Verslag van de vergadering van 13 december 2016 (2016/2017 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.30 uur
De heer Schalk i (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik dacht: ik ga het vanmiddag helemaal anders doen en ik begin met felicitaties aan de staatssecretaris of eigenlijk aan het kabinet. Uitgerekend vandaag, bij de behandeling van het Belastingplan, komt het CPB met prachtige cijfers: het economisch herstel zet door, we zien de werkloosheid verder dalen en we verwachten begrotingsevenwicht, kortom, de crisis is voorbij. Van harte gefeliciteerd. Ik hoop dat de staatssecretaris deze felicitaties wil doorgeleiden naar het kabinet. De grootste bijdrage aan de groei van de economie komt van de consumptie door huishoudens, las ik in het rapport. Laten we daar vandaag op focussen bij de behandeling van het Belastingplan. We moeten nu niet op onze lauweren gaan rusten, maar doorpakken.
Ik citeer het kabinet bij de presentatie van plannen in de Kamerbrief over keuzes voor een beter belastingstelsel: "een stelselherziening zonder lastenverlichting is niet haalbaar, maar een lastenverlichting zonder een bijbehorende stelselherziening is een gemiste kans."
Dat zijn behartigenswaardige woorden, maar de praktijk is helaas anders. Vorig jaar was er een lastenverlichting van 5 miljard in de aanbieding en deze keer van 1,1 miljard. Beide keren was er wel lastenverlichting, maar geen stelselherziening. Een gemiste kans dus, in de woorden van het kabinet. Je zou ook kunnen zeggen: leuk voor nu, maar niet voor de toekomst.
Die stelselherziening is heel hard nodig. Aan het eind van deze kabinetsperiode wordt er al volop ingezet op de komende verkiezingen. Nu is het een relevant punt om aan de orde te stellen. Hoe je het ook wendt of keert, er zijn grote verschillen in belastingdruk. Dat komt naar de mening van mijn fractie vooral omdat de inzet van het kabinet niet is om iedereen op een zelfde manier te behandelen, maar om bepaalde gedragingen van mensen te stimuleren. Dat noemen we prikkels. Maar prikkelen van de een leidt tot remmen van de ander. Dat leidt tot heel vreemde verhoudingen en zelfs tot tegendraadse uitwerkingen.
Ik noem er een paar. Door het afbouwen van de overdraagbare algemene heffingskorting worden mensen geprikkeld om betaalde arbeid te gaan verrichten. Dat heeft gevolgen voor de zorg voor kinderen en voor het bieden van mantelzorg, maar de individuele benadering vraagt nu eenmaal om zelfstandige economische eenheden. Echter, in de huursector wordt die redenering omgedraaid. Als je als huurder bijvoorbeeld €35.000 verdient, gaat je huur met 1,5% omhoog. Maar als je oudste zoon flexwerker wordt en iets meer dan €4.000 per jaar verdient, geldt het gezinsinkomen van €39.000 en gaat de huur met 4% omhoog. Dan gaat het dus ineens weer om de draagkracht van het gezin. Stel dat het gaat om een eenmalig extra inkomen van die oudste zoon, dan leidt dat tot blijvende huurverhoging. Zo wordt de prikkel tot werken weer weggehaald. Wat vindt de staatssecretaris van deze situatie? Moet die zoon dan maar niet gaan werken? Hoe dan ook, het zijn tegendraadse prikkels.
Ik noem nog een interessant voorbeeld. De IACK prikkelt om meer te gaan verdienen, want daardoor loopt het bedrag van de korting op. Dat is goed voor het individualisme en voor de economische zelfstandigheid van iedereen. Prikkelen dus. Daar staat een geval tegenover dat ik al tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen heb besproken. Als je €22.000 verdient — ongeveer het minimumloon voor een 22-jarige — en je weet je inkomen op te krikken naar €32.000, dan houd je van die €10.000 bruto maar €355 over, dus €1 per dag. Weg prikkels. Dit is bovendien een aantasting van het eigen beleid van het kabinet op het terrein van arbeidsparticipatie.
Hoe komt het toch dat je die heel tegendraadse beweging hebt? In feite is het antwoord heel eenvoudig. Door te schuiven met toeslagen en inhoudingen en door die in te zetten als prikkels, is er in feite een belastinggedrocht ontwikkeld. Met elke maatregel komt een specifieke groep in de klem te zitten. Vervolgens wordt er een oplossing bedacht, maar het enige effect is dat er dan op een andere plaats een knelpunt ontstaat.
In het laatste door mij genoemde voorbeeld hebben de maatregelen ertoe geleid dat de armoedeval is weggeregeld bij de mensen die de arbeidsmarkt gingen betreden. Als je niets verdiende en een klein baantje aannam, kwam je in de armoedeval terecht. Daarom is er iets bedacht waardoor de marginale druk op een andere plek kwam te liggen, en wel precies bij degenen die het al heel moeilijk hebben, namelijk zij die van een minimuminkomen moeten rondkomen.
