Verslag van de vergadering van 22 november 2016 (2016/2017 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.40 uur
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit is de laatste begroting van dit kabinet in missionaire staat en dat is een memorabel gegeven. Gelukkig is het een begroting die een kantelmoment laat zien na jaren van crisis en bezuiniging.
Ik begin met de zegeningen. Het herstel van de Nederlandse economie tekent zich nu echt af en mijn fractie is daar dankbaar voor. De Miljoenennota en de Macro Economische Verkenning tonen gunstige economische vooruitzichten met een verwachte groei van 1,7% in 2016 en 2017. Het vertrouwen onder ondernemers en consumenten neemt toe, de werkloosheid beweegt zich naar het laagste punt in deze kabinetsperiode en daalt voor het eerst sinds de crisis ook weer onder jongeren en 45-plussers. De woningmarkt trekt fors aan, de huishoudelijke consumptie groeit en de investeringen laten een stijgende lijn zien. Het overheidstekort daalt en dit geldt ook voor de overheidsschuld als percentage van het bbp. Daarbij is het economisch herstel veel meer dan voorgaande jaren verbonden met de groei van de binnenlandse markt en minder met een stijging van onze export. Vorige week meldde het CBS dat de economische groei drie kwartalen op rij met 0,7% is gestegen, waardoor de Prinsjesdagraming al in positieve zin achterhaald is. Dat zijn de zegeningen, maar ik kom zo op de achterkant van het verhaal.
Het feit dat het kabinet de volledige politieke rit van meer dan vier jaar lijkt uit te zingen, heeft, ondanks alle turbulentie, voor stabiliteit gezorgd. Dat is nog even afgezien van het beleid, waarover zo dadelijk meer. Een compliment is hier op zijn plaats.
Er is echter een hoge prijs voor het economisch herstel betaald. Vele Nederlanders verloren hun baan, vele Nederlanders voelden de crisis in hun portemonnee en vele Nederlanders zagen dat hun huis onder water kwam te staan. Schoolverlaters kregen te kampen met hoge jeugdwerkloosheid. Mijn fractie hoopt zeer dat deze generatie jongeren zich snel weet te ontworstelen aan dit negatieve gesternte en dat ook zij zullen delen in het economisch herstel. We zien dit jaar voor het eerst sinds de crisis de werkloosheid onder jongeren tot 25 jaar dalen tot iets onder de 11%, maar daarmee is deze nog altijd twee keer zo hoog als onder de leeftijdsgroepen daarboven. Bovendien hebben jongeren meer dan wie ook te maken met de voortgaande flexibilisering van de arbeidsmarkt. Wat zijn de verwachtingen van de minister ten aanzien van de kansen en perspectieven van de jongste generatie Nederlanders?
Vooral in de eerste helft van de kabinetsperiode is er stevig hervormd door het kabinet, zeker wat de langdurige zorg, de AOW, de woningmarkt en in mindere mate wat de arbeidsmarkt betreft. Dat was ook nodig. Met name door de verhoging van de AOW-leeftijd en de gerealiseerde geringere groei van de zorguitgaven zijn de overheidsfinanciën en daarmee onze collectieve arrangementen volgens het CPB voor het eerst vergrijzingsbestendig. En daarmee hebben onze kinderen voor het eerst — even afgezien van alle onzekerheden in de wereld om ons heen — zicht op vergelijkbare zorg, sociale zekerheid en onderwijs, zonder dat ze daarvoor meer belasting hoeven te gaan betalen dan wij nu doen. Als het gaat om de overheidsfinanciën teren we dus niet langer op de zak van onze kinderen, op de schouders van de toekomstige generatie. Toen dit kabinet aantrad, was dat wel anders.
Tegelijk is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën een wat beperkt perspectief. Wat te denken van de aantasting van de schepping, de klimaatverandering, internationale dreigingen? Dit alles raakt de belangen van toekomstige generaties in directe zin. En wat te denken van die andere collectieve en institutionele arrangementen, die niet door dit kabinet zijn hervormd, hoewel dat dringend noodzakelijk was en is?
Terugkijkend op het afgelopen jaar, krijgt mijn fractie het knagende gevoel dat te veel is blijven liggen en wordt doorgeschoven naar een volgend kabinet. Dat knagende gevoel heeft te maken met drie grote en urgente onderwerpen: de herziening van de tweede pijler in ons pensioenstelsel, een echt doordacht beleid voor zzp'ers en de hervorming van ons belastingstelsel. Hier zijn de wapenfeiten onvoldoende. Het opruimen van de fiscale "rommelzolder", waarover de staatssecretaris kort na zijn aantreden zo ambitieus sprak, is geen succes geworden. Het pensioenstelsel is slechts incrementeel bijgesteld, de fiscale stelselherziening is uitgebleven en het zzp-beleid rond de afschaffing van de VAR is in een fiasco ontaard.
