Verslag van de vergadering van 24 mei 2016 (2015/2016 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.36 uur
Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):
Voorzitter. Ik dank de indienster van het wetsvoorstel en de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. Het ging wel snel, heel snel. Ik heb vastgesteld dat heel veel zaken waar deze Kamer problemen mee heeft worden doorgeschoven. Voordat wij een wet goedkeuren, heb ik het liefst dat eerst de wensen van de Kamer worden verwezenlijkt, zodat vervolgens over de wet in correcte vorm kan worden gestemd. Dat is een opmerking vooraf.
Eerst een algemeen punt, dat van de btw. De staatssecretaris heeft verwezen naar een besluit van de Hoge Raad. Dat vind ik te gemakkelijk, omdat het een politiek besluit was om voor DB-regelingen wel btw te heffen, maar voor DC-regelingen niet. Ik heb de staatssecretaris in eerste termijn voorgehouden dat zij, door te verwijzen naar welke uitspraak dan ook van de Hoge Raad, 100 miljoen onttrekt aan de DB-fondsen. De staatssecretaris heeft deze Kamer toegezegd dat zij iets zou doen aan dat probleem. Ik vind dat de politiek daarover zou moeten besluiten. Daar krijg ik graag een antwoord op.
Wij hebben gesproken over de life cycles en de consequenties daarvan. Een life cycle is een individuele zaak. Elke persoon die met pensioen gaat, moet worden voorgelicht over wat voor hem of haar de beste oplossing is. De staatssecretaris wil dit echter in de AMvB vastleggen. Daarna volgt er een onderzoek en als de Kamer gelijk krijgt, dan gaat die kwestie eruit. Ik vind dat geen fijne oplossing. Ik vind dat wij nu moeten besluiten dat wij het anders willen. De uitleg van de staatssecretaris van datgene wat tot nu toe gebruikelijk was, het prudent person principe, doet geen recht aan de wijze waarop fondsen en verzekeraars het tot op dit moment hebben gedaan. De staatssecretaris gaat nu nadere eisen stellen, maar ik heb bij interruptie gevraagd of er tot nu toe iets niet goed is gegaan, waardoor er nadere eisen moeten worden gesteld. Ik ben het er niet mee eens dat wij een wet met een AMvB goedkeuren waar principes in staan die wellicht, na ommekomst van het onderzoek, weer worden gewijzigd. Een ander punt is het doorberekenen van de kosten van de lifecycles. Dit punt is ook aan de overkant gemaakt. Hiervoor moeten persoonlijke adviezen worden ingewonnen. In artikel 14e, lid 1 staat dat onderzoek moet worden gedaan naar de financiële positie van de deelnemer. Begrijp ik goed dat de regering voorstelt dat, als na dat onderzoek blijkt dat de lifecycles niet moeten worden toegepast, ook alle andere artikelen komen te vervallen waarin wordt gedoeld op lifecycle? Ik zou graag een antwoord op deze vraag krijgen.
Mevrouw Lodders of de staatssecretaris heeft gezegd dat de kosten voor al het extra gedoe dat wij met deze wet krijgen, inderdaad doorberekend worden en dat het aan de uitvoerder is om te bepalen aan wie ze worden doorberekend. Dit zou kunnen betekenen dat wanneer ik voor een vast pensioen kies, ik meebetaal aan de kosten voor het uitrekenen van de lifecycle voor vast én variabel. Dat is niet de transparantie die ik, noch mijn collega Omtzigt aan de overkant, zou willen. Graag een reactie hierop.
Dan artikel 120 over de taakafbakening. Ik begrijp de stelling niet waarop de staatssecretaris baseert dat er geen sprake zou mogen zijn van concurrentie tussen nettopensioenuitkeringen en variabele uitkeringen van fondsen met verzekeraars. Ik begrijp dat echt niet. De staatssecretaris weet toch ook dat de pensioenfondsen zich pas op die markt hebben begeven op het moment dat de fiscaliteit op die 100.000 is gemaximeerd. Waarom zou men zich dan nu, vanwege die concurrentiepositie met verzekeraars, daarop niet mogen begeven? We kunnen het ook omkeren. Waarom brengt de staatssecretaris verzekeraars in een voordeligere positie dan de pensioenfondsen?
Ik vind de communicatie een zwak punt. De staatssecretaris verwijst eigenlijk alleen maar naar de Wet pensioencommunicatie die een aantal eisen stelt, maar ik denk dat hier veel specifiekere zaken aan de orde moeten komen.
Ik geloof dat ik op moet houden?
De voorzitter:
Mevrouw Oomen, u bent al anderhalve minuut over uw tijd heen.
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
Ja. Ik dacht het al. Ik zag hier 1 minuut 32 en hij loopt op.
De voorzitter:
Bij mij is hij al helemaal rood.
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
Ik hoop dat de andere collega's het oppakken; anders zal ik het nog even vertellen.