Plenair Köhler bij behandeling Gegevensvertrekking Belastingdienst



Verslag van de vergadering van 29 maart 2016 (2015/2016 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik wil nog nader ingaan op een paar punten. In de eerste plaats: wat verandert er door het nu aannemen van deze wet? Mijns inziens wordt met deze reparatiewet de oude, dus niet de nieuwe, regeling voor inkomensafhankelijke huurverhoging in ere hersteld. Dus op basis van deze wet kan men niet de inkomensafhankelijke huren verder verhogen en de andere huren verder verlagen. Dat kan allemaal niet. Het enige wat we nu met deze wet herstellen, is de oude inkomensafhankelijke huurverhoging. Daar bieden we de basis voor. Ik snap niet hoe dat niet alleen bij de minister, die dat bevestigde, maar ook bij andere woordvoerders tot de conclusie kan leiden: wij zijn voor deze wet, want daardoor krijgen straks de lagere inkomens minder huurverhoging. Nee, nul procent, daar heeft deze wet niets mee te maken. Een zodanige differentiatie zou wel kunnen optreden als straks de Wet doorstroming huurmarkt 2015 wordt aangenomen, dan pas. Daar praten we over veertien dagen over, maar ik wil nu al zeggen dat dat mijns inziens, gezien de inhoud van die wet, ook dan niet het geval zal zijn.

De heer Schouwenaar i (VVD):

Ik voel mij aangesproken, omdat ik behoor tot de groepering die kennelijk onvoldoende snapvermogen heeft. Ik wil mij dus eigenlijk een beetje verdedigen, als dat mag. Ik zie het als volgt. Als er geen belastinggegevens zijn, dan ook geen inkomensafhankelijke huurverhoging. Je kunt dan namelijk geen indeling in groepen maken. De corporaties of de verhuurders missen dan voor een belangrijk deel inkomsten. Die inkomsten hebben ze, los van zaken als de verkoop van oud bezit of efficiënter werken, echter wel nodig om hun bedrijf draaiende te houden. Nu gaat het om deze inkomsten. Die hebben ze nodig. Als ze die niet meer uit de extra huren kunnen halen, dan moeten ze die halen bij de lagere inkomens. Daarin zit bovendien nog eens extra ruimte, van 1% naar 2,1%. Verder ontbreekt daarbij de rem, het plafond van de huursom. Er spelen dus twee factoren: de aantrekkelijkheid van de mogelijkheid om daar extra geld te halen en het ontbreken van remmingen daar. De heer Köhler kan zeggen dat dit een theoretisch gedachtespinsel is, maar ik heb dit verschillende keren met Aedes besproken. Dan blijkt het toch wat minder theoretisch te zijn dan je zou mogen veronderstellen. Op die manier meen ik dat de consequentie heel duidelijk is. Hogere inkomens die dus in aanmerking zouden kunnen komen voor inkomensafhankelijke huurverhoging als de Belastingdienst daartoe de gegevens mag aanleveren, gaan van 4,5 of zelfs 5% naar 2,1% en lagere inkomens gaan daardoor richting de 2,1%. Lagere inkomens krijgen dus een hogere huurverhoging en hogere inkomens een lagere huurverhoging.

De heer Pijlman i (D66):

Ik hoor bij dezelfde categorie van de niet-snappers. Als wij deze wet niet aannemen, wordt er volgens mij ongedifferentieerd verhoogd. Dat is het punt. Dat is voor de laagste inkomens nadelig.

De heer Köhler (SP):

Deze beide redeneringen lopen vooruit op wat de corporaties — daarover gaat het, maar ik wil dadelijk nog ingaan op de particuliere verhuurders — zeggen te gaan doen, nadat de wet doorstroming en een daarop gebaseerde circulaire van de minister voor dit tussenjaar van toepassing worden, maar dat is nu nog niet zo. Dat gaat zich pas afspelen na 12 april. Deze wet brengt ons alleen terug naar de oude verhoudingen en de daarin toegestane huurverhoging.

