Verslag van de vergadering van 13 juni 2017 (2016/2017 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.56 uur
Mevrouw Nooren i (PvdA):
Voorzitter. Om mee te tellen, moet je meedoen. Dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. Mensen die niet geboren en getogen zijn in dit land, krijgen te maken met veel zaken die vanzelfsprekend zijn voor mensen die in Nederland opgroeien. Dat geldt voor alle nieuwkomers, die ieder hun eigen culturele achtergrond, kennis, ervaring, normen en waarden meebrengen, of het nu gaat om inwoners van andere landen uit de Europese Unie of om mensen die naar Nederland komen in het kader van bijvoorbeeld gezinshereniging, om mensen die gevlucht zijn uit onveilige gebieden of om mensen die vanwege een studie of werk naar ons land komen en zich hier willen vestigen. Mijn fractie vindt het van belang dat we ons hiervan bewust zijn en er rekening mee houden bij het ontwikkelen van wet- en regelgeving, en specifiek bij de activiteiten die we in gang zetten om nieuwkomers wegwijs te maken in ons land.
Mijn fractie heeft bewondering voor de gemeenteambtenaren en vooral ook voor de vele vrijwilligers die zich belangeloos inzetten om nieuwkomers wegwijs te maken, te helpen bij praktische zaken als het invullen van formulieren, het leren van de Nederlandse taal en het informeren over hoe je mee kunt doen in de buurt, met een studie en op het werk.
Mijn fractie vindt dat de overheid een faciliterende en initiërende rol moet vervullen om ervoor te zorgen dat nieuwkomers daadwerkelijk gaan meedoen in onze samenleving. Mevrouw Oomen had het er ook al over. De PvdA-fractie is blij dat de regering op basis van de evaluatie van de inburgering in oktober vorig jaar besloten heeft extra maatregelen te treffen om nieuwkomers wegwijs te maken en te ondersteunen in het inburgeringstraject, waaronder toegankelijke informatie over de kwaliteit en de kosten van de inburgeringscursussen en maatwerktrajecten voor specifieke groepen, zoals vrouwen uit Somalië en Eritrea.
Met het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen, wil de regering deze maatregelen wettelijk verankeren en daarnaast borgen dat inburgeringsplichtigen al in een vroeg stadium kennismaken met en zich committeren aan de Nederlandse normen en waarden.
Bij de invoering van de nieuwe Wet inburgering in 2013 is sterk het accent komen te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtigen. In de brief van oktober jongstleden aan de Tweede Kamer over de inburgering gaat de regering vooral in op het aantal mensen dat het inburgeringsexamen heeft afgerond. De regering kondigt aan dat mede op basis van de onderzoeken van de Algemene Rekenkamer en de beleidsdoorlichting van Regioplan beoordeeld wordt hoe het staat met de inburgering. Onze fractie is benieuwd hoe de minister de aanpak en het succes van de inburgering op dit moment beoordeelt. Welke lessen kunnen, aanvullend op hetgeen opgenomen is in voornoemde brief en het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, getrokken worden wat betreft de gekozen aanpak en rolverdeling bij de inburgering? Welke suggesties wil de minister aan zijn opvolger meegeven om ervoor te zorgen dat nieuwkomers daadwerkelijk gelijkwaardig kunnen gaan participeren in onze samenleving?
We zijn ook benieuwd hoe de minister aankijkt tegen de implicaties van het onlangs verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, getiteld "Weten is nog geen doen, een realistisch perspectief op redzaamheid" voor de wet- en regelgeving en het beleid op het gebied van nieuwkomers en specifiek de inburgeraars. In het rapport wordt immers aangegeven dat niet alle mensen in aanleg gelijke kansen hebben op redzaamheid, dat persoonskenmerken bepalend zijn voor het denk- en doenvermogen en dat stress en mentale belasting de mentale vermogens van mensen onder druk zetten en daarmee de mogelijkheid om zelf een plan te maken en verantwoordelijkheid te nemen. De WRR benadrukt dat verkeerde keuzes of passiviteit niet per se hoeven te duiden op onwil, maar ook kunnen duiden op onvermogen of overbelasting. Van vluchtelingen is bekend dat zij vaak onder erbarmelijke omstandigheden naar ons land zijn gekomen. Deze ervaringen en de onzekerheid over hun toekomst leveren hun veel stress op.
De WRR beveelt de regering aan om in het beleid uit te gaan van een realistische inschatting van het denk- en doenvermogen van mensen en in de regelgeving rekening te houden met verschillen in doenvermogen. Vindt de minister dat met de wijze waarop nu de inburgering is ingericht, maar ook in het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, voldoende rekening hiermee is gehouden? Zo ja, waar blijkt dat dan uit? En zo nee, welke implicaties zou dit dan moeten hebben?
