Verslag van de vergadering van 1 maart 2016 (2015/2016 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.33 uur
De heer Schalk i (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ook ik wil graag de indieners en de staatssecretaris danken voor de reacties en de antwoorden die gegeven zijn. Ik dank de collega's voor het mooie, inhoudelijke debat. Het is heerlijk om weer eens een dagje in het onderwijs te werken. Je merkt dat wij blijkbaar het goede zoeken voor het onderwijs, zoals mevrouw De Vries-Leggedoor daarnet zei. Het is heerlijk als dat zo doorklinkt in het debat.
Het is goed dat de staatssecretaris heeft gezegd dat er op korte termijn een herijking van de deugdelijkheidseisen zal plaatsvinden. Hij zal zelfs proberen om dat voor de zomer te doen. Dat was een heel wezenlijk onderdeel van dit debat. Het is goed om te horen dat dit op korte termijn gaat gebeuren.
Men heeft ongetwijfeld begrepen dat ik in de loop van dit debat wel enige zorg had over de praktijk in de toekomst. We hebben kunnen zien dat door de inspectie geanticipeerd werd op het wetsvoorstel door dat in de omschrijvingen te omarmen, zoals ik net zei. Ik denk dat dit ook zo is gebeurd. In de uitwerking vraagt dat nog heel wat. Datgene wat met het wetsvoorstel wordt beoogd, namelijk het uit elkaar rafelen van de controlerende en de stimulerende taken, is in het onderzoekskader dat er in concept ligt — dat moeten we goed benadrukken — helaas nog niet goed gelukt.
Daar komt bij de discussie over het gedifferentieerd oordelen. Ik vind het heel goed dat door de indieners en door de staatssecretaris is benadrukt dat dit wetsvoorstel daar absoluut niet over gaat. Ik denk dat iedereen in deze Kamer heel goed beseft dat de woorden en de gedachten die daarbij passen, heel gemakkelijk binnen kunnen sluipen in de beoordelingen of de waarderingen van de inspectie. Bij die oordelen horen zij juist niet.
In het voor consultatie voorgelegde onderzoekskader voor 2017 wordt het wetsvoorstel omarmd, maar de uitwerking is nog niet helemaal passend. Ik vind het heel belangrijk dat in het wetsvoorstel staat dat het onderzoekskader uiteindelijk door de regering zal worden vastgesteld. De indieners kunnen niet meer zoveel richting dat onderzoekskader. Ik heb hierover een motie voorbereid, die gericht is tot de regering. We willen klip-en-klaar onderscheid maken tussen het controleren en het stimuleren en hoe dat doorwerkt in de praktijk. Tijdens een interruptiedebatje is door mevrouw De Vries-Leggedoor gezegd: als de wet er is, dan is dat het leidende kader. Ik denk dat we dat moeten vasthouden. Om dat te stimuleren en extra body te geven dien ik de volgende motie in.
De voorzitter:
Door de leden Schalk, Bikker, Bruijn, De Vries-Leggedoor, Pijlman en Nooren wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het initiatiefwetsvoorstel een duidelijk onderscheid aanbrengt tussen de controlerende taak en de stimulerende taak van de onderwijsinspectie en dat dit onderscheid ook gevolgen heeft voor de kwalificaties die de onderwijsinspectie aan het onderwijs geeft;
verzoekt de regering, te waarborgen dat zowel in de toelichting op de onderzoekskaders als in de presentatie, uitwerking en verantwoording van de standaarden het onderscheid tussen oordelen en bevindingen voor alle betrokkenen bij het onderwijs eenvoudig kenbaar is;
verzoekt de regering eveneens, bij het vaststellen van de onderzoekskaders te waarborgen dat het onderscheid tussen controleren en stimuleren doorwerkt in die zin dat oordelen enkel gebaseerd zijn op het wel of niet voldoen aan wettelijke voorschriften, en niet op eigen inzichten van de inspectie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter G (33862).
De heer Schalk (SGP):
Ik hoop dat deze motie ook beoordeeld wordt door de indieners, die misschien nog een extra duwtje richting de staatssecretaris kunnen geven. Ik ben ook benieuwd naar het oordeel van de staatssecretaris daarover. Ik kan wel zeggen dat dit debat ertoe leidt dat ik dit wetsvoorstel met een positief advies zal voorleggen aan de fracties van de SGP en van de ChristenUnie, namens welke ik ook mag spreken.