Mijn fractie voorspelde dit dreigende fiasco vorig jaar bij de behandeling van het Belastingplan al en bij de behandeling van de Wet DBA begin dit jaar opnieuw. Het kabinet heeft vorige week besloten de handhaving van de Wet DBA door te schuiven naar het volgende kabinet. Het snelle wegvallen van de steun van werkgevers en werknemers was zeker debet aan dit besluit. Dit uitstel zal de onrust onder zzp'ers en hun opdrachtgevers het komende jaar wat dempen, maar de onzekerheid blijft. Dat is een slechte zaak. Collega Rinnooy Kan sprak soortgelijke woorden.
We komen volgende maand uitgebreid te spreken over het Belastingplan 2017, maar tijdens dit financiële hoofdlijnendebat wil ik wel aangeven dat onze huidige fiscale stelsel mijn fractie ernstige zorgen baart. Alleen de kloof tussen woningeigenaar en huurder in de vrije sector is deze kabinetsperiode een beetje kleiner geworden, maar de verschillen in fiscale omgang tussen jong en oud en tussen werknemer en zzp’er zijn gebleven.
En last but not least is met name de kloof tussen een- en tweeverdieners tijdens deze kabinetsperiode door kabinetsbeleid verder verdiept. Was bij een huishoudinkomen van €40.000 het verschil in belastingdruk in 2009 nog geen factor 2 en bij het aantreden van dit kabinet ruim een factor 2, inmiddels naderen we in 2017 de factor 6. Dat dit verschil tijdens deze kabinetsperiode zo is opgelopen, heeft niet alleen — zelfs niet primair! — te maken met de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, zoals de minister in zijn antwoorden op de vragen van mijn fractie schrijft, maar met een drietal andere fiscale maatregelen. Ten eerste is door dit kabinet de arbeidskorting verdubbeld, ten tweede is de inkomensafhankelijke combinatiekorting enorm opgevoerd en ten derde heeft dit kabinet de algemene heffingskorting de facto afgeschaft door deze inkomensafhankelijk te maken en af te bouwen naar nul. Dat leidt tot een absurd hoge marginale druk voor met name eenverdieners in het traject van een laag naar een modaal inkomen.
Door de zeer instrumentele omgang met ons belastingstelsel als het gaat om het bevorderen van arbeidsparticipatie van de minst verdienende partner, is zo langzamerhand elke verhouding en daarmee elke rechtvaardigheid zoek. En ik haast me te zeggen dat deze rechtvaardigheid verder strekt dan alleen de discussie over een- en tweeverdieners. Als we alleen al kijken hoe verschillend tal van groepen met een gelijk bruto-inkomen worden belast, dan kunnen we niet anders dan concluderen dat er een flinke reset van ons belastingstelsel noodzakelijk is. Dit debat vervolgen we binnenkort uitgebreider bij de behandeling van het Belastingplan 2017. Maar in het debat van vandaag, waarin we ook terugblikken op het financiële kabinetsbeleid, is een gedegen reflectie van de beide bewindslieden toch bepaald gewenst.
Ik heb nog één fiscaal punt. Vorig jaar heeft het kabinet een fiscaal cadeautje aan vooral tweeverdienend Nederland uitgedeeld. Dat kwam al aan de orde. Onze fractie is daar kritisch over geweest, niet omdat we onze bevolking na vele lastenverzwaringen geen lastenverlichting gunden, maar omdat die gepaard had moeten gaan met een stelselherziening. Daar is immers behoorlijk wat smeergeld en -middel voor nodig. Enfin, het werd een fiscaal cadeau van 5 miljard, dat tot 35.000 banen en tot een bestedingsimpuls zou moeten leiden. Die bestedingsimpuls viel overigens tegen, gelet op wat onze nationale rekenmeesters in de MEV schrijven op bladzijde 16. Zij stellen dat de relatief snelle groei in het beschikbare inkomen in 2016 vooral tot besparingen en niet zozeer tot extra consumptie heeft geleid. Daarmee wordt duidelijk dat de economie ook zonder een fiscaal cadeau van 5 miljard in 2016 relatief hard was gegroeid. Delen de bewindslieden deze analyse?
