid of de houdbaarheid van wetgeving. Die toets vinden wij nog altijd van grote toegevoegde waarde. Deze zorgt voor de checks-and-balances in het politieke wetgevingssysteem. Volgens onze fractie kan de Eerste Kamer die rol echter alleen spelen als ze in de samenleving toegevoegde waarde en gezag heeft en als de samenstelling van de Eerste Kamer door de kiezer als logisch wordt ervaren. Dat is nu niet altijd het geval; meerdere fracties wezen daarop. Indien de waarde en het gezag aan verdere erosie onderhevig zouden zijn, kun je beter naar een ander systeem van checks-and-balances in het wetgevingstraject gaan. Een voorbeeld daarvan is de al eerder bepleite toets van wetgeving aan de Grondwet.
Als het tot een staatscommissie of een andere vorm komt, vinden wij dat dit de vragen zijn die aan de orde moeten komen. Daarbij kunnen dus andere, meer directe wijzen van kiezen van de Eerste Kamer worden bediscussieerd en mogen ook taken en bevoegdheden van de Eerste Kamer an sich kritisch worden beoordeeld. Een dergelijke bezinning zouden wij open ingaan. Elke uitkomst zullen wij dan toetsen aan de mate waarin voldoende checks-and-balances in het parlementaire systeem blijven voorkomen zodat wetgeving zorgvuldig tot stand komt.
Mevrouw Duthler i (VVD):
Ik constateer dat ook de GroenLinks-fractie een aantal trends en invalshoeken die mijn fractie eerder heeft benoemd, deelt.
De heer Lintmeijer (GroenLinks):
Zeker.
Mevrouw Duthler (VVD):
Mij viel net op dat u ervan uitging dat de electorale volatiliteit, die ik ook in mijn bijdrage heb genoemd, door de VVD-fractie negatief zou worden beoordeeld. Ik kan hem zeggen dat dit niet het geval is. Dat misverstand zou ik dan ook graag willen wegnemen. Waar mijn fractie aandacht voor vraagt, is wat de consequenties zijn van die electorale volatiliteit voor het functioneren van het parlementaire systeem. Dat wij die bij voorbaat of überhaupt negatief beoordelen, is niet het geval.
De heer Lintmeijer (GroenLinks):
Ik ben blij te horen dat u die niet als negatief waardeert. Waar wij voorzichtig in willen zijn is dat het feit dat de kiezer tot andere uitkomsten komt dan we in het verleden gewend waren, als zodanig aanleiding is om het systeem te wijzigen. Daar willen we niet van uitgaan. Uit uw lichaamstaal begrijp ik nu dat u dat met mij deelt.
Mevrouw Duthler (VVD):
Voor de Handelingen: ja, dat is het geval, dat delen wij met u.
De heer Lintmeijer (GroenLinks):
Voorzitter. Zoals gezegd, staan wij open voor een dergelijke bezinning. Elke uitkomst zullen wij dan toetsen aan de mate waarin voldoende checks-and-balances in het parlementaire systeem en de democratie blijven voorkomen. De uitkomsten van een eventuele commissie zullen we vooral toetsen op hun bijdrage aan de legitimiteit van ons democratisch systeem, een legitimiteit die van het grootse belang is bij het aanpakken van de grote vraagstukken van deze tijd door ons democratisch stelsel dat, nogmaals gezegd, door de Nederlander gelukkig altijd nog hoog wordt gewaardeerd.
De vraag of verbeteringen in het wetgevingsproces mogelijk zijn, omarmen wij. Daarvoor is de maatlat onze tweede kernvraag: hoe kunnen we de invloed op beleid en wetgeving van de burger vergroten? Wat ons betreft moet een mogelijke commissie duidelijk maken wat haar werkterrein is in relatie tot het hele huis van Thorbecke. Wij vinden primair dat het kabinet nog altijd aan zet is om daar met een bredere visie op te komen, ondanks het tot nog toe niet al te gelukkige optreden van het kabinet op dit vraagstuk. Wat wij een mogelijke commissie in elk geval willen meegeven is dit: ga eens kijken bij het lokaal bestuur. Directe vormen van democratie, van coproductie tot participatie, van G1000-initiatieven tot open raadsvergaderingen en van recht tot initiatief tot experimenten met wijkbudgetten, zijn vele malen verder ontwikkeld op het lokale niveau dan bij het kabinet en bij departementen. Niet alles is succesvol en niet alles slaagt, maar naar de stellige overtuiging van mijn fractie kunnen we in alle geledingen van het rijksniveau veel leren van wat lokaal al is uitgeprobeerd. Er zijn vele best practices te vertalen naar departementen, kabinet en beide Kamers. Als we de gevraagde betrokkenheid van burgers ook op rijksniveau weten vorm te geven, dan snijdt het mes aan vele kanten. De kwaliteit van wetgeving kan omhoog, de legitimiteit bij de burgers stijgt en de toets op praktische haalbaarheid en handhaafbaarheid komt veel eerder in het wetgevingsproces boven tafel. Wat ons betreft ligt hier een kans die veel meer gaat over de vraag hoe we praktisch met het parlementaire stelsel omgaan dan dat die een wijziging van de instituties als zodanig moet betekenen. Maar ook hierbij geldt: wij gaan met een open mind de reflectie in.
Over de rol van beide Kamers bij de regeringsvorming, invalshoek vijf, en de vertrouwensregel, invalshoek zeven, heb ik nog niets gezegd. Wat ons betreft hoeven deze op dit moment niet in een staatscommissie worden meegewogen. De vertrouwensregel heeft ook zonder verankering in de Grondwet de afgelopen jaren naar behoren gewerkt met het primaat in de Tweede Kamer. Hier ligt voor ons op dit moment geen probleem dat opgelost moet worden. Een betere omschrijving van de verantwoordelijkheden van beide Kamers vinden wij nu niet urgent. Ik heb het dan over de kabinetsformatie. Sinds 2012 hebben we pas de spelregels veranderd. Laten we maar eerst een paar formaties ervaring opdoen voordat we ons daar opnieuw op bezinnen.
Tot slot het volgende. Op de samenstelling van een mogelijke commissie willen wij, gehoord de beraadslagingen, in de tweede termijn nog wat verder ingaan. Samenvattend, vinden wij dat als er wordt gekeken naar het functioneren van de parlementaire democratie, er een heldere opdracht met een duidelijk referentiekader moet komen. Een opdracht waarin versterking van de legitimiteit van het parlementaire stelsel als geheel en het vergroten van de betrokkenheid bij het proces van wetgeving op nationaal niveau wat ons betreft centraal moeten staan. Een beter functionerend stelsel dat de grote vraagstukken van deze tijd gezaghebbend, transparant en met respect voor de burger aan kan pakken. Als zo'n opdracht er komt, dan doen we mee.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Graaf. Wacht even, want er is iets mis met het knoppensysteem. Als ik het knopje "reset" indruk, blijft het op "min" staan. O nee, het is nu wel gelukt.