Plenair Oomen-Ruijten bij behandeling Opzegging Algemeen Verdrag met Marokko inzake sociale zekerheid



Verslag van de vergadering van 16 februari 2016 (2015/2016 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.40 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

Voorzitter. Laat mij beginnen dank uit te spreken aan de regering voor de beantwoording van onze vragen. Dat wil overigens niet zeggen dat, in de haast waarmee de antwoorden zijn gemaakt, deze tot onze volle tevredenheid leiden.

Het mag bekend zijn: als CDA-fractie waren wij nimmer voor de referendumwet. We zien nu dat dit instrument ons vaak noodzaakt om in dit huis onder stoom wetten te behandelen waarbij meer discussie met de regering en reflectie over voor- en nadelen van de wetgeving ons wellicht verder gebracht zouden hebben. Dat was een opmerking terzijde.

Het woonlandbeginsel bij de export van socialezekerheidsuitkeringen is van voor mijn tijd in dit huis en aanvaard ik als voldongen feit. Dit beginsel, dat ook van toepassing is voor de export naar derde landen, werd ook door de CDA-fractie in dit huis aanvaard toen wij goedkeuring gaven voor wet 33162. Die wet voert een exportbeperking in voor een aantal socialezekerheidswetten. Onze woordvoerder, mijn collega Wopke Hoekstra, had toen veel vragen. Hij was het die bij de behandeling van dit wetsvoorstel de vraag gesteld heeft wat de opzegging van dit verdrag gaat betekenen. Ik citeer hem letterlijk. "Om een willekeurig land, Marokko, te noemen: wat zijn de rechten en onderzoeksmogelijkheden die op dat moment voor Nederland verloren gaan en wat is de inschatting van de financiële schade? Als je verder kijkt dan de eventuele vervolgschade op het dossier van de minister, hoe moet je dan het bredere belang van de Nederlandse staat wegen als je tot zo'n opzegging overgaat? Wat zijn de consequenties voor de Staat, dus buiten het onmiddellijke bereik van de portefeuille van deze minister?"

Het onderhandelingsresultaat met Marokko, dat na lang en intensief overleg van Nederlandse diplomaten in Marokko met de autoriteiten aldaar is bereikt, is — mag ik het zeggen? — ronduit keurig. Wanneer we vandaag meewerken, zoals door de regering gevraagd, aan het opzeggen van het verdrag met Marokko, zal er dus geen nieuwe export meer zijn van uitkeringen sociale zekerheid: geen kinderbijslag, geen WKB, geen Anw, WAO, WIA, WAZ en niet uit de Toeslagenwet. De AOW blijft evenwel voor 50% bestaan en ook uitkeringen die zijn ingegaan blijven gehandhaafd.

Eigenlijk knelde de export van kinderbijslag en het kindgebonden budget naar Nederlandse maatstaven al langer in onze samenleving. Als ik het goed zie in de antwoorden van de regering, is er in 2015 een bedrag van 3,3 miljoen aan kinderbijslag van Nederland naar Marokko geëxporteerd. Die overmaking stopt hoe dan ook. Dat gebeurt óf in 2021 met een gezamenlijk Nederland-Marokko-akkoord, óf in 2017 als we het verdrag opzeggen. Met opzegging van het verdrag in 2017 wordt de instroom van 150 kinderen per jaar gestopt. Ik zeg het maar even zo. Ingegane rechten blijven echter gehandhaafd en zullen toch nog bijna achttien jaar voortduren.

Ik stel overigens vast dat we in Europa niet de enige zijn die met betrekking tot de kinderbijslag andere bedragen hanteren dan de toeslagen die we in eigen land toekennen, gemeten aan de maatstaf van kosten voor levensonderhoud. Stopt men in de ons omringende landen, net zoals wij doen, de totale kinderbijslagexport? Er zijn mensen, zoals aan de overkant, die denken dat het mogelijk is om binnen de Europese Unie het woonlandprincipe toe te passen, maar ik wil gezegd hebben dat dit niet kan. Dat is gebaseerd op artikel 48 van het Verdrag van de Europese Unie en op coördinatieverordening 883.

