Verslag van de vergadering van 2 februari 2016 (2015/2016 nr. 18)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 16.51 uur
De heer Schalk i (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Laat ik beginnen met felicitaties aan collega Krikke met haar maidenspeech. Ik vond het verfrissend, niet alleen omdat het een mooie bijdrage was, maar ook omdat wij even de gelegenheid hadden om de benen te strekken in een lang debat om haar te feliciteren.
Het zal niemand ontgaan zijn dat de SGP door de jaren heen een bijzondere houding heeft gehad tegenover de media, vooral ook een kritische houding omdat de kracht of zelfs de macht van de media door ons niet wordt onderschat. Dat vraagt om zorgvuldige waakzaamheid, zeker nu door de media wordt ingespeeld op alle zintuiglijke mogelijkheden van de mens. Elk medium is gericht op overdracht, maar van wat eigenlijk? Educatie of verstrooiing, informatie of platte lol, nieuws of roddel? Bij overdracht door de media gaat het ten diepste om de weging van recht of onrecht, goed of kwaad. Daarbij komt nog hoe we die overdracht doen. Paulus geeft een mooi lijstje aandachtspunten: al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is en al wat wel luidt. Als we dat langs de publieke omroep leggen, dan begrijpt u de zorgvuldige waakzaamheid waaraan ik refereer, neem ik aan.
Daarbij hebben wij te maken met de Grondwet, die stelt in artikel 7 lid 2: "De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending." Proeft u het spanningsveld: enerzijds de macht van de media, anderzijds de wet die wel regels mag bieden maar geen toezicht mag hebben of houden op de inhoud? In dit kader staat wat de fractie van de SGP betreft dit debat over het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst.
Volgens het wetsvoorstel bestaat straks de publieke mediadienst uit vier actoren: de NPO, de omroeporganisaties, de NOS en de NTR. De laatste drie zorgen voor het produceren van het media-aanbod. De NPO plaatst het media-aanbod van de drie andere actoren. Oftewel, zij zorgt voor het programmeren. Deze laatste zware taak komt te liggen bij de NPO, mede omdat er wordt gezegd dat de omroeporganisaties slechts 3,5 miljoen leden zouden hebben, terwijl Nederland ongeveer 17 miljoen mensen telt. Die vergelijking gaat wat mij betreft volledig mank. Is het niet veel realistischer om te kijken naar bijvoorbeeld het aantal huishoudens? Is het niet vreemd dat 3,5 miljoen aangesloten leden van de omroepen te weinig geacht worden voor een nadrukkelijke lijn naar het aanbod en dat de kwantitatieve beoordeling volledig wordt losgelaten? De wetgever heeft in het verleden juist bewust gekozen voor de structuur van omroepverenigingen, omdat dit als de meest democratische organisatie van de publieke omroep werd gezien. Via het lidmaatschap wordt pluriformiteit vanuit de bevolking verzekerd en is er een directe mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de samenstelling van de publieke omroep. Nu wordt de NPO echter verantwoordelijk gesteld om de pluriformiteit van het publieke bestel te borgen. Dat past toch niet bij de participatie van de burger. Bovendien is het een miskenning van de rol van de omroeporganisaties als krachtig maatschappelijk middenveld.
De SGP ziet dit als een uitholling van het systeem en een directe beïnvloeding vanuit de Staat via de NPO naar het publieke bestel, of in ieder geval als een groot risico waar zelfs de Raad van State tegen waarschuwt. Die waarschuwing klinkt ook bij andere onderdelen zoals het vervallen van zendtijdgaranties en bij de taak van de NPO om initiatieven van externe partijen toe te laten. Daarbij zijn de omroeporganisaties verantwoordelijk voor de redactionele vorm en inhoud van een programma, maar dat moet binnen de kaders die de NPO heeft gesteld, bijvoorbeeld over budget, format, inhoudelijke kaders en rechten. Zo kan de NPO sturen op de pluriformiteit van de programmering en ontstaat een sterke machtspositie voor de NPO, een instituut dat vanuit de Staat wordt benoemd. Waarom kiest de overheid voor de macht bij de NPO in plaats van bij het democratische systeem van de omroeporganisaties? Hoe denkt de regering te voorkomen dat een veel te sterke invloed van de NPO ontstaat door een te sterke regierol? Hoe is dat te rijmen met de roep om participatie door de burger? Hoe ziet de staatssecretaris deze uitschakeling van het maatschappelijk middenveld? Kortom, de SGP is nog wel op zoek naar het juiste evenwicht tussen de verantwoordelijkheid van de overheid, de onafhankelijkheid van de NPO, het functioneren van de omroeporganisaties en het belang van het maatschappelijk middenveld.
