Verslag van de vergadering van 8 maart 2016 (2015/2016 nr. 22)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.47 uur
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor zijn heldere brief. Inhoudelijk heeft mijn fractie nog twee korte vragen.
Ten aanzien van de wettelijke inkadering van de sturende rol van de NPO viel mij bij nadere bestudering van de brief op dat er een klein nieuw element in staat ten opzichte van wat de staatssecretaris in tweede termijn betoogde. Hij schrijft nu: "In het aanvullende wetsvoorstel wordt opgenomen dat de sturende taken van de NPO worden verricht op basis van de afspraken en strategie zoals beschreven in concessiebeleidsplan, prestatieovereenkomst, profielen van de aanbodkanalen, de begroting, afspraken met de omroeporganisaties en het coördinatiereglement." Ik vind afspraken met de omroeporganisaties prachtig, maar minder helder, en het afgelopen halfjaar was er met regelmaat ruis. Daarom wil ik de staatssecretaris vragen of het klopt dat juist de wettelijke inkadering zich zal beperken tot de formele kant en de formele documenten. Heb ik dat juist begrepen?
Dat was mijn eerste korte vraag. De tweede gaat over het feit dat nu in de brief staat dat de omroeporganisaties bij al de eerder genoemde documenten worden betrokken, dus ook bij het coördinatiereglement, de bindende regelingen en de jaarplannen. Dat vindt mijn fractie logisch. Ik weet alleen niet precies hoe de uitwerking daarvan eruitziet. Kan de staatssecretaris daar kort op reflecteren? Het mag echt kort. Bij een derde termijn hoeft dat niet zeer uitgebreid; dat lijkt me ongepast. De brief riep echter die vraag op.
Dan kom ik op de gekozen procedure. Dit wetsvoorstel doorloopt een uitzonderlijke route. Mijn fractie waardeert de voorstellen die de staatssecretaris doet tot aanpassing van dit wetsvoorstel zeer. Het is een verbetering en een verheldering van de wettekst. Het is een inkadering van de sturende rol van de NPO en daarmee een heldere en steviger positie voor de omroepen. Daarnaast zal de motie ten aanzien van levensbeschouwing die ik in tweede termijn indiende, zorgen voor een betere borging. Naar verwachting wordt de motie gesteund door een meerderheid. De ondertekening ziet er in ieder geval nog zo uit. Dat is voor mijn fractie een belangrijk element.
Aanpassing van de wet heeft echter wel gevolgen voor de procedure. Ik benoemde al in de tweede termijn hoe dat gewogen moet worden. Staatsrechtelijk gezien is de route van een novelle daarbij in onze ogen de meest zuivere. De Eerste Kamer eist die echter niet. Zoiets biedt de regering aan. De staatssecretaris is echter gekomen met een andere oplossing, die wettelijk gezien eveneens mogelijk is. De staatssecretaris schrijft vervolgens dat het wetsvoorstel alleen in werking zal treden als het aanpassingsvoorstel van de andere wet die deze wet aanvult, in dit huis is aanvaard.
De novelle had onze voorkeur. Gezien echter de verduidelijkingen en de verbeteringen die dit wetsvoorstel zal krijgen, de toezeggingen van de staatssecretaris op de eerder genoemde punten en de snelheid die hij heeft beloofd ten aanzien van de regionale omroepen, zal mijn fractie desondanks kunnen instemmen met de gekozen procedure en daarom ook met het wetsvoorstel.
De heer Nagel i (50PLUS):
De ChristenUnie heeft een heel goede reputatie met betrekking tot het staatsrecht. Je zou kunnen zeggen dat die fractie misschien wel op de eerste plek staat. Heeft mevrouw Bikker op dat gebied geen bedenkingen tegen dit wetsvoorstel en vooral ook tegen de procedure, ook gelet op de adviezen die er zijn?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank voor het compliment. Ik zal dat vooral doorgeven aan mijn voorgangers. Als je pas net senator bent, mag je dat jezelf nog niet aanrekenen. Mijn voorgangers zal ik het echter overbrengen. Een van hen is overigens geen voorganger; hij zit hier nog steeds. Ik gaf net aan dat de novelle volgens mijn fractie staatsrechtelijk gezien het meest zuiver is, maar laten we nu niet doen alsof een novelle de enige smaak is die we in deze senaat voorbij hebben zien komen. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat het meerdere keren is voorgekomen dat de regering op deze manier komt met een oplossing. Als we het zelf hadden geschreven, was het misschien anders gelopen, maar we kijken nu naar het geheel. Het is het voorstel van het kabinet en het kabinet biedt het ons aan. Zo hebben we het koekje dan ook maar te bekijken.
