Verslag van de vergadering van 5 april 2016 (2015/2016 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.57 uur
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik weet echter niet of ik mijn fractie kan overtuigen. Ik zal de beantwoording natuurlijk doorgeleiden, maar ik zal zelf alvast een conclusie trekken. Als we kijken naar het doel van het wetsvoorstel, kijk ik graag even terug naar het doel van het beperkte spreekrecht. Dat had duidelijk tot doel om mensen de kans te geven om te vertellen over hun leed. Die doelstelling is gehaald, blijkt uit de evaluatie. Het heeft een positief effect. Mensen voelen zich meer erkend in het slachtofferschap. Ik denk dat dit heel positief is. Het doel om emotionele schade te herstellen en woede en agressie te laten afnemen, is niet gehaald. Mijn fractie twijfelt er sterk aan of dat wel gaat lukken met de uitbreiding van het spreekrecht. Het lijkt ons daarom niet dat we het om die doelstelling moeten doen.
Er is nog een andere doelstelling. Er wordt gesteld dat het spreekrecht helpt bij het voorlichten van de rechter. Ook daarin zit geen winst. Het gaat daarbij juist om de impact van het misdrijf, zoals de minister duidelijk aangaf. Het gaat er dus om welk leed het misdrijf heeft berokkend: wat heeft het met het slachtoffer gedaan? Het uitspreken van de wenselijke strafmaat dient niet ter voorlichting van de rechter. Dat gaat meer om een andere doelstelling, namelijk de behoefte die er bij slachtoffers zou zijn om zich over de strafmaat te mogen uitspreken. Alleen deze behoefte is een lastige basis om een wetswijziging op door te voeren. Dat zou nog wel kunnen als het geen andere consequenties heeft voor een behoorlijk strafprocesrecht. Op dit moment is dat evenwichtig. Ik denk dat het een zwaarwegender belangenafweging vergt dan nu te zeggen dat die behoefte er is en dat het verder geen kwaad doet aan het huidige proces.
Ik ben nog steeds bevreesd dat de druk op de procespartijen toeneemt. De emoties en beschuldigingen zullen een grotere rol gaan spelen op de terechtzitting, terwijl het juist zou moeten bijdragen aan een onderzoek naar de waarheidsvinding. Het is de vraag of het zo'n constructieve bijdrage aan dat onderzoek levert.
Aan de heer Schouwenaar en de heer Markuszower merk je nu al dat er een druk op de strafrechter ligt. Nu is de verwachting al dat hij iets doet met de pleidooi voor een bepaalde strafmaat; hij moet ingaan op de motivering waarom er misschien een andere straf is gekozen dan gewenst. De heer Markuszower zegt dat hij gewoon hoopt dat de rechter zwaarder gaat straffen en dus meer rekening gaat houden met de wens van het slachtoffer. Kortom: de twijfels blijven bij ons bestaan.
Ook ten aanzien van het slachtoffer is het de vraag of dit de juiste weg is. Is het slachtoffer er meer bij gebaat of zouden we meer moeten denken aan betere begeleiding, meer mediation, zodat er vrijelijk, maar in een beschermde omgeving, over de gevoelens kan worden gesproken? We zullen dit in de fractie wisselen en de afweging zal volgen bij de stemming volgende week.
De voorzitter:
We zijn nu toegekomen aan de tweede termijn van de minister. Ik constateer dat hij geen behoefte heeft aan schorsing, dus we gaan meteen door.