Ik denk dat ook in deze Kamer duidelijk is dat hier iets heel vreemds aan de hand is. Het viel mij op dat de heer Van de Ven zei dat de VVD-fractie vindt dat een evenwichtige inkomensverhouding van eminent belang is voor een rechtvaardiger belastingstelsel voor alle burgers, zonder discriminatie naar leeftijd of omstandigheden. Aan het eind van zijn betoog zei de heer Backer naar aanleiding van mijn vraag dat hij het eigenlijk wel heel goed vindt dat er zo'n onderzoek komt, zonder vooruit te lopen op de uitkomsten daarvan. Maar het valt op. Anderen hebben het ook gezegd, de heren Van Rij en Ester. Dit begrijpen wij niet meer. Is dit nu het sociale beleid dat het kabinet heeft bedoeld? Is er nu werkelijk niet iets te bedenken waardoor de druk terechtkomt bij de sterkere schouders? Is de staatssecretaris het met de fractie van de SGP eens dat het systeem inmiddels oneerlijk uitwerkt? Wordt het geen tijd om een echte vernieuwing in te zetten? Denk aan het leefvormneutraal stelsel. Dat is een aantal jaren geleden al ingebracht door een bijzondere combinatie in de Tweede Kamer, namelijk door de heren Koolmees van D66 en Dijkgraaf van de SGP. Juist als dergelijke combinaties zich voordoen en zijn te vormen, dan moet het kabinet toch toehappen, zou je denken. Je zou ook kunnen denken aan het zojuist al genoemde splitsingsstelsel — de heer Van Rooijen vroeg ernaar — zoals dat in Duitsland wordt toegepast, wat de SGP betreft het liefst in combinatie met een sociale vlaktaks. Dat biedt mogelijkheden om tot een eerlijker belastingdruk te komen. Daarmee zou ook de schrijnende positie van eenverdieners worden aangepakt.
Vorig jaar heb ik het kabinet in een motie opgeroepen om maatregelen te nemen om de substantiële verschillen in belastingdruk te verkleinen omdat eenverdieners tot vijf keer meer belasting betalen dan tweeverdieners. Vandaag constateren wij dat de belastingplannen tot nu toe leiden tot een zich steeds verdiepende kloof. In hetzelfde rekenvoorbeeld van vorig jaar gaat de eenverdiener straks zes keer zo veel belasting betalen. Dat is allemaal het gevolg van de stapeling van belastingen, toeslagen en inhoudingen. De heer Ester wees er ook op. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dit?
Het is duidelijk. De huidige kabinetsperiode heeft geen soelaas geboden voor de eenverdiener. Inmiddels is wel het besef doorgedrongen dat er iets fundamenteel fout zit, overigens niet alleen bij eenverdieners, maar ook bij alleenstaanden en tweeverdieners. Ik verwijs naar het genoemde probleem van de €10.000 die netto slechts €355 oplevert. Dit leidde tot brede steun voor mijn motie bij de laatste Algemene Politieke Beschouwingen. Het doet mij deugd dat het kabinet, dat die motie ontraadde, er deze keer toch mee aan de slag is gegaan. Er komt een onderzoek door SZW. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen heeft de staatssecretaris toegezegd dat er voor de behandeling van het Belastingplan een brief zou zijn, met de onderzoeksvraag, de onderzoeksopzet en de beleidsopties. Die brief hebben wij gisteren ontvangen. Dank daarvoor.
Ik heb nog een aantal vragen, allereerst over de onderzoeksopzet. Er is een heldere opsomming van de aspecten die bij de belastingen een rol spelen. Daarnaast worden ook andere inkomensafhankelijke regelingen meegenomen, zoals de aanvullende studiebeurs, en de eigen bijdragen Wmo en Wlz. Het is heel goed dat die nu ook in kaart worden gebracht. Is de staatssecretaris het eens met de fractie van de SGP dat juist dergelijke inkomensafhankelijke regelingen een forse impact kunnen hebben op de marginale druk? In de onderzoeksopzet wordt ook de IACK genoemd, maar in de onderzoeksvragen kom ik die niet meer tegen. Is dat wel onderdeel van het onderzoek? Dat lijkt mij uiterst belangrijk.
Dan nog een vraag over de beleidsopties. Het uitgangspunt is budgetneutraliteit, maar hoe wordt voorkomen dat in de beleidsopties verschuiving alleen maar zorgt voor verplaatsing van het probleem? Het streven is het onderzoek voor 15 maart aan beide Kamers aan te kunnen bieden. Er ligt echter al een toezegging van de staatssecretaris dat het onderzoek er dan moet zijn. Wil de minister die toezegging bevestigen?
Ik wil nog twee kleine onderwerpen aanstippen. Wat betreft de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met zelfstandige aansluiting sluit ik mij kortheidshalve aan bij de vragen daarover van de heer Van Rij.
Vorig jaar is uitvoerig gediscussieerd over de fictieve rendementsheffing. Iedereen weet dat kleine spaarders geen hoog rentepercentage krijgen voor hun spaarcentjes. De 4% die gehanteerd wordt, is absurd, zeker voor spaarders die niet willen beleggen. De aanpassing voor een lager rendement onder de €100.000 en een verhoging boven de €100.000 lijkt aardig, maar is ook niet reëel. Mijn fractie ziet uit naar een reële rendementsheffing. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegenaan?
De focus van mijn betoog lag op een rechtvaardig belastingstelsel. Ik zie uit naar de beantwoording van de staatssecretaris.