De heer Nagel (50PLUS):
Mevrouw Bikker gebruikte het woord "smaak". Ik heb net gezegd dat de ChristenUnie wat staatsrecht betreft een eerste plek heeft. Kunt u zich voorstellen dat het bij ons smaakt naar linzensoep?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat kan ik mij niet voorstellen want dat is rode soep, zoals de Bijbelkenners zullen weten. Ik kan deze staatssecretaris toch niet verdenken van het koken van rode soep.
De heer Atsma i (CDA):
Ongetwijfeld bedoelde de heer Nagel een bord linzensoep, maar dat is in een andere context.
Ik wil toch nog even terug naar datgene wat de staatssecretaris heeft geschreven. Ik ken voor een deel de gedachten binnen de ChristenUnie als het gaat om het mediabestel. Wat vindt u van het voorstel van de staatssecretaris dat de NPO ook het element van de publieksverantwoording breed moet uitwerken? Als ik mij goed herinner hebt u ook in eerste termijn meerdere keren betoogd dat de omroepen tezamen meer dan 3,5 miljoen leden hebben. Is hetgeen de staatsecretaris voorstelt dan wel nodig?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb niet voor niets betoogd dat de omroepen met 3,5 miljoen huishoudens die lid zijn, het stevigste element zijn van onze publieke omroep. Daar sta ik voor en volgens mij gaat dit wetsvoorstel er nog meer recht aan doen dan het al deed. Dan het punt van de publieksvertegenwoordiging. Als het het doel van de staatssecretaris is om de blinde plekken in de programmering aan te vullen zodat de publieke omroep in haar geheel representatiever wordt, dan begrijp ik dat hij zoekt naar manieren hoe hij een en ander kan checken. Als het een representatief geheel is, vind ik dat geen onoverkomelijk bezwaar. Echter, dat mag er niet aan in de weg staan dat de omroeporganisaties een sterke positie hebben. En daar heb ik mij al deze termijnen ook sterk voor gemaakt. U hebt mij daarom ook de verheldering horen vragen over de sturende taak van de NPO en over wat dit betekent voor de omroepen.
De heer Atsma (CDA):
De staatssecretaris schrijft ook — en daar zijn we blij mee — dat hetgeen via de NPO aan opdrachten aan externen wordt verstrekt, vooral in de vorm van coproducties of anderszins door de omroepen zou moeten worden uitgezonden. Heb je daarmee niet per definitie de publieksverantwoording in ultima forma gerealiseerd en is het dan niet dubbelop? Bent u niet bang dat het straks ten koste gaat van de door u zo geliefde 3,5 miljoen leden of huishoudens?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat zijn precies de vragen die we volgens mij in eerste en tweede termijn uitvoerig bij de kop hebben gepakt. Ik vind het winst dat de buitenproducenten nu samen met de omroeporganisaties optrekken met eindverantwoordelijkheid voor de omroeporganisaties. Dat hebben we toch een stukje scherper gekregen. Dat neemt niet weg dat ik van de NPO best begrijp dat men in de breedte, nog breder dan die 3,5 miljoen huishoudens, wil kijken hoe het staat met de publieke omroep. Laten we wel wezen: hoeveel leden hebben de partijen in dit huis? Sommige één, sommige meer. Uiteindelijk gaan we ook altijd terug naar de kiezers. Nou, dat gaat bij de publieke omroep anders. Ik vind dat in zichzelf ook niet gek. Alleen moet het dan straks niet betekenen dat we dan geen omroepverenigingen meer nodig hebben. Daar ben ik in mijn bijdrage tot nu toe volgens mij al klip-en-klaar over geweest.
De voorzitter:
Mijnheer Atsma, nu echt tot slot.
De heer Atsma (CDA):
U vindt dat de staatssecretaris op dat punt voldoende duidelijk is geweest? Ik vraag dat met name omdat de staatssecretaris als het gaat om de publieksverantwoording vooral reflecteert op hetgeen wat van de zijde D66 en andere partijen naar voren is gebracht.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb net aangegeven dat juist die diversiteit mij lief is. Daarin zie ik graag ook alle minderheden vertegenwoordigd. Dat is ook de reden waarom ik de motie heb ingediend ten aanzien van levensbeschouwing. Dat wil ik geborgd hebben. Juist daarom zie ik in die publieksraad niet het grote gevaar dat de heer Atsma er in meent te onderkennen.