Plenair Strik bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie 2017



Verslag van de vergadering van 20 december 2016 (2016/2017 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 15.25 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. We behandelen vandaag de laatste begroting van Veiligheid en Justitie van dit kabinet. Terugblikkend constateren we dat dit ministerie woelige tijden heeft doorgemaakt. Dat geldt zowel voor structurele hervormingen als voor de overheveling van het beheer van de politie die zich nog moest zetten. Het geldt ook voor de vorming van de nationale politie, de invoering van KEI, een forse hoeveelheid wets- en beleidswijzigingen en helaas vele incidenten, met onder andere het gevolg dat deze minister de regeerperiode mag afsluiten. Ik geloof niet dat hij die opvolging als een straf heeft ervaren, maar de incidenten zelf wijzen wellicht op dieperliggende structurele problemen, waar de minister ook zelf weer bijna over struikelde. Is het gebrek aan communicatie, aansturing of transparantie? Heeft dat te maken met cultuur of met de structuur en werkwijze van de organisatie? Of laten de problemen vooral zien dat het ministerie door zijn groei onbeheersbaar is geworden en dat de ambities niet in de pas lopen met de capaciteit? Is de minister onthecht genoeg om kritisch te kijken naar het ministerie dat hij vertegenwoordigt? Wat zou hij inbrengen bij een formatie om op Veiligheid en Justitie te verbeteren?

Veel signalen en berichten wekken de indruk dat het ministerie bijna uit zijn voegen barst en dat vinden wij zorgelijk. Het klinkt misschien afgezaagd, maar het ministerie van Veiligheid en Justitie vormt de hoeksteen van de rechtstaat. Die hoeksteen moeten we koesteren; dat laten ontelbare voorbeelden in het buitenland steeds weer zien. We zien zelfs in de Europese Unie hoe weinig vanzelfsprekend een democratische rechtsstaat is. Kijk naar de ontwikkelingen in Hongarije en Polen, waar gekozen politieke leiders stap voor stap de waarborgen van een rechtsstaat, van de checks-and-balances, afbreken, en waar burgers, rechters en maatschappelijke organisaties machteloos toekijken. Spreekt de minister zijn collega's in de JBZ-Raad hierop aan? Bewijst het Europese rechtsstatelijkheidsmechanisme zich nu in de praktijk?

Een andere bedreiging vormen de toenemende niet onderbouwde kritiek en de aanvallen op de rechterlijke macht en vooral de maatschappelijke acceptatie daarvan. Denk aan het commentaar op de Britse rechters die besloten dat een brexit aan een besluit van het parlement is onderworpen en de aanvallen bij onze zuiderburen op een rechterlijke uitspraak over een visum voor vluchtelingen. Ook het onverbloemde uitschelden van onze Nederlandse rechters door nota bene een parlementariër kan helaas niemand zijn ontgaan. Er wordt door sommigen een schijntegenstelling gecreëerd tussen democratie en onafhankelijke rechtspraak. Deelt de minister onze opvatting dat dergelijke debatten en aanvallen schadelijk zijn voor onze democratische rechtsstaat en zo ja, waarom heb ik hem dat niet horen zeggen? Mijn fractie wil een minister van Veiligheid en Justitie duidelijker zien optreden als hoeder van de rechtsstaat om het maatschappelijk debat op een juiste manier te voeden. Een van de kenmerken van de trias politica is dat de rechterlijke macht zich niet kan mengen in dat debat. Dat vergroot nog eens de verantwoordelijkheid van de minister. Hoe kijkt de minister naar zijn rol hierin en hoe maakt hij die waar? Wij horen graag een toelichting daarop. Het koesteren van de rechtsstaat vereist effectieve en proportionele antwoorden op de bedreigingen van onze veiligheid, maar ook optimaal onderhoud van de justitiële keten. Wij moeten ervoor zorgen dat alle actoren daarin hun vakmanschap kunnen uitoefenen en goed samenwerken. Dat vergt duurzaam beleid, geen ad-hocmaatregelen. De woelige tijden waar ik aan refereerde, stonden echter in het teken van steeds nieuwe taakstellingen en bezuinigingen. Politie, OM, rechtspraak, gefinancierde rechtshulp en alle partners moeten al jaren woekeren met geld versus werkdruk. Dat eist zijn tol.

We hebben dit jaar de begroting en Voorjaarsnota uitvoerig behandeld, omdat de bezuinigingen de ketenpartners net of bijna over de rand duwden van wat doenlijk en acceptabel was. De politieke deining lijkt nu te zijn geluwd omdat hier en daar enkele tientallen miljoenen zijn toegevoegd. Maar is het terecht dat die deining geluwd is? Zijn de problemen duurzaam opgelost en zijn de ketenpartners nu in een rustiger vaarwater gekomen? Verre van, naar onze mening.

