Plenair Köhler bij voortzetting behandeling Doorstroming huurmarkt



Verslag van de vergadering van 12 april 2016 (2015/2016 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Voorzitter. Ik beoordeel de voorstellen van het kabinet als: meer VVD-beleid kan het niet worden. Ik herkende er heel weinig coalitiebeleid in. Die stellige overtuiging heb ik nog een tijd volgehouden, maar ik heb mij vergist. Nu ik de heer Schouwenaar heb gehoord, denk ik: het zou nog erger kunnen. Het zou nog erger kunnen. De aanslag op de sociale huurvoorraad is nu al massief, maar er wordt nog geen atoombom op gegooid. Als de VVD-fractie echt haar zin zou krijgen, zou dat wel het geval zijn, spreekwoordelijk dan. Wat dat betreft valt het nog mee, maar dat is dan ook het enige positieve dat wij kunnen ontdekken in de voorstellen van het kabinet. Die voorstellen komen namelijk boven op het sociaal huurakkoord waar wij wel mee hadden kunnen leven, zij het dat dit ook nog meer huurverhogingen omvat dan wij voor wenselijk houden. Dit zou in ieder geval tot een matiging en een eerlijker verdeling van de huurverhogingen leiden.

De heer Schouwenaar i (VVD):

De vorige keer dat ik van mening verschilde met de SP dateert van twee weken geleden. Toen moest ik mij verdedigen tegen aantijgingen met betrekking tot mijn beperkt snapvermogen.

De heer Köhler (SP):

Dat heb ik toen niet gezegd.

De heer Schouwenaar (VVD):

Nee, maar ik heb het wel correct samengevat op die manier.

Nu moet ik mij verweren tegen de neiging om met atoombommen te gooien, maar zo erg is het nu ook weer niet. De heer Köhler somt een aantal elementen op dat wij goed vinden, goede maatregelen dus, maar er is ook een aantal maatregelen dat uit VVD-oogpunt ook nadelen heeft. Ik ben blij dat de heer Köhler bereid is om er ook op die manier naar te kijken. Ik noem met name de huursom, de matiging van de huren die ook financiële consequenties heeft, de negatieve consequenties voor de doorstroming en de negatieve consequenties voor de investeringen en dus voor de woningzoekenden. Die liggen ons het meest na aan het hart. Misschien staan wij wat dat betreft wel dichter bij elkaar dan de heer Köhler zojuist suggereerde.

De heer Köhler (SP):

Als je het zo breed formuleert, zijn wij het eens met alle partijen, maar zodra het erom gaat welke woningzoekende niet aan zijn recht komt, of wie te veel moet betalen in onze ogen, verschillen wij weer volledig van mening.

Ik had de heer Schouwenaar inderdaad goed begrepen. Een aantal elementen uit de wet, vooral de vermindering van de huurverhogingen, ook voor een paar specifieke groepen, vindt de VVD slecht, terwijl wij dachten: dat zijn elementen uit de wet waar wij ons nog wel in kunnen vinden.

Van verschillende kanten is naar voren gebracht dat verdergaande huurverhogingen boven de inflatie nodig zijn, onder andere vanwege het anders dreigende gebrek aan investeringsruimte bij de corporaties. Zo kun je ernaar kijken, maar je kunt ook stellen dat de werkelijke oorzaak van het eventuele gebrek aan investeringsruimte — al valt dat volgens de minister nog wel mee — is veroorzaakt door de verhuurderheffing. Er moet 1,5 miljard per jaar en straks nog meer worden weggegeven aan der, terwijl dat geld anders had kunnen worden besteed in het kader van de volkshuisvesting. Als je dat probleem zelf veroorzaakt — wij niet, maar er zijn hier meer partijen die tegen de verhuurderheffing hebben gestemd — samen met de partijen die daarvoor waren, dan moet je naderhand niet bij de huurders terugkomen met het verzoek of zij extra huur willen betalen voor het creëren van investeringsruimte voor mensen die nu nog een woning zoeken. Dat is elke keer dezelfde, soms kwetsbare groep aanslaan.

Voor dit probleem bestaat ook nog een ontsnappingsroute. Die hebben wij als SP al naar voren gebracht in een uitgewerkt voorstel. Het gaat over de aftrek van de onrendabele investeringen, of de onrendabele toppen van investeringen van de verhuurderheffing.

De heer Schouwenaar (VVD):

Toen wij, ik meen drie jaar geleden, spraken over de verhuurdersheffing, hadden we het over een oplopend bedrag, uiteindelijk tot 1,7 miljard. Aanvankelijk was die veel lager. Toen al stond vast dat de heffing alleen kon worden betaald uit de efficiencyverbeteringen bij de corporaties en de verkoop van oud bezit. Toen al stond vast dat die gedurende de hele looptijd betaald kon worden zonder een cent of euro huurverhoging. Om nu de dekking volledig toe te schrijven aan de huurverhogingen, lijkt mij feitelijk niet helemaal juist.

