Verslag van de vergadering van 8 maart 2016 (2015/2016 nr. 22)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.25 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Als een ding duidelijk blijkt op dit ogenblik, dan is het dat wij Europa, de Unie, niet kunnen missen, dat landen alleen niet meer opgewassen zijn tegen de grote problemen waar wij mee geconfronteerd worden. Dat was natuurlijk al duidelijk na de economische crisis, de bankencrisis, de crisis van de zuidelijke landen, Griekenland, en de politieke crisis in Oekraïne, maar nu dus ook middenin de crisis in een Midden-Oosten waar iedereen met iedereen vecht. In al die gevallen zou je kunnen denken: wij zijn toch een land met een sterke economie, we redden onszelf wel. Maar in al die gevallen moet de conclusie toch zijn dat Europa meer kan dan wij kunnen en dus ook dat welbegrepen eigenbelang meer gediend is met Europese solidariteit, al kost dat soms wat, dan met nationalistisch gemotiveerd isolement.
Wat ook blijkt, is dat wij er weer te lang over gedaan hebben om te ontdekken dat sommige zaken beter door Europa geregeld kunnen worden. Als wij in Europa jaren eerder geluisterd hadden naar Italië, Griekenland en Spanje, die soms smeekten om een Europese regeling van de asielproblematiek, anders dan de Dublinregeling, dan was de situatie nu anders geweest. De Dublinregeling heeft immers nooit echt goed gewerkt omdat verreweg de grootste druk van asielzoekers nu eenmaal altijd in Zuid-Europa terechtkwam. Dublin werd dus altijd al ontdoken en hadden wij toen een meer solidaire regeling voor het asielbeleid ontworpen, dan hadden wij nu, ondanks de enorme aantallen, een beter gereguleerde situatie gehad. Die conclusie lijkt mij leerzaam voor heel veel andere terreinen.
Dat wij te laat zijn, ontslaat ons niet van de verplichting om nu alsnog zo goed mogelijk met de situatie om te gaan. Die situatie dwingt tot hulp aan Griekenland en ook tot de bereidheid om Dublin aan te vullen met een verdelingsmechanisme, dat wij nu ad hoc helaas niet meer kunnen opdwingen aan Europese landen die dat beslist niet willen. Dan hadden wij eerder afspraken moeten maken. Het dwingt ons ook, gelet op de aantallen, om al degenen die geen kans maken terug sturen. Daarvoor hebben wij Turkije nodig om economische vluchtelingen terug te nemen en — gelet op de deal die in de maak is — in eerste wellicht alle vluchtelingen uit Griekenland. Daar staat uiteraard een terugnameverplichting tegenover via een geordende, legale weg. Dat — de oplossing via Turkije — is de weg die de Duitse bondskanselier heeft gewezen en die alleen door Europa gemeenschappelijk gegaan kan worden. Is de minister het ermee eens dat deze weg bewandeld moet worden, al doen zich wat dat betreft problemen voor met het vluchtelingenrecht? Als dat zo is, vindt hij dan ook dat dit geld mag kosten en dat wij, na alles wat Turkije zelf al gedaan heeft voor bijna drie miljoen vluchtelingen, daarbij ook wel snel over de brug mogen komen, met geld en met de legale overname van vluchtelingen?
Daar liggen nog wel enkele vragen achter. Bij een verdergaande Europese ordening van het asielbeleid hoort ook een Europese vaststelling van veilige landen van herkomst en van veilige derde landen. Is de minister dat met mij eens? Daar is nog maar weinig aan gebeurd. Maar vooral doet zich de vraag voor: kan Turkije gelden als veilig derde land en als, nog belangrijker, veilig land van herkomst? Georgië krijgt na een nauwkeurige beoordeling van de omstandigheden en regelingen daar voor zijn inwoners vrijstelling van de visumplicht voor de EU. Hoeveel eisen willen en kunnen wij daarvoor stellen aan Turkije? In hoeverre zal de EU de bereidheid uitspreken om Turkije ook als lid op te nemen, nu de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de interne situatie van het land in het verleden wel eens dichter bij de eisen van de EU voor nieuwe leden heeft gelegen dan momenteel het geval is? Dit betreft dan de interne democratie, de rechtszekerheid, en uit menselijk oogpunt vooral de Koerdenproblematiek. Hoe staat de minister in het dilemma dat hier opdoemt?
In hetzelfde verband kunnen we ook constateren dat we ineens, om Schengen te redden, een grote behoefte hebben aan een betrouwbare en dus gemeenschappelijke buitengrensbewaking, en dat ook daarvoor geldt dat we daar te laat achter zijn gekomen en dat we eerder bereid hadden moeten zijn om hier geld voor uit te trekken. Waarom heeft Europa een crisis nodig om bij zinnen te komen en te beseffen dat we met elkaar in een boot zitten?
