Verslag van de vergadering van 11 oktober 2016 (2016/2017 nr. 3)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.15 uur
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter. Het doet mijn fractie deugd dat de minister, na een ingrijpende operatie eerder deze zomer, vanmiddag weer achter de regeringstafel zit. Wij wensen hem een voorspoedig verder herstel.
De BES-eilanden gaan mijn fractie zeer ter harte. Wij zijn dan ook blij met de novelle waarmee de staatkundige positie van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als openbare lichamen grondwettelijk wordt verankerd, althans — dat moet benadrukt worden — op het punt van het toekennen van het kiesrecht voor de Eerste Kamer, en wel via aparte kiescolleges naast de eilandsraden. Dit trekt het dreigend democratisch deficit tussen Nederlandse en niet-Nederlandse ingezetenen recht. We willen immers niet-Nederlanders op de eilanden niet het kiesrecht ontnemen voor de meest nabije bestuurslaag conform onze gemeenteraadsverkiezingen, maar we willen anderzijds niet dat niet-Nederlanders via hun kiesrecht de samenstelling van de Eerste Kamer kunnen beïnvloeden. Dat is een constitutioneel dilemma. Ons oordeel is dat onze Kamer in dit dossier sterk heeft geopereerd, ook over de partijgrenzen heen. Het werd net al even gememoreerd.
De vorming van aparte kiescolleges is een eenvoudig maar toch ook wel treffend compromis. Wat is het jammer dat dit alles weer lang heeft moeten duren! Maar met het aannemen van de novelle kunnen de reguliere verkiezingen van onze Kamer in mei 2019 met volledige inbreng van onze landgenoten op de BES-eilanden plaatsvinden, en dit alles in overeenstemming met de grondwettelijke vereisten die gelden voor de getrapte verkiezingen van Provinciale Staten in het Europese deel van Nederland. Wel moeten er dan twee stemmen in plaats van één stem worden uitgebracht. Wij gaan ervan uit dat het wetsvoorstel 33900 wordt ingetrokken. Mijn fractie hoort graag de reactie van de minister daarop.
Ik vraag de minister ook of hij met ons wil delen hoe de procedure rond het stemmen via aparte kiescolleges praktisch in zijn werk zal gaan. Komt er één kiescollege voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba of komt er één kiescollege per openbaar lichaam, dus per eiland? De gekozen oplossing is fraai, maar de operationele uitwerking en de communicatie daarover dienen uiteraard vlekkeloos te verlopen. Daarvoor is gelukkig tijd. Hoe ziet de minister het implementatietraject? Hoe verloopt het overleg hierover? Welke uitvoeringswetgeving is daarbij te verwachten? De vraag is dan vooral ook wanneer we die uitvoeringswetgeving kunnen verwachten. Ik hoor het graag.
Mijn fractie constateert dat Sint-Eustatius na enig duw- en trekwerk kan instemmen met het wetsvoorstel. Hoe ligt dit voor de andere twee eilanden? Die vraag stel ik ook gezien de uitslag van het referendum op Bonaire. Wil de minister ons op dit punt bijpraten?
De minister stuurde op 18 december 2014 een brief naar de Tweede Kamer waarin opties rond een te vormen kiescollege werden verkend. Kan hij aangeven welke keuzes hij inmiddels zelf heeft gemaakt, juist als het gaat om de operationele afwikkeling en het borgen van correcte verkiezingsprocedures? Denk daarbij ook aan het berekenen van de stemwaarde.
De minister laat niet na te verklaren dat met deze novelle de huidige constitutionele positie van de eilanden als openbare lichamen niet beklonken wordt. Het gaat vooralsnog alleen om een grondwettelijke regeling voor het kiesrecht voor de eilandsraden en de Eerste Kamer. De regering liet steeds het staatsrechtelijke eindmodel open voor de constitutionele verankering van Caribisch Nederland, mede in afwachting van de evaluatie van de nieuwe staatkundige verhoudingen na 10-10-10. Collega De Graaf ging daar al op in. De commissie-Spies heeft deze evaluatie daadkrachtig ter hand genomen en kwam met een gedegen advies, waarover we in juni van dit jaar uitvoerig met de minister hebben mogen debatteren. De commissie vond een evaluatie na vijf jaar te kort voor een drastische herziening van de institutionele verhoudingen tussen Caribisch en Europees Nederland. Wij hebben daar begrip voor, maar het eindmodel ligt nog steeds open. Ook collega Ganzevoort ging in zijn bijdrage in op deze kwestie. Dit terwijl artikel 134 van de Grondwet, als ik het goed zie, slechts een tijdelijke basis biedt voor territoriale of functionele decentralisatie. Deze Kamer heeft herhaaldelijk aangedrongen op explicitering van het staatsrechtelijke eindmodel, de constitutionele stip op de horizon. Wat is de visie van de minister op de beoogde staatsrechtelijke status van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba op langere termijn? Blijven deze eilanden openbare lichamen? Wat zijn de overige modaliteiten? Hoe communiceert hij hierover met de eilanden zelf? Wil hij in dit dossier nog stappen zetten of laat hij dit aan een volgend kabinet over? Kortom, ik vraag naar de ambitie en visie van een minister van Koninkrijksrelaties in zijn laatste jaar als lid van dit kabinet. Ik wacht de antwoorden graag af.
De voorzitter:
Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar niet dan nadat ik hem heb gevraagd of hij in staat is om meteen te antwoorden. Dat is het geval.