Verslag van de vergadering van 19 december 2016 (2016/2017 nr. 12)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.52 uur
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Voorzitter. Het is voor mij een persoonlijk record om binnen 20 minuten twee keer bij twee verschillende onderwerpen achter de microfoon te staan. Ik weet niet of dit record ergens wordt bijgehouden. We zullen het zien.
Ook voor de tweede keer, maar dan in een periode van drie jaar, spreken we over het kabinetsvoorstel om het lidmaatschap op te zeggen van UNIDO (United Nations Industrial Development Organization). Drie jaar geleden constateerde mijn fractiegenoot Ganzevoort dat de argumentatie voor het opzeggen van het verdrag nogal dun was. Die argumentatie was zo dun, bleek in het debat, dat er uiteindelijk in deze Kamer geen meerderheid voor te vinden was. De Eerste Kamer vond dat het standpunt van de regering dat UNIDO onvoldoende presteert, niet met feiten was gestaafd.
Nu had, volgens onze fractie, het kabinet na het stranden van het wetsvoorstel een paar dingen kunnen doen. Het kabinet kon ofwel zorgen voor een onweerlegbare onderbouwing dat de bijdrage van 2 miljoen aan UNIDO niet rendeert en beter gebruikt kan worden, ofwel met UNIDO in gesprek gaan om de organisatie te verbeteren, de prioriteiten aan te scherpen en deze meer in lijn te brengen met de Nederlandse speerpunten. Ik loop beide opties straks kort na, maar net als drie jaar geleden wil mijn fractie ook nu met de leden het meer fundamentele punt van deelname in VN-organisaties beschouwen. De visie van onze fractie van drie jaar geleden is op dat gebied nog steeds actueel en, zo men wil, consistent.
In 2013 stelden wij dat de principiële vraag is of Nederland haar rol in de internationale structuren van de VN-organisaties wil blijven spelen. Daarbij horen niet alleen de VN zelf, maar ook de verwante taakorganisaties die, vaak in stilte, hun werk doen. Die organisaties kunnen dat doen dankzij de structurele lidmaatschappen van een zeer grote meerderheid van de VN-landen. Solidaire continuïteit in de internationale samenwerking is een groot goed voor de wereldvrede, met name voor de allerarmsten. In 2013 vroegen we of er een dwingende noodzaak was daarvan af te zien. In onze schriftelijke inbreng van vorige maand constateerde de fractie van GroenLinks nog eens dat het lidmaatschap van de Verenigde Naties geen vrijblijvende zaak is of een cafetariamodel vertegenwoordigt, maar dat het een commitment is dat structureel wordt aangegaan met alle kansen en vraagstukken die daarbij horen. Onze fractie wil deelname aan de VN en hun organisaties baseren op continuïteit en wil mede richting geven aan de ontwikkelingen. De zwaarbevochten — daarvoor geven wij onze complimenten — hoofdprijs om een jaar lang deel uit te kunnen maken van de Veiligheidsraad, onderstreept dat ook. Wat ons betreft geldt wel: noblesse oblige. We horen graag een reactie van de minister.
Wij vroegen ons af of de regering de afgelopen drie jaar in gesprek is gegaan met UNIDO om de in haar ogen gewenste verbeteringen aan te brengen. Voor zover wij dat kunnen beoordelen is het antwoord op die vraag: nauwelijks. Waarom, vraagt mijn fractie zich af, heeft het kabinet niet, zoals in de jaren negentig en het begin van deze eeuw, een formele positie in de beleidsorganen als de IDB (Inter-American Development Bank) en de PBC (Peacebuilding Commission) gebruikt om het tij te keren, als het dat wenste? De uitnodigingen daarvoor lagen er, hebben wij begrepen. Ook heeft UNIDO Nederland niet of nauwelijks zien opereren in de frequent gehouden briefings en consultaties voor lidstaten. Wel heeft het kabinet scorekaarten laten maken, op basis waarvan zij haar oordeel over het functioneren van UNIDO heeft aangescherpt. Van de zijde van UNIDO horen wij dat daarbij niet altijd actuele en complete gegevens zijn gebruikt. Graag horen wij de visie van de minister daarop. Heeft het gebrekkige contact dat er tussen het kabinet en de VN-organisatie is geweest niet geleid tot een te grote bias in de wederzijdse informatievoorziening, vragen wij ons bezorgd af. Het kabinet verwijst in plaats daarvan naar overleg in Europees verband met gelijkgezinde landen. Op zich juicht mijn partij een gemeenschappelijke Europese inzet toe; laat dat duidelijk zijn. Maar in de praktijk neemt Nederland een andere positie in dan landen als Duitsland, Italië en Zweden. Die landen versterken hun betrokkenheid op dit gebied eerder dan dat zij die verminderen. Kan het kabinet nog eens toelichten hoe de gezamenlijke Europese positie ten aanzien van UNIDO eruit ziet?
Het lijkt erop dat de communicatie tussen kabinet en UNIDO beperkt is als het gaat om zicht te krijgen op de echte effectiviteit van UNIDO en dat ze ook niet heeft geleid tot een gezamenlijk beeld van doelen en resultaten. Behalve een ingevulde scorekaart waarvan de onderliggende data door de betrokkenen verschillend worden gewaardeerd, lijkt er in drie jaar tijd niet veel veranderd in de kwaliteit van de onderbouwing door het kabinet. Ook de Raad van State blijft kritisch in zijn oordeel over de motivering van het voorstel. Wat dat betreft lijken we weinig opgeschoten, terwijl de ontwikkelingen bij UNIDO niet stil hebben gestaan. Zo lezen wij in het advies van de Raad van State dat de EU en UNIDO in de afgelopen periode nog juist hebben vastgesteld hun relatie te koesteren, vanwege de tastbare resultaten die de samenwerking oplevert. Ook op het gebied van de door het kabinet gewenste samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven zijn zichtbare stappen gezet door projecten met bedrijven als Heineken en Philips. Daarbovenop profiteert het Nederlands bedrijfsleven jaarlijks voor ruim anderhalf miljoen euro van aanbestedingen door UNIDO.
Wat zuinigjes schrijft het kabinet dat UNIDO stappen heeft gezet op thema's als klimaat en energie, die raken aan Nederlandse speerpunten. Laat dat even op u inwerken, voorzitter. Klimaatvraagstukken raken aan Nederlandse speerpunten. Is dat echt de formulering van een PvdA-minister, ook na het sluiten van het akkoord van Parijs, dat klimaat alleen maar raakt aan speerpunten van het Nederlands beleid? Dat kan toch gewoon niet waar zijn! Dat nog los van het feit dat naar onze informatie al sinds de jaren negentig structureel "klimaat" op de agenda van UNIDO staat en dat thema's als watermanagement, voedselveiligheid en tegengaan van voedselverspilling, aanpak van vervuiling door industriële productie in ontwikkelingslanden en investeringen in hernieuwbare energie ook de afgelopen jaren volop in projecten zijn opgepakt.
Wij waren drie jaar geleden niet overtuigd van de dwingende noodzaak tot opzeggen van onze deelname aan UNIDO en zijn dat nog steeds niet. Maar natuurlijk kijken wij uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Overbeek, niet dan nadat ik de stemmingsbel heb ingedrukt, zodat leden weten dat er sprake is van een maidenspeech.