De heer Köhler (SP):

Ik deel die analyse niet, maar misschien komen we bij een ander debat nog over de cijfers te spreken. Maar als de heer Schouwenaar gelijk heeft met zijn stelling, begrijp ik niet waarom er zo veel extra huurverhogingen zijn toegestaan, gekoppeld aan die verhuurderheffing. De minister heeft net voor de particuliere sector nog gezegd dat die extra huurverhogingen moeten doorgaan omdat men ook de verhuurderheffing moet kunnen terugverdienen. In de redenering van de regering waren die huurverhogingen dus nodig om de verhuurderheffing, althans ten dele, te dekken. Hoe het ook zij, wij denken dat er wel een ontsnappingsroute is: door aftrek van de onrendabele investeringen van de verhuurderheffing zou je die investeringen alsnog kunnen doen in de sociale sector of überhaupt in de volkshuisvesting. Dat kost natuurlijk geld, maar dat financiert zichzelf omdat door de extra investeringen er ook weer extra belastingen binnenkomen. Kijkt u nog eens naar ons voorstel, dat indertijd niet alleen door de vakbonden, maar ook door de werkgevers in de bouw werd gesteund. Overigens, en daarvoor wil ik aansluiten bij de heer Lintmeijer, is er momenteel nauwelijks sprake van het probleem van hoge onrendabele toppen bij nieuwbouw in de sociale sector. Dat komt door de zeer lage rente, ook de lage rente voor lange termijnen. Het is overigens toeval dat dit samenvalt, maar het is wel een oplossing voor veel woningbouwverenigingen. Daarom investeren ze ook weer graag, in tegenstelling tot de voorgaande jaren.

Ik wil op een paar punten nog ingaan op het antwoord van de minister, te weten de inkomensafhankelijke huurverhoging en de grens van €39.000. De minister verwijst opnieuw naar allerhande Nibud-onderzoeken. Daar kun je uithalen wat je wilt. Het is maar net hoeveel types huishoudens je daar in het geding brengt. Met een zekere willekeur zijn nu twee groepen van de inkomensafhankelijke huurverhoging vrijgesteld. Dat steunen wij natuurlijk, want wij zijn tegen deze vorm van inkomensafhankelijke huurverhoging. Hoe meer groepen worden vrijgesteld, al of niet op basis van Nibud-onderzoeken, hoe beter: wij zullen dat steeds steunen. De heer Schalk heeft echter ook duidelijk aangegeven dat voor bepaalde types huishoudens een huishoudinkomen van €40.000 per jaar kan leiden tot een netto-inkomen van €2.300 per maand. Mijn vraag of je nog steeds een goedkope scheefwoner bent als je €700 huur moet betalen, is nog steeds niet beantwoord. Wij denken van niet. Wij denken niet dat die mensen te weinig betalen en daarom zouden zij niet moeten worden aangeslagen voor die extra 4%, jaar op jaar op jaar. Hoe kun je dat oplossen? We zouden kunnen teruggaan naar die grens van €44.000. Dat is de grens nu, ook dit jaar nog. Je krijgt dus 4% extra huurverhoging boven die €44.000. De minister stelt voor om dat te verlagen naar €39.000. Dat zouden we niet moeten doen. We zouden ook kunnen kijken naar netto-inkomens en dat we daar dan een huurquotum op baseren. Ongetwijfeld komen we dan de probleemgroepen van de heer Schalk ook meer tegemoet. Er zijn dus tal van oplossingen voor de onrechtvaardige vorm waarin die inkomensafhankelijke huurverhoging nu gegoten is.

Mijn vraag waarom de groep boven €39.000 inkomen, maar ook boven €710 huur per maand, nu wordt aangeslagen met een doorstroomheffing is wat mij betreft dan ook geenszins bevredigend beantwoord door de minister. Voor die groep geldt de redenering niet dat zij moet worden gedwongen of moet worden gestimuleerd om door te stromen naar het middensegment. Die mensen wonen al in het middensegment! Zij kunnen helemaal geen andere kant op. Zij worden alleen geconfronteerd met inflatie plus 4%, jaar op jaar op jaar. Dat is zeer onrechtvaardig. Er is geen enkele motivatie binnen het geheel die deze maatregel met zich brengt. Het is wat mij betreft per ongeluk in de wet blijven staan. De minister zegt geen andere grenzen te kunnen stellen. Waarom niet? Waarom zeggen we niet dat dit alleen geldt voor woningen tot en met €710 per maand? Dat doen we bij de verhuurderheffing ook. De verhuurders hoeven over die duurdere woningen ook geen verhuurderheffing te betalen. Daar wordt het ook tot die grens beperkt, dus dat zou hier evengoed kunnen.