Als ik het goed lees, besparen we met de opzegging van het verdrag structureel 40 miljoen euro. Dat is niet weinig en voor heel veel mensen is het zelfs een heel groot bedrag. Wat we daarbij niet inrekenen, is dat we op andere terreinen verliezen. Als ik naar de besparingen kijk die met het opzeggen van het verdrag gemoeid zijn, kom ik met de antwoorden van de regering op €300.000 voor de kinderbijslag, op 1 miljoen voor de ANW en op 0,3 miljoen voor de AOW. Overigens loopt dat laatste bedrag geleidelijk op naar 5,5 miljoen omdat de aanvulling op de AOW die alleenstaanden ontvangen niet meer wordt geëxporteerd. In de antwoorden van de regering lees ik ook dat voor 2014, 2015 en 2016 tezamen — dus een periode van drie jaar — de uitkeringen 14 miljoen lager geweest zouden zijn als de wetgeving voor een verbod op export onmiddellijk van kracht geweest zou zijn voor Marokko. We rekenen dan dus niet met de kosten die het niet-meewerken aan controles met zich brengt omdat de Marokkaanse autoriteiten daar geen trek meer in hebben, zoals zij ook al gemeld hebben. Ik doel dan op bijvoorbeeld de vermogenstoets.

Als we meegaan in het voornemen van de regering tot opzegging, dan doet zich echter ook een nieuw fenomeen voor, namelijk het EU-associatieverdrag met Marokko. Het sociaal protocol daarvan, om het zo te noemen, ligt gereed. De regering wil niet af van dat protocol. De consequentie van dat protocol is echter dat een heel groot deel van de uitkeringen die we nu stoppen, als we nu opzeggen en de opzegging ingaat per 1 januari 2017, herleven. Ze herleven niet allemaal. Uitgezonderd zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget. We kregen van de regering een eerlijk antwoord op de vraag daarover: het opzeggen van het verdrag met Marokko en het in rechte komen van het sociaal protocol leidt tot het herleven van de rechten op nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen; bovendien zal het leiden tot een verhoging van de AOW van 50% naar 70%. De regering schat in dat dit 17,5 miljoen euro kost van de beoogde bezuiniging van 40 miljoen. Die bezuiniging van 40 miljoen is dus van heel korte duur.

Ik heb al gezegd dat er in september een heel keurig resultaat lag van de onderhandelingen met Marokko. Het mocht echter niet doorgaan omdat op het laatste moment Marokko ook de Westelijke Sahara onder het akkoord wilde hebben. Internationale verplichtingen over het niet-erkennen van de Westelijke Sahara hebben ertoe geleid dat die overeenkomst in concept niet door mocht gaan, zo stelt de regering vast. Het mes werd getrokken. Het erkennen van de Westelijke Sahara als legitiem Marokkaans gebied klopt niet volgens de internationale regels, maar als ik het wel heb, is ook het EU-associatieverdrag met Marokko van toepassing op het hele gebied van het Koninkrijk Marokko. Het staat alleen niet zo opgeschreven. Waarom kan Nederland niet wat Europa wel kan met de associatieovereenkomst door het niet op te schrijven? Is de informatie over de stand van zaken wel up-to-date? Gaat de regering er nog steeds van uit dat deze overeenkomst snel van kracht wordt? Als ik goed geïnformeerd ben door het Brusselse circuit — de minister mag mij corrigeren — dan is op 10 december het protocol over landbouw geannuleerd door de conclusie van het General Court. Dat betreft echter niet de toevoeging van de Westelijke Sahara. Ik leid uit de ruling van het Court af dat er geen verbod is, noch door internationaal recht, noch door EU-recht, om een overeenkomst met Marokko uit te breiden tot de Westelijke Sahara. Wel moeten bepaalde condities in acht genomen zijn. Dat gebeurt ook met het protocol over de landbouw. Er mag namelijk geen nadeel zijn voor de bevolking aldaar. Als ik het goed begrepen heb, zal er ook over het landbouwprotocol — dit gaat dus ook over het visserijprotocol — een spoedprocedure komen om de afspraken die het Hof in de ruling vraagt, na te komen.

