Verslag van de vergadering van 19 januari 2016 (2015/2016 nr. 16)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.18 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Ik ben geen groot voorstander van het benoemen van een staatscommissie. Een staatscommissie is een sterk geformaliseerde vorm van een denktank en zo'n geformaliseerde denktank zou zich naar mijn idee voornamelijk moeten richten op formele veranderingen in de structuur en op de instituties waarmee wij werken. Als je zo'n commissie benoemt, moet je je twee dingen afvragen. Moet er echt iets veranderen? En: levert het iets op als de commissie ergens mee komt? Ik heb de neiging om op de eerste vraag te antwoorden dat wij op dit moment niet echt de behoefte hebben om institutionele veranderingen door te voeren. Ik heb die behoefte in ieder geval niet. Als een denktank, zoals de staatscommissie, aan de slag gaat, komt ze misschien met dingen die ook voor mij best acceptabel zijn als alternatief voor wat we nu hebben. Maar dan nog moet je je afvragen of dat iets oplevert. Gaat het echt door, gaan wij ermee verder?
Als het om institutionele veranderingen gaat, leert de historie ons dat de kans buitengewoon klein is dat er iets wordt doorgezet. Er zijn praktischer manieren om problemen, die er wel degelijk zijn, op te lossen. Die problemen liggen in de allereerste plaats in de behoefte bij de bevolking om meer het gevoel te hebben dat zij invloed kan uitoefenen op de besluitvorming. Dat betekent niet dat de formele besluitvorming veranderd moet worden, maar dat recht gedaan moet worden aan gevoelens bij grote delen van de bevolking. Die gevoelens moeten kunnen doorklinken. Ik denk dat daarvoor een praktischer oplossing is dan het starten van een staatscommissie. Men kan beter beginnen met een commissie, zoals de heer Kuiper heeft voorgesteld, of nog liever zoals de eerste optie van de heer De Graaf was. Laten we als parlement eerst proberen om dat probleem te tackelen. Wat mij betreft doen we dat met de Tweede Kamer erbij. Hoe gaan wij daarmee om? Het is in heel veel gevallen de vraag hoe we er praktisch mee omgaan en niet een kwestie van instituties. Daar heb ik de voorkeur voor.