Verslag van de vergadering van 2 februari 2016 (2015/2016 nr. 18)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 11.00 uur
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Voorzitter. Ook van mijn kant feliciteer ik de heer Rombouts met zijn maidenspeech. Ik kan het natuurlijk niet laten om als oud-wethouder cultuur te zeggen dat ik extra blij ben met zijn focus op de betekenis van een en ander voor de stedelijke, maar ook de landelijke samenleving.
Mijn fractie heeft met belangstelling het voorstel voor de Wet op de Jeugdverblijven bestudeerd. Aard en doel van de wet kunnen we billijken, maar omdat het om een relatief klein werkingsgebied gaat, hebben we nog wel een paar vragen.
Bescherming van de veiligheid en de ontwikkeling van jongeren is in het algemeen een taak voor de overheid, maar die taak moet wel proportioneel en met zekere afstand worden uitgevoerd. Het grondwettelijk recht van ouders en opvoeders om zelf en in vrijheid de opvoeding en opleiding van hun kind ter hand te nemen, is ook voor mijn fractie een vertrekpunt. Maar dat recht is niet ongelimiteerd; ook nu al is er veel wetgeving om in ultimo kinderen te beschermen als hun situatie fysiek en psychisch onveilig is of kan worden. Dat is en moet zijn omgeven met waarborgen en zorgvuldige procedures.
Als aanleiding om met aanvullende wetgeving rondom internaten te komen, noemt de regering in de memorie van antwoord op vragen van deze Kamer het maatschappelijke en politieke debat rondom Turks-Nederlandse jeugdverblijven. Het probleem acht de regering het ontbreken van inzicht in en toezicht op jeugdverblijven in het algemeen en niet hun bestaan als zodanig.
Aanleiding en probleem zijn hier niet hetzelfde. Bescherming van jeugdigen in welke situatie dan ook staat wat mijn fractie betreft los van welke etnische, religieuze of levensbeschouwelijke aard dan ook. Als er aanleidingen en signalen zijn voor zorgen omtrent de veiligheid en het welzijn, dan moet de overheid instrumenten hebben om uiteindelijk in het belang van het kind te kunnen handelen. Wij zijn wat dat betreft ook blij dat het kabinet in zijn toelichting de aanleiding en de mogelijke problematiek zorgvuldig uit elkaar houdt en expliciet aangeeft dat inperking van religieuze of levensbeschouwelijke vrijheid niet aan de orde is. Graag horen wij nog een expliciete bevestiging van de minister dat deze wet niet gemaakt is om alleen maar specifieke groepen jeugdverblijven te kunnen controleren, maar dat deze ook zijn werking kan hebben in andere — wellicht nu nog niet bekende — situaties.
In de praktijk horen wij van de brancheorganisatie voor Turks-Nederlandse instellingen ECN en ook van het kabinet dat er op dit moment geen directe aanwijzing is voor onveilige situaties. De brancheorganisatie zet om die reden ook in op het voortgaan op de weg van vrijwillig toezicht. Mijn fractie snapt hun redenatie en heeft waardering voor die vrijwillige inzet. Maar juist omdat deze wet niet moet zijn gemaakt voor een specifieke groep internaten, maar een algemene geldigheid moet hebben, vinden wij deze argumentatie onvoldoende om af te zien van regel- en wetgeving. Wel vragen wij de minister hoe hij in de toekomst het toezicht in de praktijk daadwerkelijk vorm wil geven. Juist omdat de direct betrokken branche zijn bereidheid toont, blijft ook wat ons betreft proportioneel optreden de norm. Zolang vrijwillige medewerking aan de orde is en er geen directe signalen zijn, blijft de wet eerder een stok achter de deur dan een breekijzer. Deelt de minister deze zienswijze?
Daarnaast willen wij graag van de minister weten welke specifieke onderwerpen binnen de jeugdinternaten aan toezicht worden onderworpen. Kan de minister daar een duiding van geven, met name als het gaat om burgerschap? Wat ons betreft zou dat toezicht in lijn moeten zijn met de manier waarop we, zoals eerder ook gemeld, de schippersinternaten beoordelen. Kan de minister dat bevestigen?
Het begrip proportionaliteit heeft ook nog een andere invalshoek. De directe werkingssfeer van de wet betreft een dertigtal instellingen, waar jongeren gedurende een langere periode buiten het ouderlijk gezag worden opgevoed. Om te voorkomen dat deze wet als specifieke gelegenheidswetgeving wordt gezien, willen wij graag dat de minister preciezer aangeeft welke groepen van internaten nog meer onder de werking van deze wet kunnen gaan vallen. Private opvanghuizen voor slachtoffers van loverboys? Kennen wij internaten van andere groepen in de samenleving, bijvoorbeeld expats, vanuit een Chinese of Japanse of welke gemeenschap dan ook? Ook hier graag een duiding.
Wij staan in principe positief tegen een wettelijke grondslag die het mogelijk maakt van overheidswege kinderen te beschermen in situaties waarin dat nu niet kan. Maar dat mag geen specifieke gelegenheidswetgeving worden, gericht op een kleine groep. Het moet wetgeving zijn die aansluit op wat we in soortgelijke gevallen doen. Onze vragen zijn met name daarop gericht. Wij wachten de antwoorden van de minister graag af.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Lintmeijer. Ik geef het woord aan de heer Kok.