Ik wil nog kort aangeven waarom dit gevolg daarna ook niet gaat optreden. In zijn redenering heeft de minister deze twee zaken met elkaar in verband gebracht. Die zouden samen zorgen voor de gedifferentieerde huurverhoging en de extra kosten van de huurtoeslag. Na aanneming van de wet doorstroming zullen de corporaties de huren weliswaar matigen, maar niet meer vragen om de inkomensafhankelijke huurverhoging op enige schaal, want dat kan eenvoudigweg niet binnen de huursom van 1%. Daar zullen ze dus van afzien. Hooguit komen er plaatselijk in volgende jaren aanvullende afspraken. Nu is men dat echter niet van plan. Dat is ook na te vragen. Men zal wel de algemene huurverhoging voor de lagere inkomens matigen, maar dat kan onder de huidige wet ook al.

De heer Schouwenaar (VVD):

Ze hebben bij de inkomensafhankelijke huurverhoging geen last van de huursom, want die mag erbuiten blijven, op voorwaarde dat de opbrengst van de inkomensafhankelijke huurverhoging rechtstreeks wordt geïnvesteerd in nieuwbouw.

De heer Köhler (SP):

Volgens de wet mag die daar alleen buiten blijven in het geval daarover plaatselijke afspraken met de huurdersorganisatie en de gemeente zijn gemaakt. Die plaatselijke afspraken bestaan voor dit jaar bij mijn weten helemaal nog niet. Hooguit is er volgend jaar sprake van, dus de corporaties zullen dat niet op basis van deze wet, maar op basis van de volgende wet dit jaar niet gaan voorstellen. Er zijn ook al heel veel plaatselijke afspraken. Dat kan men gewoon navragen.

Mevrouw De Vries-Leggedoor i (CDA):

Ik snap de discussie omdat een en ander zo met elkaar is verweven. Ik wil het nu graag terugbrengen tot het wetsvoorstel waarover wij het vandaag hebben. Dat is heel simpel. Er zit een technische fout in de wet over het mogen opvragen van inkomensgegevens. Die wet hebben wij aanvaard. Wie tegen was, was tegen. Ik was ook tegen, maar we moeten het nu repareren. Dat is ook onze taak in mijn beleving. Volgens mij hoef je al die kwesties van de volgende wet, of wat het betekent voor de vorige wet, er niet bij te betrekken. Het gaat er nu om dat we een fout herstellen. Dat is het enige wat dit wetsvoorstel doet.

De heer Köhler (SP):

Daar heeft mevrouw De Vries voor 100% gelijk in, maar wij hebben er in dit debat niet allerlei zaken bij gehaald die niet met deze wet samenhangen, zoals de stelling dat het zo veel miljoen huurtoeslag zou schelen en de stelling dat het tot lagere huren voor de lagere inkomens zou leiden. Dat heeft allemaal niets te maken met deze wet. Die repareert alleen de oude wet. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat wij het al niet eens waren met die oude wet. Wij zijn het ook niet eens met de hernieuwde wet, vanwege de inhoud van deze maatregel.

Mijn vragen aan de minister gingen daar ook over. Waarom wordt deze vorm van inkomensafhankelijke huurverhoging met deze wet mogelijk gemaakt? Hoe schever je woont, hoe minder huurverhoging is mijn stelling, maar de minister is niet op ingegaan op mijn vraag naar de logica daarachter. Mijn vraag waarom de huurquote te hoog zou zijn voor iemand met een inkomen van €40.000 en €700 huur per maand is wel beantwoord, niet door te zeggen waarom de huurquote te hoog is, maar door aan te geven dat we nu eenmaal Europees hebben afgesproken dat er boven de grens van €34.000 een extra huurverhoging mag worden gevraagd. Dat heeft Nederland zelf gedaan. Dat is helemaal geen Europese verplichting. Mijn vraag was waarom de minister die huur van €700 voor iemand met een inkomen van €35.000 te laag vindt. Dat moet je toch aantonen door te zeggen dat het aandeel huur van het netto of het bruto inkomen objectief gezien te laag is? Als je dat niet kunt aantonen, heb je volgens mij geen enkel argument in handen om deze mensen een extra huurverhoging op te leggen. Kan de minister wat dat betreft met een argumentatie komen?

De voorzitter:

Dank. Wij zijn toe aan de tweede termijn van de minister.

De minister voor Wonen en Rijksdienst heeft het woord.