Nu de economie harder groeit dan voorzien, zullen de belastinginkomsten dit en volgend jaar waarschijnlijk hoger uitkomen dan ten tijde van de Prinsjesdagramingen nog werd gedacht. Hoe dit ook zij, de inhoud en het hele proces rond die lastenverlichting van vorig jaar zit mijn fractie nog steeds niet lekker, zoals u merkt, voorzitter. Geen enkele maatregel om rechtvaardigheid toe te voegen die tot minder dan die befaamde 35.000 modelmatige banen op termijn zou leiden, was acceptabel voor het kabinet. En dit jaar worden, zonder dat er een haan naar kraait, in het kader van koopkrachtherstel, maatregelen getroffen die volgens doorrekening van het CPB leiden tot het verlies van 21.000 banen op papier. Dat is toch verre van consistent? Begrijpt u mij niet verkeerd, mijn fractie steunt de maatregelen gericht op koopkrachtherstel, maar het maakt de gang van zaken afgelopen jaar extra wrang. En het ging toch bepaald niet om klein bier.
Het Nederlandse economische herstel is daar, maar wel in een context van grote internationale onzekerheid. De Miljoenennota — laat mij dat onderstrepen — geeft daar ook rekenschap van. Brexit, migratiestromen, terreuraanslagen, geopolitieke spanningen, schokken in energieprijzen en de ontwikkeling van de Chinese economie schetsen een context van onzekerheid en risico's die het financieel-economische beleid volop beïnvloeden.
Het is opmerkelijk dat Griekenland, dat jarenlang dit rijtje van financieel-economische risicofactoren aanvoerde en even zovele jaren de Algemene Financiële Beschouwingen in dit huis domineerde, nu een beetje naar de marge van het debat is verdwenen. Dat kan vele oorzaken hebben. Hoe waardeert de minister, ook in zijn rol als voorzitter van de eurogroep, de huidige economische situatie in Griekenland? Wat is zijn oordeel over het in gang gezette beleid in relatie tot de financiële steun? Wat is nu zijn visie op de houdbaarheid van de Griekse schuldenlast? Hoe beoordeelt hij de roep om gedeeltelijke kwijtschelding? Dit alles raakt ook het europroject. Hoe beoordeelt de minister de houdbaarheid van de huidige euro op langere termijn? Wat is zijn reactie op de recente voorspelling van oud-EU-commissaris Bolkestein, die de muntunie niet meer dan 10 jaar geeft?
Het is ook opmerkelijk hoe volatiel het lijstje van risicofactoren is. Op dit moment speculeert de financiële wereld volop over de consequenties van het aantreden van Donald Trump als de nieuwe president van de Verenigde Staten. Er lijkt een nieuw tijdperk van protectionisme aan te breken. Gisteren veegde Trump in zijn videoboodschap aan het Amerikaanse volk TTP rücksichtslos van tafel. Amerikaanse economen hebben Trump al omgedoopt tot "inflatiepresident", gelet op zijn beleidsmix van hogere overheidsuitgaven, lagere belasting, strenger immigratiebeleid en bescherming van de eigen thuismarkt. Kan de minister zijn inschatting delen over de gevolgen van de presidentswisseling voor de financiële sector als zodanig? Kan hij ook zeggen welke financieel-economische effecten hij voor Nederland voorziet?
Duidelijk is dat deze nieuwe president elect de Europese NAVO-partners stevig zal aanspreken op de eigen defensie-inspanningen. Met deze constatering ben ik aanbeland bij een volgend voor de ChristenUnie-fractie aangelegen onderwerp: de zorg voor de publieke, klassieke overheidstaken. Laat ik met een positieve opmerking beginnen: na jaren van krapte en krakende overheidsorganisaties wordt er in de begroting van 2017 extra geïnvesteerd in vooral Veiligheid en Justitie, namelijk 450 miljoen, en 300 miljoen in Defensie. Nu het economisch weer beter gaat en er meer financiële ruimte is, versterken deze investeringen toch het beeld dat de klassieke overheidstaken bij dit kabinet eerder een restpost dan een hoofdpost waren.
