Verslag van de vergadering van 22 november 2016 (2016/2017 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.43 uur
De heer Ten Hoeve i (OSF):
Voorzitter. Dit kabinet is in een moeilijke periode begonnen, het heeft moeilijke beslissingen moeten nemen, maar het eindigt in majeur. De economie groeit, zelfs als beste in de eurozone. De werkloosheid daalt: zelfs 45-plussers en langdurige werklozen krijgen ietsjes makkelijker een baan. En de overheidsfinanciën voldoen nog niet helemaal aan de Europese normen en eigenlijk ook nog niet aan onze eigen doelstelling van een positief begrotingssaldo, maar we zijn wel heel flink op weg. Dit succes heeft natuurlijk vele oorzaken, maar er moet gezegd worden dat het kabinet ook zeker een duidelijk, op dit resultaat gericht beleid heeft gevoerd.
En toch ... Ik heb vorig jaar in de Algemene Financiële Beschouwingen een aantal kritiekpunten geuit en ik zou ze deze keer allemaal kunnen herhalen. Heeft de lastenverlichting van 5 miljard van vorig jaar, die vrijwel helemaal naar de werkenden is gegaan, inderdaad gezorgd voor die verbetering in de werkgelegenheid? Of was hetzelfde resultaat bereikt als dat bedrag evenredig ten goede was gekomen aan werkenden, uitkeringstrekkers en bijvoorbeeld eenverdienersgezinnen? Of zou het zelfs bereikt zijn als de schuld verder was afgebouwd? Dat is moeilijk vast te stellen.
Dit jaar is er minder uit te delen. Het kleinere bedrag wordt echter wel eerlijker verdeeld. Enerzijds is er een miljard voor noodzakelijke uitgavenstijgingen in de sectoren Veiligheid en Justitie en Zorg, waarin eerder echt te veel is bezuinigd. Anderzijds zijn er koopkrachtinjecties van 1,1 miljard voor een paar anders te veel achterblijvende groepen. Maar daarmee zijn de problemen nog niet opgelost.
Het bereiken van een sluitende begroting is naar de volgende kabinetsperiode geschoven. Als wij vorig jaar verstandiger waren geweest, had dat niet gehoeven. Het doel van een sluitende begroting blijft belangrijk, ook al propageert commissaris Moscovici nu voor ons ineens een ruimhartig uitgavenbeleid in plaats van de doelen van het Stabiliteits- en Groeipact. Het doel van een sluitende begroting blijft voor mij belangrijk, ook al ben ook ik wel benieuwd naar de verdere discussie over de vraag of wij niet eerder Keynes hadden moeten inschakelen.
Onze verplichtingen op het gebied van Defensie — dat is 2% van het bbp — komen wij nog lang niet na en wij kunnen dat ook niet in één sprong realiseren. Maar is er al zicht op de manier waarop en het tempo waarin wij die 2% zullen gaan realiseren? En dan zou ik dat het liefst in NAVO-, maar zeker ook in gecoördineerd EU-verband zien.
De koopkrachtstimulering voor ouderen, uitkeringsgerechtigden en huishoudens die door chronische ziekte in een eenverdienerssituatie verkeren, corrigeren natuurlijk nog niet de aanzienlijke voorsprong van werkenden ten opzichte van niet-werkenden en van tweeverdienerssituaties ten opzichte van eenverdienerssituaties die in de loop van de jaren is opgebouwd in de fiscale regelgeving. Die voorsprong wordt niet kleiner, maar loopt zelfs verder uit.
Daarmee zijn we dan bij het centrale probleem, dat ook vorig jaar in de discussie de hoofdrol speelde. Dit kabinet zal er nu niet veel meer aan kunnen doen. Maar het zal duidelijk zijn dat, wat mijn partij betreft, de belastingheffing weer simpeler moet worden, er meer nadruk gelegd moet worden op draagkracht en minder op gebruik ten behoeve van ideologisch gekleurde beleidsdoelstellingen. Daarnaast moeten we wat betreft de vennootschapsbelasting naar een meer gelijk Europees en liefst mondiaal speelveld, met minder ruimte voor concurrentie tussen staten die ten koste gaat van de totale belastingcapaciteit. Simpeler dus, want eenvoud en begrijpelijkheid werkt meestal per saldo eerlijker dan ingewikkelde regelingen die bedoeld zijn om eerlijk te wezen, met de nadruk op draagkracht in de belasting van de inkomens. Dat de toeslagen gebaseerd zijn op huishoudinkomens in plaats van op individuele inkomens bewijst wel dat voor draagkrachtbepaling eerder naar huishoudens dan naar individuen gekeken moet worden.
Wij hebben in de inkomstenbelasting voor een ander systeem gekozen en dat draaien we niet zo maar terug. Maar met collega Schalk en anderen dring ik er op aan om in het huidige systeem in ieder geval tegemoetkoming aan de eenverdienerhuishoudens zichtbaarder te maken. Dat kan door een aanzienlijke en overdraagbare algemene heffingskorting in stand te houden en uit te breiden, in plaats van af te bouwen.
