Plenair Ten Hoeve bij debat over een eventueel in te stellen Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel



Verslag van de vergadering van 19 januari 2016 (2015/2016 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Net als voor iedereen vanmiddag is voor mij de vraag: is het zinvol, te streven naar een staatscommissie om de werking van onze parlementaire democratie te beoordelen en daarvoor eventueel wijzigingen te ontwerpen? Natuurlijk gaat niet altijd alles zoals het eigenlijk zou moeten. Maar misschien is op dit moment wel een van de grootste problemen de manier waarop momenteel in de politiek met elkaar omgegaan wordt; de harde toon in de debatten waar ook beledigen bijna bij is gaan horen. Misschien dat de nieuwe Voorzitter van de Tweede Kamer daar iets aan kan doen, want zonder twijfel is dat op zijn minst mede oorzaak van de afkeer van politiek in het algemeen en misschien ook wel van de ontsporingen van het maatschappelijke debat in het algemeen zo hier en daar in het land. Zulke problemen los je niet op met een staatscommissie.

Men zou kunnen denken dat de versplintering van het politieke landschap en de volatiliteit van het stemgedrag en daardoor het feit dat een regering niet makkelijk meerderheden kan verwerven, een praktisch probleem vormen. En men kan het gevoel hebben dat de stemming van onlust die inderdaad wel voelbaar is in het land, een teken is dat de parlementaire democratie niet meer in staat is om de volkswil uit te drukken en dus niet meer voldoende democratisch functioneert. Maar juist die volatiliteit en bijvoorbeeld de groei nu ook weer van de PVV onder invloed van wat ons met elkaar overkomt in West-Europa en van wat er in Keulen is gebeurd, wijzen er toch ook op dat er nog wel degelijk gebruikgemaakt wordt van de democratie om druk uit te oefenen. Dat is, zeg ik met mevrouw Van Bijsterveld, democratie.

Trouwens, daar worden wel eens alternatieven voor aangedragen, zoals nog niet zo heel erg lang geleden bijvoorbeeld dat van Van Reybrouck om een vorm van directe democratie te creëren door adviezen te laten geven of zelfs beslissingen te laten nemen door door middel van loting aangewezen willekeurige burgers. Een mooi idee, maar als systeem toch echt inferieur aan de vertegenwoordigende democratie zoals het westen die in de laatste 200 jaar heeft ontwikkeld. Wel altijd nuttig en zelfs noodzakelijk is natuurlijk het luisteren naar groepen van mensen die bereid zijn om mee te denken over politiek, de vormgeving van de samenleving. De hedendaagse digitale middelen geven ons wat betreft veel mogelijkheden. Het Rathenau Instituut heeft ons daar nog weer een keer op gewezen. Om daar bruikbare vormen voor te vinden, eventueel ook op de manier van Van Reybrouck, kan als een opgave worden gezien, maar ook daarbij zou ik niet direct aan een staatscommissie denken. Heel veel ontstaat trouwens spontaan, zodat het vooral zaak is om vanuit de politiek oplettend te wezen. Het is overigens dan ook wel zaak om ervoor op te passen dat de geluiden vanuit de georganiseerde publieksbeïnvloeding niet leiden tot een eenzijdige beïnvloeding van parlementariërs, die soms ook wel heel makkelijk het oor ergens naar laten hangen. Alle goede mogelijkheden bieden ook risico's.

Een referendum is ook een vorm van directe democratie, een zware en dure vorm, een vorm die allerlei bezwaren heeft, maar die wel praktisch toepasbaar is, combineerbaar met het basissysteem van de vertegenwoordiging, en inzetbaar bij alles wat controversieel blijkt te zijn. In Zwitserland worden via referenda besluiten genomen die mij niet altijd naar de zin zijn en die in Zwitserland ook grote problemen geven, maar het systeem houdt blijkbaar wel de Zwitserse bevolking aardig bij de democratische les. Wij experimenteren nu, zij het nog maar met raadgevende referenda, maar we zijn in ieder geval op weg nu het eerste praktijkgeval er aankomt. Overigens wijs ik er maar met nadruk op dat bij deze referendumvorm de politiek de eigen verantwoordelijkheid niet kan afschuiven op de uitspraak van het electoraat. Voor mij blijft het trouwens de vraag of het verstandig zou zijn als de politiek die verantwoordelijkheid wel zou afschuiven met de keuze voor een bindend referendum. In ieder geval is dat een politieke keuze met redelijk duidelijke voor- en nadelen, en dus hoeven wij ook daarvoor eigenlijk geen staatscommissie.

