Plenair Bruijn bij behandeling Bekostiging levensbeschouwelijk onderwijs



Verslag van de vergadering van 7 februari 2017 (2016/2017 nr. 17)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 18.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bruijn i (VVD):

Voorzitter. Ik dank de indieners en de staatssecretaris voor hun uitgebreide beantwoording. Een klein punt is nog de vraag wat de resterende kinderen doen als de andere kinderen dat onderwijs genieten. Mevrouw Ypma zei dat er dan geen ander onderwijs is, maar in artikel 50 lees ik dat het bevoegd gezag voor leerlingen die dit onderwijs niet volgen, voorziet in ander onderwijs op de school. Er is dus altijd wat. Dat vind ik overigens geen belangrijk punt, maar het is toch wel iets wat gestipuleerd moet worden. Uit de beantwoording heb ik in ieder geval begrepen dat de school voldoende verantwoordelijkheid neemt om het zodanig op te lossen dat die andere kinderen niet op achterstand raken. Die toezegging is belangrijk.

Het belangrijkst zijn de overgang van subsidiëring naar structurele bekostiging en de noodzaak van deze wet. Ik heb naar de argumentatie geluisterd en die overtuigt mij nog niet. Subsidiëring is een instrument van de overheid dat er niet voor niets is. Het houdt een tijdelijkheid in zich: als, door welke onverwachte oorzaak dan ook, de noodzaak zou ontstaan dat de overheid haar uitgavenpatroon in neerwaartse zin moet bijstellen, moet zij die flexibiliteit hebben. Daarvoor is onder andere het instrument van de subsidiëring. Als je overweegt om toch een structurele verplichting aan te gaan — dat is nogal wat, maar dat kun je altijd doen bij subsidies — moet je nagaan of er een alternatief is ingeval de overheid de subsidie zou moeten reduceren. Dat alternatief is er. Dat is namelijk het bijzonder onderwijs. Dat hebben we afgesproken. Dat is artikel 23 van de Grondwet. Die afweging moet je maken. Als je dat niet doet, draai je de zaak om. Dan zeg je het volgende. We hadden ooit vrijheid van onderwijs, maar daar zijn we nu van afgestapt. Daarmee hebben we het probleem van onzekerheid gecreëerd. Dat gaan we niet oplossen door de vrijheid van onderwijs overeind te houden om daarop terug te kunnen vallen, maar dat gaan we nu oplossen door een structurele verplichting de andere kant op aan te gaan. Dat kan mijn fractie, juist vanuit het belang van vrijheid van onderwijs, niet volgen.

Daar komt nog bij dat er geen volledige dekking is voor die structurele financiering. Voor zover die dekking er niet is, wordt dat probleem voor een deel opgelost doordat het geld de leerlingen volgt die niet naar het bijzonder onderwijs maar naar het openbaar onderwijs gaan. Dat wordt een groeiende groep, naar ik heb begrepen. Dat gaat ten koste van het bijzonder onderwijs en dat betreurt mijn fractie.

Ik hoor graag de beantwoording in tweede termijn, maar op dit moment ben ik nog niet overtuigd. Ik ben overigens dankbaar voor de toezegging ...

De voorzitter:

De heer Schalk mag even interrumperen.

De heer Schalk i (SGP):

We praten in het primair onderwijs over ongeveer 10 miljard. 70% daarvan is voor het bijzonder onderwijs. Dat betreft dus een budget van 7 miljard voor het bijzonder onderwijs. Straks is er 15 miljoen nodig, waarvan 10 miljoen al gedekt is. Oftewel: het gaat om 5 miljoen in 2025. Dan kan de heer Bruijn toch niet in redelijkheid zeggen dat daarmee het bijzonder onderwijs wordt uitgehold?

De heer Bruijn (VVD):

Als 2% van de kinderen ervoor kiest om naar het openbaar onderwijs in plaats van het bijzonder onderwijs te gaan, is er na 50 jaar geen bijzonder onderwijs meer.

De voorzitter:

Die discussie hebben we al uitgebreid gevoerd. Ik denk dat het weinig zin heeft om hier verder op in te gaan.

De heer Bruijn (VVD):

Tot slot dank ik de staatssecretaris voor de toezegging dat het inspectietoezicht regulier geregeld wordt.