Ik weet dat het kabinet-Rutte 1 de grootste slag aan ons leger heeft toegebracht, maar dit kabinet is er ondanks voortdurende aandrang van onze fractie — denk onder andere aan de moties-Kuiper c.s. — niet in geslaagd onze Defensieorganisatie weer naar het niveau van het pre-Rutte-tijdperk te tillen. Integendeel, we horen nog dagelijks over de na-ijleffecten van de zware bezuinigingen bij Defensie. In onze onzekere wereld heeft een kabinet pal te staan voor onze politie, rechterlijke macht en het leger, ook in financiële zin. Het gaat immers om de res publica, de publieke zaak. Is de minister de mening toegedaan dat het kabinet in financiële zin meer had kunnen doen om de klassieke overheidstaken naar behoren te laten fungeren?
Een laatste kabinetsjaar geeft extra aanleiding tot reflectie. De minister van Financiën heeft beleid moeten voeren in zware crisisjaren. Een leger van economen en financieel specialisten keek over zijn schouder mee. Zij deden in het debat vandaag uitvoerig de ronde. Voor- en tegenstanders van extra overheidsinvesteringen of juist van extra bezuinigingen voorzagen hem gevraagd, maar meestal ongevraagd, van advies. Welke lessen heeft de minister, terugblikkend, zelf geleerd? Dit zijn, zo denken wij, momenten in onze beleidsgeschiedenis waarin de juiste lessen uit een crisis het verschil kunnen maken. Mijn fractie is hier zeer benieuwd naar.
Er dienen zich nieuwe vragen aan. Is ons economisch systeem nu aantoonbaar duurzamer geworden? Is ons financieel stelsel meer bestendig voor externe schokken geworden? Is de cultuur in de financiële sector merkbaar verbeterd? Spelen bonussen die kortetermijngewin aanjagen nu echt een mindere rol? Heeft deze sector het publieke belang weer op het netvlies? Dat zijn de wezenlijke vragen. De antwoorden op die vragen bepalen of we de omslag maken naar een duurzame financiële sector. Collega Postema ging daar ook al op in. Kan de minister zijn oordeel op deze punten met de Kamer delen? Welke lering, zo vraagt mijn fractie, heeft hij als verantwoordelijke bewindspersoon uit de crisis getrokken voor wat betreft het reilen en zeilen van de financiële sector?
Het aantrekken van de arbeidsmarkt krijgt brede aandacht in Nederland. En terecht. Sinds het einde van het derde kwartaal van het vorige jaar zijn er een kleine 140.000 banen bij gekomen en daalde de werkloosheid met bijna 65.000. Dat zijn bemoedigende cijfers, maar er zijn ook schaduwzijden. Veel van deze nieuwe banen zijn flexibele en tijdelijke banen, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt en voor jongeren. Er is sprake van vooral meer uitzendwerk. De groei van flexibele arbeid is groter dan in andere Europese landen. Het CPB publiceerde vorige week een rapport waaruit blijkt dat de stijging van flexibele arbeidscontracten zich sterk bij lager opgeleiden concentreert. De kans op werkloosheid en armoede, zo becijfert het CPB, is voor werknemers met een flexibel contract driemaal zo hoog als voor werknemers met een vast contract. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling die leidt tot een maatschappelijke tweedeling van winnaars en verliezers op de arbeidsmarkt. Herkent de minister deze tweedeling? En zo ja, deelt hij de zorg van de ChristenUniefractie? Hoe ziet hij de oplossingsrichting?
Maar de analyse moet dieper steken. De afgelopen jaren zijn tienduizenden banen verdwenen in de financiële sector; een sector waarmee de minister specifieke bemoeienis heeft. Recentelijk kondigden ABN AMRO en de Rabobank een verdere aanzienlijke inkrimping van hun personeelsbestand aan. Banken en verzekeringsmaatschappijen hebben in hoog tempo het werk van hun traditionele middenkader weggeautomatiseerd. Het einde daarvan is nog lang niet in zicht. Het verdwijnen van het middenkader binnen vele arbeidsorganisaties leidt tot grote maatschappelijke effecten. Technologie neemt routinematige banen over en de baanpolarisatie groeit. Het betekent dat de middenklasse, die traditioneel toch een beetje de ruggengraat is van de samenleving, inkrimpt. Haar aandeel in de werkgelegenheid neemt af. Amerika is daarvan een afschrikwekkend voorbeeld; lees het boek getiteld Average is over van de Amerikaanse econoom Tyler Cowen er maar op na.