De Algemene Rekenkamer is al sinds 2012 kritisch op de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De financiële huishouding deugt niet, aldus de Rekenkamer. Een van de problemen van het ministerie is volgens de Rekenkamer ook de grootte ervan. Het ministerie kan niet goed analyseren hoeveel geld organisaties nodig hebben. En er zou te weinig informatie zijn over de besteding van het geld, waardoor niet goed genoeg kan worden ingeschat of er in een begrotingsjaar bijgestuurd moet worden. "We zien het risico dat de informatie versnipperd en gefilterd doorkomt en niet altijd op de juiste plaats bij de juiste medewerkers landt", aldus de Rekenkamer. De president van de Rekenkamer zei vorige maand klip-en-klaar in de NRC: "Als je veel geld naar een niet goed functionerende organisatie brengt, los je het probleem niet op. Dan is de kans groot dat dat geld op de verkeerde manier wordt besteed of op de plank blijft liggen." Dat besef lijkt maar ten dele door te dringen bij het kabinet. Inderdaad is er een financiële injectie van 450 miljoen euro aangebracht in de Miljoenennota. Maar als de minister niet weet waar het geld landt en met welk doel, is het toch aan te raden om in de hele keten te analyseren waar de schoen wringt. Want er gaat nogal wat mis.

Neem de politie. Die moet bezuinigen en tegelijkertijd een reorganisatie uitvoeren. Die reorganisatie duurt twee keer zo lang en is twee keer zo duur als gepland, terwijl het doel was om kosten te besparen en efficiëntie te vergroten. Mogen we concluderen dat beide niet zijn gelukt en dat tot nu toe vooral het tegenovergestelde is bereikt?

De Algemene Rekenkamer sprak in mei al van een "weinig realistische" doelstelling van het kabinet gelet op de reorganisatie in combinatie met stringente bezuinigingen. Ook binnen vrijwel alle geledingen van de politie zelf is kritiek te horen over enerzijds de bezuinigingen van de afgelopen jaren en anderzijds de veel te dure reorganisatie. De nationale politie noemt zelf het risico van onderbezetting bij de eenheden en het opnieuw niet tijdig behalen van besparingsdoelen. Van waar dat in de praktijk te kan leiden, noemde de heer Ruers al een aantal indringende voorbeelden. Het beheerplan wijst bijvoorbeeld op de politieacademie, het politiedienstencentrum en de samenvoeging van de meldkamers. Ook in de meerjarige ontwerpbegroting mist de Rekenkamer een uitgewerkte koppeling van de landelijke doelstellingen aan de benodigde financiële middelen. En dat is toch een fundamenteel punt.

De komende jaren heeft de politie tot 300 miljoen euro extra nodig om te kunnen blijven doen wat ze nu doet, becijferde accountantsbureau PwC onlangs. De nieuwe korpschef, Akerboom, zei in maart bij zijn beëdiging dat de politie lijdt aan "structurele onderfinanciering". Uit de Miljoenennota blijkt dat er voor de politie volgend jaar 221 miljoen euro extra begroot is. Voor de politieorganisatie wordt 10 miljoen euro extra uitgetrokken voor een betere uitrusting van en ICT voor de wijkagenten. Hoe weet de minister dat dit geld wel goed wordt besteed en dat dit afdoende is? Deelt de minister de zorg van de Rekenkamer dat een irreële belasting op de organisatie en haar medewerkers de kwaliteit van de dienstverlening onder druk zet en bij nieuwe begrotingen opnieuw onder druk kan zetten, als die onvoldoende geborgd is? Wat gaat de minister nog meer doen naast het beschikbaar stellen van extra middelen? Graag krijg ik een reactie hierop.

De Rekenkamer kwam onlangs ook met enkele indringende aanbevelingen over het ICT-project zelf. De extra investering die nu wordt gedaan, is hard nodig, maar er moet ruimte zijn voor verdere vernieuwing met name binnen het primaire politieproces. Ook het toezicht op de ICT en de verantwoording naar de Kamer moeten beter worden verankerd. Hoe pakt de minister dit op? Gaat dit ook gepaard met heldere doelstellingen en uniforme en consistente registratie van politiegegevens? Want dan pas kunnen wij zien of de besteding heeft geleid tot het halen van de doelstellingen.

Dan zijn er natuurlijk nog de perikelen rond de diverse leidinggevende politieambtenaren en de centrale ondernemingsraad die de politie op zijn zachtst gezegd in diskrediet hebben gebracht. Voor GroenLinks is dit de bevestiging van een beeld dat al langer bestaat, namelijk dat er een te groot ministerie is waar simpelweg niet genoeg inzicht in is en ook niet voldoende controle op is. Of meent de minister het allemaal te kunnen herleiden naar incidenten? De Rekenkamer is in elk geval duidelijk: er is een structurele verbetering van de controlefunctie nodig, waarbij verkokering moet worden aangepakt en aan de cultuur moet worden gewerkt. Herkent de minister deze aanbevelingen? Wat doet hij daaraan?