Ik constateer dat de minister wat betreft voorstellen voor dure scheefwoners heeft herhaald dat hij passend wil toewijzen om dat probleem bij nieuwe huurders te voorkomen. Daar zijn wij ook hartstikke voor. Maar dat lost niets op voor die 530.000 huishoudens die het al treft. Verder zegt hij dat hij meer wil streven naar goedkopere nieuwbouw, dus onder die globale grens van €600 huur. Daar zijn wij ook voor, maar ook dat lost niets op voor die hele grote groep die er nu al in zit. Op de heel lange termijn zullen die twee maatregelen samen natuurlijk wel effect hebben, maar dat gaat nog heel lang duren. Wij blijven dus aandringen, nu maar ook in een volgend debat over scheefwoners dat we hier hopelijk gaan krijgen, op extra maatregelen om de dure scheefwoners te ontzien die te veel verwonen in relatie tot hun inkomen, volgens ieders normen tot nu toe, bijvoorbeeld door de huur voor hen te bevriezen.

Dan kom ik op het voor ons toch wel meest springende punt in dit debat: de extra huurverhogingen in de particuliere sector. Dat gaat nogal ver. Bij de corporaties gaat de huur met de nieuwe benadering van inflatie plus 1,5% naar een inflatie plus gemiddeld maximaal 0,4%. Dat is behoorlijk minder verhoging. Echter, bij de particulieren wordt die 1,5% niet in stand gehouden, maar gaat het naar inflatie plus 2,5%, jaar op jaar op jaar. Dat geldt ook bijvoorbeeld voor de dure scheefwoners die nu al veel te veel betalen. Wij zien daar geen enkele noodzaak toe. Ook niet voor het terugverdienen van de verhuurderheffing, want die is met de huurverhogingen van 2013, 2014, 2015 en ook 2016 zo langzamerhand wel gedekt. Wij dringen er dus nog steeds op aan om ook voor deze groep tot een redelijker, meer in overeenstemming met de huurders bij corporaties, stelsel van huurverhoging te komen. Dat zou kunnen door de huursombenadering ook voor de particuliere en commerciële verhuurders van toepassing te verklaren. De minister ziet daar technische bezwaren in, maar wij vinden die niet zo zwaar wegen. Als dat volgens hem onmogelijk zou blijken, is er natuurlijk ook nog altijd het alternatief — ik heb daar in de eerste termijn ook naar gevraagd, maar de minister is daar niet op ingegaan — om de jaarlijkse huurverhoging voor deze woningen te maximeren op inflatie plus 1%. Voor de verhuurders betekent dat nog altijd dat ze 1% krijgen plus gemiddeld 0,6% per jaar door huurharmonisatie, want die valt daar dan buiten, plus gemiddeld 0,8% per jaar vanwege de extra inkomensafhankelijke huren. Ze mogen dus nog altijd boven inflatie een behoorlijke huurverhoging vragen. Maar dan is in ieder geval de positie van huurders in die sector wat meer te vergelijken met de positie van huurders bij corporaties. Daar moet het ons natuurlijk om gaan: bij huurbescherming gaat het niet aan om de ene groep, die toevallig bij de een huurt, wel te beschermen en de andere groep een extra huurverhoging in de maag te splitsen.

De voorzitter:

Mijnheer Köhler, gaat u afronden?

De heer Köhler (SP):

Daarom dienen wij een motie in die daartoe strekt.

De voorzitter:

Door de leden Köhler, Bikker, Lintmeijer, Koffeman en Ruers wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat huurders van particuliere en commerciële verhuurders recht hebben op een zo veel mogelijk gelijke huurprijsbescherming als huurders van toegelaten instellingen;

verzoekt de minister, met voorstellen te komen om de huursombenadering met de bijbehorende maximale huursomstijging ook toe te passen voor woningen van particuliere en commerciële verhuurders met een gereguleerde huurprijs, dan wel om de jaarlijkse huurverhoging van deze woningen te maximeren op inflatie plus 1%,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter K (34373).

De heer Köhler (SP):

Voorzitter, u had mij dringend gevraagd om af te ronden. Dat zal ik dan met één zin doen. De antwoorden over de onbeperkte tijdelijke huurcontracten in de particuliere sector, om het maar even zo te zeggen — overigens niet alleen in de gereguleerde particuliere sector maar volgens mij, als ik de wet goed lees, in de hele particuliere sector — en de antwoorden over de maximaal vijf jaar tijdelijke huurcontracten bij onzelfstandige woonruimten, hebben ons geenszins overtuigd van de wenselijkheid van deze voorstellen.