De conclusie dat wij te laat zijn met de ontdekking dat wij de grote dingen, niet de kleine dingen natuurlijk, beter Europees aan kunnen pakken dan in een alleingang, geldt wat mij betreft niet alleen voor de asielproblematiek en de grensbewaking. Wij hebben heel lang vastgehouden aan onze "soevereiniteit op belastinggebied". Daar komt beweging in nu ook de OESO er werk van maakt om voor iedereen geldende uitgangspunten te formuleren, maar ook hiervoor geldt dat verdergaande harmonisatie van de winstbelastingsystemen uiteindelijk iedereen, of in ieder geval het Europese totaal, ten goede zou komen. Het laatste geldt ook voor de mogelijkheid om op naam van de Unie staatsleningen te kunnen plaatsen, eurobonds. Het idee lijkt intussen afgeschoten, maar het blijft nuttig deze mogelijkheid in gedachten te houden. Nederland geeft de mogelijkheid om tegen de voor Nederland geldende rentevoeten geld door te lenen aan Curaçao en Sint-Maarten, overigens niet aan Aruba. Vindt de minister niet dat de Unie als geheel er economisch evenwichtiger van zou worden als wij iets meer, maar de tekortlanden veel minder, rente zouden moeten betalen op hun staatsleningen? Daar hoort wel een strak Stabiliteits- en Groeipact bij. De gouverneurs van de Banque de France en de Bundesbank pleitten kort geleden voor een financierings- en investeringsunie om schuldfinanciering in de eurozone te kunnen terugdringen. Kan de minister mij uitleggen wat zij daarbij in gedachten hebben? Gaat dat niet een eindweegs de kant op van die eurobonds?
We lopen er nu tegenaan dat de begrotingsregels van de EU star zijn, te star om makkelijk geld te kunnen vrijmaken voor plotselinge urgente zaken. Het meerjarig begrotingskader is daarbij een tamelijk rigide dwangbuis voor een Commissie met de aspiraties om Europese politiek te bedrijven en zichtbaar te maken. Zou niet een nieuwe Commissie zelf moeten kunnen onderhandelen over een voor haar zittingsperiode geldende begrotingsafspraak? En wordt het dan ook niet tijd om te komen tot echt eigen middelen voor Europa? Het werkt toch op dit ogenblik zo dat de verdeling van de contributies, de bijdragen van de landen, officieel weliswaar gebaseerd zijn op een eerlijk uitgangspunt, maar in feite altijd weer discussie oproepen, zeker als er nabetalingen aan te pas komen? En het is ook zo dat ieder land te angstvallig blijft kijken of al het betaalde wel terugkomt in subsidies? Daar is niet makkelijk echte Europese politiek mee te bedrijven. Laat een nieuwe Commissie in onderhandeling met Raad en Parlement een percentage van de btw vaststellen dat voor Europa bestemd is. Of, zoals de Duitse minister Schäuble voorstelde, laat de EU een eigen belasting op benzine en diesel heffen. Dat is helder, het houdt rekening met de draagkracht van de lidstaten en het komt de politisering en daarmee de democratisering van Europa ten goede. Wat vindt de minister?
Ik zal kort spreken over een heel andere zaak. Wij krijgen binnenkort het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne. Ik heb voor dat verdrag gestemd en ik sta daar nog altijd achter, maar het optreden van de Oekraïense regering en het parlement tegenover Rusland en tegenover de opstandige provincies in het oosten speelt natuurlijk wel een rol in de uiteindelijke beoordeling van het nut van de overeenkomst. Op 3 maart is er een bijeenkomst geweest van de partners in het zogenaamde Normandië-Format waar nog steeds geen regeling voorligt voor de verkiezingen in de oostelijke provincies. Dat lijkt bijna op obstructie. Hoe ziet de minister dat?
De architectuur van Europa is niet helemaal wat ik als ideaal zie. Ik denk nog steeds dat een Europa van regio's een evenwichtiger Europa zou kunnen zijn dan een Europa van grote en kleine, tot zelfs heel kleine staten. Maar de staat, met al zijn historie, schuif je niet zomaar aan de kant. Daarom is het samenspel van de Europese volken — ik gebruik het meervoud — in het Parlement, de Europese staten in de Raad, en de nog wat onvolgroeide uitvoerende macht in de Commissie, een goede basis voor Europees bestuur. Op deze basis, dus met het Verdrag van Lissabon, kunnen we nog een heel eind verder. Ik begreep dat kort geleden de ministers van Buitenlandse Zaken van de founder-nations, de oorspronkelijke zes die de EGKS en daarna de EEG en Euratom zijn begonnen, ervoor gepleit hebben om verder te gaan met een ever closer union. Dat is in tegenstelling tot de afspraken voor Groot-Brittannië, dat die kant juist niet op wil. Van die afspraken is het nog maar de vraag is of zij een brexit kunnen voorkomen. Misschien moest Cameron de Engelsen en de Schotten maar apart laten beslissen over wel of niet uittreden. De heer Backer heeft daar ook al op gewezen. Dat zou een mooi beeld kunnen opleveren van de mate van of misschien juist het gebrek aan samenhang binnen het Verenigd Koninkrijk zelf. Wat daar ook van komt, ik ben het eens met de ministers van de founding fathers, waar minister Koenders naar ik aanneem bij hoorde. Misschien kan hij ons wat vertellen over die gelegenheid en de concrete reden om een dergelijke uitspraak met elkaar te doen.
Er zit momenteel een Commissie in Brussel die bereid is de Unie te laten afslanken waar dat nodig is, maar ook te laten optreden waar dat nodig is. Het Nederlandse voorzitterschap geeft ons momenteel grote verantwoordelijkheid. Juist ook Nederland heeft vaak bijgedragen aan een negatieve benadering van Europa en dus ook aan dat eeuwige "te laat" bij het nemen van noodzakelijke maatregelen. Het voorzitterschap mag zich van mij de ever closer union van onze minister tot taak stellen, eventueel met een aparte kopgroep. Laat Nederland dan wel bij die kopgroep horen! Ik hoor graag straks de minister.
De voorzitter:
Ik constateer dat geen van de leden meer het woord wenst in eerste termijn.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering een enkele minuut tot de staatssecretaris van OCW hier binnen is.