De bezwaren zoals tot hier benoemd, waren vooral gericht op de opbouw van het publieke mediabestel. Er is echter ook een andere kant, namelijk de inhoudelijke. De staatssecretaris wil met dit wetsvoorstel zorgen voor een aanbod dat past bij het pluriforme karakter van Nederland. Inhoudelijk wil hij ook een verdiepingsslag maken. Uit zijn beantwoording begrijp ik dat hij zelfs amusement wil inzetten om die verdiepingsslag te maken, als het maar bijdraagt aan cultuur, educatie en informatie voor de burgers van Nederland. Op zich is dat een loffelijk streven, maar als je dat doet moet je het goed doen. Dat geldt dan voor het totale pakket dat de publieke omroep biedt. Daar hoort bijvoorbeeld ook reclame bij. Ook daarvoor geldt wat de SGP betreft dat lijstje met aandachtspunten van Paulus, zoals eerder genoemd.
Zoals bekend wordt een deel van de publieke omroep betaald uit reclamegelden. Dat levert de schatkist rond de 200 miljoen op, een kwart van de kosten van de publieke omroep. Dat is veel geld, maar is het normaal dat je geld aanneemt van lieden die je eigen doelstellingen om zeep proberen te helpen? Laat ik deze vraag benaderen vanuit een concreet voorbeeld. Mijn partijgenoot in de Tweede Kamer de heer Van der Staaij heeft vorige week een pleidooi gehouden voor het weren van reclame van Second Love. Dat is nu een goed voorbeeld van een onderwerp dat voor iedereen glashelder is: een verderfelijke methode om relaties kapot te maken, mensen tot overspel te bewegen, kinderen in totale verwarring achter te laten, reden tot breuken in relaties en echtscheiding. Kortom, een stroom van ellende, moreel, economisch en intermenselijk. Het pleidooi van Van der Staaij leverde heel veel positieve reacties op uit alle delen van de samenleving. Geen normaal mens vindt dit normaal, maar het gebeurt gewoon bij de publieke omroep. Om het maar even plastisch voor te stellen: onze staatssecretaris wil inhoudsvolle programma's bieden, cultureel, educatief en informatief, gericht op verdieping en opbouw van onze samenleving. We zien het gezinnetje al gezellig samen op de bank kijken naar een mooi leerzaam programma en dan komt er plotseling de oproep aan papa om vreemd te gaan. Of aan mama.
Het liefst zou ik aan de "mens" Sander Dekker vragen wat hij daarvan vindt, maar ik zal het formeel houden. Is de staatssecretaris het met de fractie van de SGP eens dat dit op zijn minst vragen oproept, moreel gezien, vanuit de menselijke waarden bekeken of vanuit opvoedkundig oogpunt? Kan de staatssecretaris daarbij ook aangeven hoe hij dit soort reclames waardeert in het kader van de opvoeding van onze kinderen en of er enig zicht is op de schade voor kinderen die geconfronteerd worden met dit soort reclame en de bittere gevolgen daarvan?
Het dilemma is glashelder. Vervolgens is de vraag: wat daaraan te doen? Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om zijn hoge doelstellingen voor de programma's van de publieke omroep door te vertalen naar het reclamebeleid van diezelfde publieke omroep? Dat zou toch logisch zijn? Bij veel programma's plaatst de SGP vraagtekens, maar daarin zijn we niet de enige. Er is zelfs het NICAM, coördinator van de Kijkwijzer. Deze Kijkwijzer beoordeelt ieder programma, elke film en documentaire, kortom alles wat op de publieke omroep wordt aangeboden, en plaatst er een leeftijdsaanduiding bij, dus zogenaamd geschikt voor alle leeftijden, of vanaf 6 jaar, 9 jaar, 12 jaar en 16 jaar. Daarnaast zijn er de pictogrammen die de reden van het advies aanduiden: geweld, angst, seks, discriminatie, drugs- en/of alcoholmisbruik en grof taalgebruik. Door die pictogrammen worden de burgers gewaarschuwd. Bovendien wordt een aantal programma's niet uitgezonden op tijden dat de kinderen daar normaal gesproken naar zouden kijken. Zou het niet logisch zijn dat deze Kijkwijzer ook wordt gebruikt voor de reclame, die ook op de publieke omroep wordt uitgezonden? Voor de SGP is dit een ijkpunt in het debat vandaag. Met name vanuit het perspectief van het maatschappelijk middenveld heeft de SGP grote aarzelingen. Maar de inhoud telt ook. Is de staatssecretaris bereid en in staat om de verdiepingsslag die hij wil bewerkstelligen in het programma-aanbod door te zetten bij de reclame als onderdeel van het publieke mediabestel? Als daar betekenisvolle stappen gezet kunnen worden, zal mijn fractie dat laten meewegen in haar stemgedrag.
Ik wacht met buitengewone belangstelling de antwoorden van de staatssecretaris af.