Verslag van de vergadering van 20 december 2016 (2016/2017 nr. 13)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 22.33 uur
Mevrouw Teunissen i (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn beantwoording. Ik dank hem ook voor de heldere uitleg over de afbakening van de omkering van de bewijslast en het borgen van de rechtsgelijkheid. Mijn fractie kan zich daarin vinden, maar houdt uiteraard een vinger aan de pols voor het geval dat de reikwijdte uiteindelijk niet groot genoeg blijkt.
Dan nog iets over de vergunningverlening. Boren in het Waddengebied en in Natura 2000-gebied Noorzeekustzone is straks bij wet niet meer mogelijk als deze wetten worden aangenomen. Onder het Waddengebied mag dan nog wel geboord worden, evenals in andere Natura 2000-gebieden en in werelderfgoedgebieden. Dat brengt nog steeds grote risico's op aantasting van natuurgebieden met zich mee, zoals het risico op lekkage en het risico op bodemdaling. De boorinstallaties die nodig zijn om onder deze gebieden te winnen, kunnen niet net buiten de grens van beschermde natuurgebieden worden neergezet, ook al vallen die net buiten het beschermingsregime. Het huidige beleid is niet op het randje, maar over het randje. De risico's voor de natuurgebieden zijn dermate groot dat mijn fractie zegt: dat kunnen wij ons niet veroorloven tegenover dieren, natuur, milieu en komende generaties. We zien daarom wel graag dat boringen in Natura 2000-gebieden en natuurgebieden met een werelderfgoedstatus worden uitgesloten van winning.
Ik had de minister gevraagd om met een voorstel te komen om nieuwe boringen in en onder Natura 2000-gebieden en werelderfgoedgebieden uit te sluiten. De minister heeft duidelijk uiteengezet dat het regeringsbeleid de winning van delfstoffen daar niet uitsluit. Dat betreuren wij. Wij kennen het hand-aan-de-kraanbeleid van de NAM, waarin de NAM de vrijheid heeft om de kraan meer open of dicht te draaien, maar de Partij voor de Dieren vindt dat het hand-aan-de-kraanbeleid zou moeten betekenen dat de kraan in kwetsbare gebieden dichtgezet kan worden door de volksvertegenwoordiging, het parlement. Een beetje dicht of een beetje open mag niet worden overgelaten aan bedrijven zoals de NAM. Eigenlijk zou er op zijn minst een nee-tenzijbeleid moeten zijn voor mijnbouwactiviteiten in beschermde gebieden. Dat dat er nu niet is, is wat ons betreft een lacune in de huidige wetgeving. Het besluit om wel of niet in een natuurgebied te boren, is een zware verantwoordelijkheid waarvan het parlement zich op zijn minst per keer moet kunnen vergewissen. Door de beslissing om een opsporingsvergunning te verlenen voor mijnbouwactiviteiten in andere natuurgebieden met de Natura 2000-status of een werelderfgoedstatus, komt er feitelijk een nee-tenzijbeleid dat de bescherming van kwetsbare natuurgebieden beter borgt, zonder dat het in ijzer en beton wordt gegoten. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De voorzitter:
Door de leden Teunissen, Vos, Meijer, Strik en Gerkens wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Natura 2000-gebieden en natuurgebieden met een werelderfgoedstatus bescherming verdienen;
overwegende dat mijnbouwactiviteiten deze kwetsbare gebieden kunnen bedreigen door het risico op bodemdaling, vervuiling en verstoring;
verzoekt de regering, het verlenen van nieuwe opsporingsvergunningen voor mijnbouwactiviteiten in of onder natuurgebieden met een Natura 2000-status en/of een werelderfgoedstatus afhankelijk te maken van expliciete toestemming van het parlement,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter J (34041).
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Tot slot. De minister heeft mij in het licht van de energietransitie uitgedaagd om iets te zeggen over de aanleg van mestvergisters en het framen van mestvergisters als een duurzame oplossing. De minister heeft daar net een lofrede over uitgesproken. Ik houd het kort, want wij komen hier nog over te spreken, maar ik wil toch één ding duidelijk stellen: mestvergisters leveren geen groene stroom, maar zijn gebaseerd op een alsmaar groeiende bruine stroom uit de vee-industrie. Daar is niets groens aan; het is louter greenwashing. Voor deze bio-industrie worden regenwouden gekapt voor veevoer en wordt meer CO2 uitgestoten dan door alle verkeer en vervoer bij elkaar. De dieren worden jaarrond op stal gehouden om de mest op te vangen en omwonenden hebben last van stank. We moeten naar 70% minder vee en dus ook naar 70% minder mest. De lofrede van de minister is een grafrede voor het fossiele tijdperk. Duitsland heeft voortvarend ingezet op duurzame energie zonder mestvergisting en met windmolens en zonnepanelen. Laten wij dat ook doen. Ik heb van de minister geen scenario gehoord zonder mestvergisters en ik roep hem op om alles in het werk te stellen om een dergelijk scenario wel op te stellen.