Nu weet ik dat baandestructie en baancreatie van alle tijden zijn, maar hier lijkt zich een stille revolutie te voltrekken die grote maatschappelijke consequenties zal hebben. Het doembeeld rijst van een kwijnende middenklasse, een klasse met weinig perspectief, met geblokkeerde kansen. Een pessimistische klasse, die niet langer denkt in termen van "rising expectations" maar zich weggedrukt voelt door de fear of falling. Ik wil de minister, toch een rechtgeaard sociaaldemocraat, vragen of hij dit beeld en de zorgen herkent. Ik maak nu het punt voor de financiële en administratieve sector, maar ik kan het evengoed ook breder trekken.
De heer De Grave i (VVD):
Voorzitter …
De voorzitter:
Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer De Grave, u hebt het woord.
De heer De Grave (VVD):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het zal de heer Ester wellicht verbazen, omdat hij de minister aanspreekt als sociaaldemocraat, maar ik deel zijn analyse volledig, dus ook bij liberalen wordt dit zo beleefd. Sterker nog, ik heb niet lang geleden in de fractie een vergelijkbaar verhaal gehouden, waarbij ik ook een verband heb gelegd met de stabiliteit van de democratie en het belang van de middenklasse daarvoor. Je kunt ook mooie inspiratie halen uit het boek over het leven van Cicero, als men nog wat verder terug wil gaan, en de teloorgang van de Romeinse republiek.
Analyse is één, maar misschien kan de heer Ester ook iets zeggen over wat je eraan zou moeten doen. Het is vaak heel lastig om te strijden tegen de ontwikkelingen die hij schetst, zoals het verloren gaan van heel veel banen bij het bankwezen. Wat zou de samenleving hier tegenover moeten stellen, als het gaat om het versterken van de middenklasse? Wat zijn de ideeën van de heer Ester daarover? We delen de analyse, maar misschien kunnen we elkaar ook tegenkomen wat betreft de oplossingen.
De heer Ester (ChristenUnie):
Er wordt natuurlijk veel over geschreven en gedacht. Ik ben blij dat de heer De Grave die analyse deelt. Als ik het van nu af aan heb over een "rechtgeaarde sociaaldemocraat", kan ik daar ook rechtgeaarde liberalen bij noemen. Het is een heel serieuze kwestie en ik ben blij dat die opvatting van mijn fractie wordt gedeeld. We moeten het vooral eerst eens zijn over de analyse en niet gelijk in de oplossingsvraag schieten. We moeten dit eerst hoog op de agenda krijgen en dan kijken we verder. Het is niet zo eenvoudig. De minister heeft zich er ook over uitgelaten dat technologie routinematige arbeid overneemt. Dat is een ontwikkeling waar je heel weinig tegen kunt doen. Je kunt wel zorgen dat de skillset van het middenkader over de hele beroepsloopbaan op orde is en dat men ook in aanmerking komt voor banen die veel minder makkelijk kunnen worden overgenomen door robotisering of door technologie, omdat men daarvoor opgeleid is en die vaardigheden en competenties heeft. Dat lijkt mij de belangrijkste oplossingsrichting te moeten zijn, maar ik ben blij dat de heer De Grave mijn analyse deelt, want ik maak mij daar heel grote zorgen over, en met mij vele anderen, ook in verband met de sociale en psychologische effecten waar hij terecht op wees. Dank daarvoor.
Voorzitter. Na dit hoge niveau moet ik even naar een wat lager niveau terugvallen, als het mag. Bij wijze van nabrander nog één laatste kwestie. Het wetsvoorstel inzake de afschaffing van de monumentenaftrek en de scholingsaftrek zal de Eerste Kamer op korte termijn niet bereiken. Dat stelt mij gerust, want los van de inhoud was het geen staaltje van zorgvuldige wetgeving. Bovendien was het een zonde tegen de eerste begrotingsregel van dit kabinet, die inhoudt dat inkomsten en uitgaven gescheiden zijn. Deze lastenverzwaring zou voor een substantieel deel gebruikt worden om een financieel gat van circa 130 miljoen euro bij OCW te dichten. Mijn heel simpele vraag aan de minister is: hoe gaat hij dit gat in de begroting voor 2017 dichten? Ik mag toch hopen dat het benodigde geld niet wordt weggehaald bij potjes voor monumenten en scholing, omdat het kabinet toevallig deze aftrekposten op de korrel had genomen?
Ik sluit af. Mijn fractie wenst de minister en zijn staatssecretaris Gods zegen toe in een periode waarin daadkrachtig financieel en fiscaal leiderschap geboden blijft. Wij danken de beide bewindslieden voor de gedachtewisselingen in dit huis in de afgelopen jaren en zien uit naar de beantwoording van onze vragen.