Waarom heeft Nederland dit voorbeeld niet gevolgd? Waarom zijn wij zo principieel en stellen wij goede relaties met een land als Marokko zo op de proef? Ik hoef daarmee enkel te verwijzen naar de antwoorden die de regering geeft op vragen over de samenwerking op het gebied van de terugname van vreemdelingen, de justitiesamenwerking en de controle op de juistheid van uitkeringen en de vermogenstoets. Wij kunnen die zaken vergeten als wij deze wetgeving accepteren en daarmee de samenwerking met Marokko beëindigen.

Nederland en Marokko hebben gezamenlijke belangen. Het is voor ons voornaam, maar ook voor de EU is de regio van strategisch belang. Kan de minister ons ervan overtuigen dat het financiële belang van een besparing van 17,5 miljoen structureel van grotere waarde is dan de geopolitieke stabiliteit in deze regio? Als wij vandaag "ja" zouden zeggen tegen deze opzeggingswet, heeft de minister tot 1 juli a.s. om te onderhandelen met Marokko. Dat zou hij dan doen met een stevigere steun in de rug. Is het daarmee mogelijk om alsnog dat mooie, eerder uitonderhandelde akkoord te bereiken? Er zijn namelijk niet alleen financiële belangen, maar ook andere belangen mee gemoeid.

Als de minister een adequaat antwoord geeft op onze vragen en daarbij ook nog een bespiegeling geeft die ons overtuigt van de voordelen van een opzegging nu, met alle diplomatieke consequenties van dien, zoals op het terrein van justitie, de terugnameovereenkomst, de controle op export van uitkeringen en niet te vergeten de herleving op enig moment in de nabije toekomst van de per 1 januari 2017 afgeschafte uitkeringen, dan zal de CDA-fractie daarna haar positie bepalen.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

In 2009 heeft de toenmalig minister van Sociale Zaken Donner zich op het standpunt gesteld geen voorstander te zijn van het beperken of beëindigen van de export van de kinderbijslag. Naar zijn mening was de kinderbijslag bedoeld om tegemoet te komen in de kosten die ouders die in Nederland wonen maken voor de zorg van hun kinderen. Daarmee worden de verschillen verkleind tussen de kosten van mensen die geen kinderen hebben en die wel kinderen hebben. Donner had destijds het standpunt dat de export van kinderbijslag niet beëindigd moest worden. Ik hoorde mevrouw Oomen vooral over de afwegingen en de voor- en nadelen, maar wat is het principiële standpunt van haar fractie?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik heb te maken met wetgeving die is aangenomen. Ik hoef niet de discussies te herhalen die al vanaf de tachtiger jaren gevoerd zijn over de export van kinderbijslag. Ik stel vast dat men er in onze samenleving op dit moment enigszins anders over is gaan denken. Mij lijkt het ook niet goed dat wij het, met een dermate hoog exportbedrag dat kinderbijslag heet, gezinnen mogelijk maken of zelfs gezinnen stimuleren om kinderen zonder ouders in Marokko te laten wonen. Dat er dus wordt gekeken naar wat er in de Marokkaanse samenleving nodig is, acht ik in het huidige tijdsgewricht van belang.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Nog een keer. Het ging mij om het principiële standpunt van minister Donner destijds. Het ging niet om het woonlandbeginsel, maar om het niet-exporteren van kinderbijslag. Minister Donner zei dat we geen onderscheid moesten maken tussen kosten die ouders hebben en kosten die mensen zonder kinderen hebben als die beiden in Nederland wonen.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik zou mevrouw Strik kunnen en moeten antwoorden dat dat standpunt dankzij de wetgeving die ook in de Eerste Kamer is geaccepteerd, voorbij is.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

U hebt daar op dit moment dus geen principieel standpunt over?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Wij huldigen het principiële standpunt dat bepaalde wetgeving gewoon aanvaard is, ook in de Eerste Kamer. Daar heb ik nu niets meer aan.