Verslag van de vergadering van 17 januari 2017 (2016/2017 nr. 14)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.38 uur
Mevrouw Teunissen i (PvdD):
Voorzitter. Met deze wijziging van de MER-richtlijn heeft de EU beoogd de MER-beoordelingsprocedure te verduidelijken, de kwaliteit en de inhoud van het milieueffectrapport te verbeteren en de MER-procedure te stroomlijnen met andere EU-regelgeving. De belofte is dat hierdoor het milieu beter zou kunnen worden beschermd, hulpbronnen efficiënter kunnen worden gebruikt en duurzame groei kan worden bevorderd.
Natuurlijk heeft de Partij voor de Dieren niets tegen het efficiënter benutten van hulpbronnen, maar wel tegen economische groei als oplossing voor alle kwalen. Wat ons betreft is economische groei niet de oplossing, maar het probleem op een planeet die uitgeput raakt door een snel groeiende wereldbevolking met een toenemende consumptie. "Business as usual" is wat mijn fractie betreft struisvogelpolitiek. Wie vandaag z'n kop in het zand steekt, knarst morgen met z'n tanden. Wat ons betreft legt de doelstelling om te groeien een beleidspraktijk bloot waar mijn fractie het fundamenteel mee oneens is.
Zoals velen, onder meer milieufilosoof Marius de Geus, hebben aangegeven, gaat meer produceren vrijwel per definitie ten koste van het milieu en levert economische groei consequent milieuvernietiging op, in meerdere of mindere mate. Economische groei zou "duurzaam" te noemen zijn als die wordt gekoppeld aan technologische vooruitgang en toenemende efficiëntie. Zo zouden we de taart kunnen vergroten en alle milieuproblematiek de baas kunnen worden. Een win-winsituatie werd dat vroeger wel genoemd. "Geen gezeik, iedereen rijk", in de woorden van de heren F. Jacobse en Tedje van Es, velen van u nog wel bekend, ruim voordat de heer Jacobse tot inkeer kwam en lijstduwer werd van de Partij voor de Dieren. Deze MER-richtlijn, de implementatie ervan en de Omgevingswet waar dit wetsvoorstel deel van gaat uitmaken, zijn uitvloeiselen van dit achterliggende, zeer achterhaalde vooruitgangsgeloof.
Gezien de manier waarop deze nieuwe MER-richtlijn is geïmplementeerd, gaat dit kabinet primair voor bedrijfsbelangen ten koste van een beleid waarin het milieu centraal staat en dupeert het daarmee toekomstige generaties in het voordeel van kortstondige welvaart voor de huidige generatie. Het verbaast de Partij voor de Dieren niet, maar het stelt haar wel teleur dat de regering de herziening van de MER-richtlijn niet aangrijpt om de kwaliteit van het milieueffectrapport beter te waarborgen in nationale wetgeving en hierbij niet verder gaat dan het Europese minimum. De EU-richtlijn geeft hiertoe aanleiding via twee nieuwe bepalingen: de initiatiefnemer dient ervoor zorg te dragen dat het milieueffectrapport wordt opgesteld door "bekwame deskundigen" en het bevoegd gezag dient over voldoende deskundigheid te beschikken om het milieueffectrapport te beoordelen, dan wel hiertoe toegang te hebben.
Wat mijn fractie betreft zou een beoordeling van de mogelijke effecten door een objectief, wetenschappelijk adviesbureau niet meer dan logisch zijn. In het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie was de invoering van een certificeringssysteem voor adviesbureaus en adviseurs opgenomen. Dit systeem heeft als voordeel dat de initiatiefnemer weet wanneer aan de eis van "deskundigheid" wordt voldaan.
De Nederlandse regering heeft zich verzet tegen dit voorstel en ervoor gekozen dit systeem niet wettelijk in te voeren. In de memorie van toelichting wordt ook gewezen op de hoge kosten voor het bedrijfsleven en de overheid die zo'n certificeringssysteem met zich meebrengt, maar de regering gaat daarbij voorbij aan de weging van de winst voor het milieu die daartegenover zou kunnen staan. Mijn vraag aan de minister is: zijn de verwachte mogelijke positieve effecten voor het milieu van dit certificeringssysteem onderzocht?