De kritiek dat ambities niet worden vertaald in beheersbare stappen en uitgewerkt in de concrete mijlpaalproducten tijd en geld, geldt niet alleen voor de begroting van de politie. Denk ook maar aan de rechterlijke macht bij de invoering van KEI. Dit gebeurde eveneens in een organisatie waar de werkdruk al jaren erg hoog ligt en een dergelijke reorganisatie direct aan het primaire werkproces kan raken als die niet zorgvuldig en met voldoende extra ondersteuning wordt ingevoerd. Ik verwijs graag naar de uitgebreide inbreng en vragen van mijn collega Ruers op dit punt.

Tot slot ga ik in op de gefinancierde rechtsbijstand. Met name de specialistische sociale advocatuur, denk aan sociale zekerheid of sociale verzekeringen, strafrecht of vreemdelingenrecht, kan zich moeilijk staande houden, terwijl deze advocatuur van cruciaal belang is om de toegang tot de rechter open te houden voor de meest kwetsbare rechtszoekenden. De rechtsgebieden worden ingewikkelder en tijdrovender. Zomaar een ander rechtsterrein erbij pakken is gewoon niet reëel. De steeds verdere uitholling van de gefinancierde rechtsbijstand is een groot punt van zorg van mijn fractie. De kosten zijn de afgelopen drie jaar met maar liefst 65 miljoen euro teruggebracht, terwijl het beroep op de gefinancierde rechtsbijstand juist is toegenomen, in elk geval tot 2014. Zowel de commissie-Wolfsen als de commissie-Barkhuysen constateren dat de stijging in uitgaven slechts wordt veroorzaakt door een autonome groei van de volumes. Een flexibeler budget voor de rechtsbijstand, zoals commissie-Barkhuysen voorstelt, zou dan een logischere insteek zijn. Graag krijg een reactie van de minister hierop.

Deze regering spreekt over een ruimhartig stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, alsof het misschien nog wel een tandje minder kan. Mijn fractie is van mening dat dit juist een sterkte en geen zwakte van de Nederlandse samenleving is. Gelukkig is als gevolg van een SP-motie in de Tweede Kamer de zogenoemde 900 puntengrens komen te vervallen, maar de vraag is of de regering niet weer zint op andere bezuinigingen en wellicht een nieuwe puntengrens. Want blijkens de brief van de minister van 31 mei van dit jaar komt het gros van de eerder afgeschoten bezuinigen volgende maand in het nieuwe wetsvoorstel gewoon terug, onder andere met het voorstel om het eigen huis te laten meetellen in de vermogenstoets. Op wat voor manier denkt het kabinet dat de gepresenteerde maatregelen zullen leiden tot een duurzamer stelsel van rechtsbijstand? Werkt het merendeel van deze maatregelen juist niet tegen de ingezette kwaliteitsbevordering binnen de advocatuur? Onze zorg is dat de minister te zeer gefocust is op kostenbesparingen en doorgaat met voorstellen voor een verdere beperking van de toegang tot de gefinancierde rechtshulp. Daarmee beperkt hij ook de toegang tot de rechter verder. Dat het huidige onderzoek naar herijking van de puntenaantallen vooral budgetneutraal moet gebeuren, baart ons zorgen. Waarom worden bij de herijking de kwaliteit en de behoefte niet meer centraal gesteld?

De zorgen die ik hier heb geuit over met name de gefinancierde rechtsbijstand en politie, strekken zich wat ons betreft ook uit over andere onderdelen van de keten. Ons pleidooi is: kies voor een duurzamere financiering gekoppeld aan een heldere beleidsdoelstelling. Creëer niet steeds onrust in de keten met ad-hocbeleid gericht op bezuinigingen. Zorgvuldigheid en kwaliteit vereisen nu eenmaal een zekere rust en voorspelbaarheid, maar ook transparantie en verantwoording. De kerntaken van het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn immers te belangrijk om ze te onderwerpen aan een eenzijdige kostenbesparing.

Ik begon mijn betoog met de bedreigingen van de rechtsstaat, die verschillende vormen kunnen aannemen. Met name het vertrouwen in de rechtsstaat vergt extra aandacht voor de kwaliteit van de rechtsstaat, meer nog dan de haalbaarheid van de financiën. Ik kijk uit naar een reactie van de minister.

De voorzitter:

Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor een enkele minuut, in afwachting van de minister en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.