Verslag van de vergadering van 26 januari 2016 (2015/2016 nr. 17)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.12 uur
De heer Köhler i (SP):
Voorzitter. Allereerst wil ik opmerken dat het mij wat teleurstelt dat de heer Van Rooijen het woord niet voert in de tweede termijn. In de eerste termijn heeft hij zijn spreektijd besteed aan een ander onderwerp dan op de agenda staat omdat hij dat belangrijker vond. Hij had er ook veel goede argumenten voor om dat belangrijker te vinden. Naar aanleiding van een interruptie zei hij dat hij in tweede termijn nog wel zou terugkomen op dit wetsvoorstel. Dat doet hij nu niet, waardoor wij tot de stemmingen volgende week in het ongewisse blijven over wat zijn fractie vindt van het voorstel dat we nu behandelen. Dat betreur ik.
De staatssecretaris dank ik voor zijn uitgebreide antwoord. Het gevaar van een uitgebreid antwoord is natuurlijk dat het tal van nieuwe vragen oproept. Zo zei de staatssecretaris dat de Belastingdienst ook ter plekke controleert, van kassen tot bordelen, waarna hij direct zei dat het niet gaat om de karikaturale hamer. Die twee opmerkingen leidden bij mij alleen al tot een tiental nieuwe vragen, maar die zal ik omwille van de tijd nu niet allemaal in het openbaar stellen in dit debat.
Mijn vragen over de uitvoering van de nieuwe wet door de Belastingdienst heeft de staatssecretaris bevredigend beantwoord, behalve de belangrijkste. Op het punt van de door ons gewenste openbaarheid van alle goedgekeurde overeenkomsten, waarbij het ons vooral erom gaat dat wanneer er nieuwe constructies gevonden worden door opdrachtgevers waarvan de Belastingdienst moet constateren dat die misschien nog net binnen de wet vallen, waarna die geaccordeerd worden, vinden wij dat die nieuwe constructies openbaar moeten worden. Anders hebben al die mooie modelovereenkomsten geen zin, want juist de kwaadwillenden gaan daar dan langs die weg langsheen. De wantoestanden blijven dan onder een nieuwe naam meer in stand dan nodig zou moeten zijn. De staatssecretaris heeft niet meer gezegd dan dat hij mensen er wel toe aanspoort om alle voorgelegde overeenkomsten openbaar te maken, desnoods anoniem, maar dat hij ze daartoe niet kan verplichten. Dat wisten wij al. Hij heeft dat al eerder geantwoord en dat helpt ons niet verder. Juist de opdrachtgevers met, in onze ogen, misschien minder goede bedoelingen, zullen zich aan zo'n oproep niets gelegen laten liggen. Juist die constructies — als ze worden goedgekeurd door de Belastingdienst, misschien tegen hun zin, omdat het nu eenmaal binnen de wet valt — zouden openbaar moeten worden gemaakt.
De staatssecretaris is eigenlijk op mijn uitdaging om met enige creativiteit te komen om het toch te kunnen doen — die openbaarheid — helemaal niet ingegaan. Ik doe daarom zelf maar een paar suggesties en verwacht van hem in tweede termijn een concrete toezegging zodat ik mijn fractie kan adviseren voor deze wet te stemmen. De eerste is dat de overeenkomsten niet alleen geanonimiseerd worden, maar ook worden ontdaan van alle bedrijfsspecifieke zaken zodat alleen de constructie overblijft, de kern van de overeenkomst. Dat heeft mijn voorkeur. Het kan zijn dat de staatssecretaris dadelijk gaat antwoorden dat dat ook niet mag, omdat wij dan feitelijk die overeenkomst toch openbaar maken en de wet dat niet toestaat. Als de staatssecretaris van plan is om dat te antwoorden — ik ben dat overigens niet met hem eens — doe ik nog een andere suggestie. De Belastingdienst kan ook zelf kijken of er bij de vele aangeboden overeenkomsten, die hij voor de aanvrager niet mag publiceren, maar wel goedkeurt, niet een nieuw type overeenkomst zit. Een hele nieuwe constructie noem ik het maar even, om net binnen te wet te blijven. De Belastingdienst kan vervolgens zelf die constructie openbaar maken, in de vorm van een niet aanbevolen, maar wel mogelijke modelovereenkomst. Dat zou het minste zijn om tegemoet te komen aan ons dringende verlangen op dit punt.
Ten slotte, ik ben het eens met degenen die zeggen dat er eigenlijk veel meer andere dingen zouden moeten gebeuren in de strijd tegen de schijnzelfstandigheid en dat wij daarover eens zouden moeten praten. Ik ben het ook eens met degenen die zeggen dat wij daar misschien wel met z'n allen over willen praten, maar dat dit zeker niet wil zeggen dat wij het er met elkaar over eens worden. Hangende de nog jaren lopende discussie, kunnen wij er geen bezwaar tegen hebben dat op dit punt van de handhaving van de bestaande wet verbeteringen worden doorgevoerd. De staatssecretaris heeft zich een beetje beklaagd over de moeilijke positie die hij heeft in het kabinet binnen deze nog lopende discussie. Hij was daar heel open over. Ik waardeer dat, want op zich mag hij eigenlijk niet uit de school klappen over hoe moeilijk het er in dit kabinet aan toegaat. Hij hoeft dat op zich ook niet te doen, want ieder van ons kan zich heel goed voorstellen dat alles er heel moeilijk aan toegaat in dit kabinet. Desalniettemin wens ik hem heel veel succes bij zijn noeste pogingen om de patstelling in het kabinet op dit punt te doorbreken.