De vraag wat we ons wel of niet kunnen veroorloven zou niet primair over geld moeten gaan, maar over het kostbaarste wat we hebben en wat in rap tempo verdwijnt. Van de oorspronkelijke natuur in ons land is volgens berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving nog maar een schamele 15% over. Gaat deze wet en aanscherping van de MER-richtlijn helpen om het tij te keren? Mijn fractie betwijfelt dat zeer. De regering vindt dat een certificeringssysteem haaks staat op haar wens tot vereenvoudiging van de regelgeving en het verminderen van de regeldruk voor het bedrijfsleven, zo is ook in de memorie van toelichting te lezen. In een tijd waarin VVD-volksvertegenwoordigers pleiten voor een verbod op vegetarische schnitzels en vegetarische worsten is het een gotspe om te pleiten voor vermindering van regeldruk en voorschriften bij de bescherming van natuur en milieu. Een veel te hoog percentage milieueffectenrapporten, 63% tot 66%, toonde vanaf 2012 essentiële tekortkomingen. Het kost tijd, energie en geld om deze tekortkomingen te herstellen.
Een recent voorbeeld is de gigageitenstal. Aan de Schoofbandweg in Rossum, op de grens met Zaltbommel, is één van de grootste geitenstallen van het land gepland, met 5.100 dieren, die een groot gevaar kunnen vormen voor omwonenden en naastliggende bedrijven, zoals we weten sinds de Q-koortsepidemie die 75 mensen het leven kostte en honderden mensen chronisch ziek maakte. Daarmee is de geitenstal een groot gevaar voor de stad Zaltbommel en bovendien voor naastgelegen natuurgebieden. De Raad van State heeft de vergunning in december vernietigd; in het milieueffectenrapport waren niet alle Natura 2000-gebieden opgenomen. Een slepende kwestie. En dit is een van de vele voorbeelden van een langdurig proces waarbij de kwaliteit van de rapporten tekortschiet.
Daarnaast vertroebelt de lage kwaliteit van milieueffectenrapporten de maatschappelijke discussie over de wenselijkheid van bepaalde projecten. Die discussie kan aan de voorkant niet goed gevoerd worden als goede, onafhankelijke wetenschappelijke informatie over de milieueffecten ontbreekt. Onduidelijk is bovendien wat er nu bedoeld wordt met "bekwame deskundigen" en "voldoende deskundigheid". Waar zijn de criteria waaruit kan worden afgeleid wie een betrouwbare partij is voor het opstellen van een milieueffectenrapport? Graag een reactie van de minister. Hoe gaat de minister een betere kwaliteit borgen? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat het veel te hoge percentage tekortschietende rapporten drastisch verminderd wordt?
Een ander manco in dit wetsvoorstel is dat het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage voor de project-MER facultatief wordt voor de beperkte procedure. Een facultatief advies heeft behalve het attenderen van het bevoegd gezag dat deze mogelijkheid er is, geen toegevoegde waarde, aangezien de Commissie voor de milieueffectrapportage nu ook al, zonder wettelijke grondslag, vrijwillig om advies kan worden gevraagd. Waarom heeft de minister er niet voor gekozen om een verplichting in te stellen voor de milieueffectrapportage voor de beperkte procedure voor projecten? Graag een reactie.
Tot slot. Dit kabinet heeft ervoor gekozen niet meer te regelen dan waartoe de EU verplicht, minder zelfs dan wat de EU oorspronkelijk heeft geadviseerd, tenzij er aantoonbaar redenen zijn om dat wel te doen. Voor mijn fractie zijn die redenen er om dat wel te doen. We hebben, zoals gezegd, nog maar 15% van onze oorspronkelijke natuur in Nederland over. We zijn het land met de grootste veedichtheid ter wereld, waar de veestapel moet krimpen en er geen nieuwe megastallen bij moeten komen. Daarom zouden we extra eisen moeten stellen aan de MER-procedure en in ieder geval erop toe moeten zien dat bij projecten onafhankelijke, wetenschappelijke adviseurs een adequaat advies geven over het project, en dit advies zwaarder dan nu moeten laten meewegen. Duidelijk is geworden dat de regering met de implementatie van de nieuwe richtlijn bedrijven heeft willen ontzien waardoor de bescherming van het milieu in ons toch al ver geïndustrialiseerde land nog verder op de tocht is komen te staan. De Partij voor de Dieren kan daarom op basis van het voorliggende wetsontwerp niet instemmen met deze herziene MER-richtlijn voor projecten.
Ik kijk met belangstelling uit naar de antwoorden van de minister.