Dan de versplintering in de politiek. Een systeem waarbij ook kleinere minderheden de mogelijkheid hebben om hun stem te laten horen in de vertegenwoordigende lichamen, is Nederlandse traditie en een kenmerk van onze compromissencultuur: met iedereen rekening houden. Dat kan lastig zijn, en soms zelfs pijnlijk — dat vind ik ook, nu en dan — maar het leidt wel, zelfs ondanks de aanzienlijke verschuivingen die de laatste tijd optreden in de kiezersvoorkeuren, tot een redelijk stabiele politieke gemene deler, waaruit de praktische politieke beslissingen moeten voortkomen. Dat een regering daarbij moet zoeken naar meerderheden werkt dan dus automatisch in de goede richting. In Denemarken zijn bij voortduring minderheidsregeringen aan het bewind. De eigen opvatting van die partijen is daarbij heel duidelijk, maar de noodzaak tot compromis ook. Het is ongeveer onze situatie, maar nog wat extremer, en het werkt.

Bij ons concentreert het zoeken naar meerderheden zich op de Eerste Kamer. Daar ligt een inschattingsfout bij de start van dit kabinet aan ten grondslag, maar gelet op mijn constatering van zojuist vind ik dat niet een nadeel, maar misschien juist wel een voordeel.

De positie van de Eerste Kamer ligt natuurlijk als zodanig geregeld onder vuur, de manier waarop zij gekozen wordt, dan wel haar bestaan als zodanig. Het nut van de Eerste Kamer is voor mij boven twijfel verheven: een extra controle op het werk van de sterk op actualiteit gerichte Tweede Kamer kan geen kwaad. Zeker zolang de rechter de wetgeving niet aan de Grondwet mag toetsen, is die extra controle ook extra nodig. Om dat laatste te veranderen, worden er zo nu en dan voorstellen ingediend, maar tot nu toe zijn die gestrand. Dus ook daar zal een staatscommissie niet veel kunnen uitrichten.

Voor mijn partij is er overigens nog wel een reden om voor het instituut Eerste Kamer te wezen. In feite is de Eerste Kamer nog het meest de voortzetting, zij het zeker niet historisch rechtstreeks, van de Staten-Generaal in de oude Republiek der Nederlanden. Een vergadering waarin de provincies vertegenwoordigd zijn, toen als soevereine gewesten, nu nog als zendende instanties, doordat de diverse Staten van de provincies als kiezers optreden. Ik zou ze kiezers willen noemen. Van deze verhouding tussen kiezers en gekozenen is in de praktijk meestal niet zo heel veel te merken, en de band is, doordat op landelijke partijen gestemd wordt, ook niet heel direct. Maar dit systeem geeft wel de mogelijkheid om in dit landelijke parlement de stem van de zendende regio's uitdrukkelijker dan nu praktijk is, als invalshoek te kiezen. Deelbelang gaat niet voor algemeen belang, maar deelbelang moet wel meegewogen worden. De Eerste Kamer leent zich daar in de huidige structuur bij uitstek voor. Ook daarvoor is geen staatscommissie nodig, maar alleen een open oog voor wat er binnen, maar zeker ook buiten de Randstad gebeurt.

Tenslotte ook nog wat betreft de Eerste Kamer. Het blijkt heel moeilijk om lokale en provinciale belangen die vertegenwoordigd worden door lokale en provinciale partijen, door te laten sijpelen naar het landelijke niveau, terwijl deze partijen zeker op lokaal niveau tot een grote macht zijn uitgegroeid. Dat het kiessysteem voor de Eerste Kamer de mogelijkheid geeft om daar toch in beperkte mate ruimte voor te bieden, is natuurlijk meegenomen, maar die ruimte zal beperkt blijven, doordat de Randstad door haar bevolkingsgewicht altijd zal domineren. Om daar verandering in te brengen zou een radicale ingreep in onze centraal gestuurde eenheidsstaat overwogen moeten worden. In dat geval zou een staatscommissie heel dienstig kunnen zijn. Maar zolang een opdracht in die richting nog niet voor de hand ligt, komt mij een staatscommissie dus per saldo als niet heel nuttig voor.

Mocht er toch een staatscommissie komen of een commissie uit de Kamers, waar ik mogelijk wel voorkeur voor zou hebben, dan zullen wij met heel veel belangstelling en met een positieve instelling de resultaten daarvan wegen. Maar op dit moment lijkt de hele exercitie niet heel veel nut op te kunnen leveren.