En dan wat de vennootschapsbelasting betreft. Ook al zien de belastingadviseurs en VNO-NCW grote problemen wat betreft de Nederlandse concurrentiepositie in het aantrekken van buitenlandse bedrijven wanneer de Europese voorstellen met betrekking tot de Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB) aangenomen zouden worden, toch is transparantie, ook in het heffen van belasting over winst, maatschappelijk van belang. De schimmigheid waarmee de belastingdruk van grote ondernemingen berekend wordt, kan niet tot tevredenheid leiden. Country-by-countryreporting, maar ook een common-taxbase voor Europa vergroot in hoge mate de transparantie en geeft, waarschijnlijk meer dan met nationale regelingen, de mogelijkheid om het aftrekken van kosten van vreemd vermogen eindelijk uniform in Europa te beperken. Te veel schulden kun je niet van het ene moment op het andere afbouwen, maar fiscaal faciliteren van schulden heeft zijn tijd gehad. Over het consolideren en dan verdelen van winsten over de landen waarin een bedrijf werkt, is mogelijk meer te zeggen, maar een winstverdeling via de in OESO-verband gepropageerde methode van verrekenprijzen lijkt mij ook niet een altijd even helder uitgangspunt. Misschien wil de minister, of de staatssecretaris, nog wat reflecteren op de keuzes die in verband met dit CCCTB in Europees verband gemaakt moeten worden. De regering lijkt mij wel erg terughoudend.
Over belastingen ten slotte nog twee opmerkingen. Belastingen moeten dus, anders dan nu, simpel zijn en naar draagkracht werken en niet ingewikkeld en om er politieke doelen mee te bereiken. Maar waar de markt niet in staat is aanwijsbare externe effecten te verrekenen in de prijzen, zijn heffingen om dat te compenseren, fiscaal of anderszins, maatschappelijk natuurlijk van belang. Naast de investeringen zijn ze van heel groot belang om duurzaamheid te bereiken. Aan het terugdringen van de CO2-uitstoot hebben we nog te weinig gedaan. En het maatschappelijke belang is ook de rechtvaardiging voor onze heffing op extreme gouden handdrukken die exorbitante afscheidscadeaus voor werkgevers onaantrekkelijk moet maken. De bewindslieden kunnen misschien aangeven in hoeverre deze regeling succesvol is en ook of zij de gedachte zouden kunnen steunen dat de beloningsstructuur in ons land aanleiding zou kunnen geven om de regeling uit te breiden naar andere beloningen.
Ik heb nog een punt, niet het makkelijkste en eigenlijk vallend buiten de portefeuilles van de minister en de staatssecretaris, maar wel van groot belang in ons sociaal en economisch systeem. De regering zoekt naar modernere vormen van individuele pensioenopbouw met behoud van solidariteit. Maar de voorliggende vraag is of het huidige systeem met de huidige pensioenfondsen zich heeft overleefd of eigenlijk nog best is opgewassen tegen zijn taak. Ik denk dat dit laatste toch eigenlijk het geval is. Het gebruik van de risicovrije rente voor de berekening van verplichtingen lijkt noodzakelijk, omdat de fondsen contractueel aan vaste en te indexeren uitkeringen gebonden zijn. Maar dat is natuurlijk de realiteit niet meer wanneer die uitkeringen feitelijk afhankelijk zijn van de financiële positie van de fondsen, zodat dat al geruime tijd leidt tot niet meer indexeren en hier en daar en mogelijk binnenkort nog meer tot het verlagen van pensioenuitkeringen. Wanneer net als bij de premiebepaling gerekend mag worden met prudent bepaalde rendementen dan is er voor de meeste fondsen geen probleem meer, hoe voorzichtig het verwachte rendement ook benaderd wordt en dus, inderdaad, ook incalculerend dat een deel van het vermogen in waarde zal dalen wanneer de langetermijnrente weer gaat stijgen. Formalisering van wat iedereen weet, dat het pensioenfonds geen garanties kan bieden en dan niet hoeven rekenen met het onrealistisch strakke rentekorset, betekent dat er niet gekort hoeft te worden, dat er zelfs weer geïndexeerd kan worden zonder aan de toekomst te kort te doen. Ik ben dus zover dat ik hoor tot "die partijen die pleiten voor meer vergaande maatregelen dan het eenmalig verlengen van de hersteltermijn", om de juist ontvangen brief van de staatssecretaris van SZW te citeren. De regering kiest daar duidelijk nog niet voor, maar mij lijkt het tijd te worden voor een realistische blik.
Er zijn op het gebied van financiën en economie nog genoeg problemen die ik hier niet genoemd heb. Het allerbelangrijkste is toch de doorgaande tweedeling op de arbeidsmarkt. Ik denk, ook al blijkt dat nog niet, dat de Wet werk en zekerheid en zelfs ook de Wet DBA een bijdrage kunnen leveren aan stabiliteit op de arbeidsmarkt. Over de toekomst van de Wet DBA hoor ik graag nog wat van de staatssecretaris. Maar om deze wetten goed te laten functioneren, is er daarnaast natuurlijk nog veel meer nodig, op fiscaal gebied, op arbeidsrechtelijk gebied, op sociale zekerheidsgebied. Dit kabinet zal daar niet veel meer aan doen, maar ook hier zou ik benieuwd zijn naar de gedachten van minister of staatssecretaris.
Ik wacht graag op de beantwoording van de bewindslieden.
De voorzitter:
Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.