Mijn fractie bedankt de regering voor de schriftelijke antwoorden op vragen vanuit deze Kamer over het wetsvoorstel. Een aantal zorgpunten zijn daardoor weggenomen. Een aantal andere zaken wil mijn fractie graag aan de minister voorleggen om tot een goede beoordeling van het wetsvoorstel te komen.
Laat ik beginnen met de positieve elementen van het wetsvoorstel. Het kabinet kiest ervoor om de gemeenten een nadrukkelijke rol en aanvullende structurele financiële middelen te geven voor de maatschappelijke begeleiding van nieuwkomers. Om aan te sluiten op wat passend is in de lokale context is het wetsvoorstel zo opgesteld dat gemeenten de ruimte krijgen om samen met lokale maatschappelijke organisaties en inwoners de begeleiding naar eigen inzichten in te vullen. Mijn fractie ondersteunt deze invulling van de rol van de gemeenten van harte. Zij vindt het daarbij wel van belang dat de activiteiten zo ingepland worden dat deelname voor inburgeraars praktisch haalbaar is, dat die activiteiten niet bijvoorbeeld dwars door andere afspraken in het kader van de inburgering lopen en dat die zo veel mogelijk in de woonplaats van de inburgeraars moeten plaatsvinden. Mijn fractie hoort uit de dagelijkse praktijk dat de gemeenten in hun aanpak onvoldoende rekening houden met die andere activiteiten van de inburgeraars en hun leefsituatie. Hoe kijkt de minister aan tegen dit punt? Is het mogelijk om in de evaluatie van de Inburgeringswet de planning, bereikbaarheid en aanpak van de activiteiten die de gemeente organiseert of laat organiseren voor nieuwkomers mee te nemen?
Voor nieuwkomers begint integratie bij een expliciete keuze voor een bestaan in Nederland. Daarvoor is het leren van de Nederlandse taal een eerste vereiste om mee te kunnen doen. Kennis van de taal maakt zelfstandig en maakt het mogelijk om elkaar te ontmoeten en te leren kennen. Het halen van het inburgeringsexamen blijkt de kans op het vinden van werk te vergroten. Aandachtspunt blijft daarbij dat de inburgeringscursussen moeten aansluiten op het taalniveau van de inburgeraars. In de eerdergenoemde brief van oktober jongstleden wordt aan dit punt aandacht besteed. Mijn fractie is daar blij mee. Er wordt geadviseerd om een intaketoets te doen om het juiste opleidingsniveau van de inburgeraar vast te stellen en op basis daarvan een passende cursus te kunnen adviseren. De vraag van mijn fractie is wiens verantwoordelijkheid het is om het gebruik van de intaketoets te stimuleren en te faciliteren. Wij stellen die vraag mede in het licht van de inzichten in het voornoemde WRR-rapport. Graag een reactie van de minister op dit punt.
Een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel gaat over het toevoegen van een participatieverklaringstraject in het eerste jaar van de inburgering. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om dit traject af te sluiten met het ondertekenen van de participatieverklaring door de inburgeringsplichtige. Ik stel voorop dat de PvdA-fractie daarbij van harte het uitgangspunt onderschrijft dat het van belang is dat alle inwoners van ons land gelijkwaardig kunnen participeren en dat nieuwkomers gestimuleerd en gefaciliteerd worden om de normen, waarden en gewoonten van ons land zich eigen te maken en te onderschrijven. De pilot participatieverklaring heeft laten zien dat het meerwaarde heeft om mensen wegwijs te maken in de lokale samenleving en informatie te geven over de Nederlandse normen, waarden en gebruiken. Het is mooi om in de evaluatie van de pilot, uitgevoerd door Regioplan, te lezen dat de deelnemers zich door het participatieverklaringstraject meer welkom voelen en dat de meerderheid van de deelnemers van plan is om de Nederlandse waarden uit te dragen.
Op twee punten roept de invoering van het participatieverklaringstraject zorgpunten op bij mijn fractie. Die zorgpunten zijn niet weggenomen in de schriftelijke beantwoording. Het betreft de beperkte kring van mensen die verplicht worden om een participatieverklaringstraject te volgen en de implicaties van het gegeven dat een forse financiële sanctie gekoppeld wordt aan het niet tekenen van de participatieverklaring.
Allereerst ga ik in op de beperkte kring van nieuwkomers die een participatieverklaring moeten ondertekenen. Het verplichte participatieverklaringstraject geldt alleen voor nieuwkomers die een inburgeringsexamen moeten doen om in Nederland te kunnen blijven. In Nederland vestigen zich jaarlijks bijna 200.000 mensen. Daarvan komen ruim 100.000 mensen uit Europa, de andere nieuwkomers komen uit de rest van de wereld: bijna 50.000 mensen uit Azië en ongeveer 14.000 uit Afrika. Dit betekent dat meer dan de helft van de mensen die zich in ons land vestigen op basis van internationaalrechtelijke bepalingen niet verplicht is om een participatieverklaringstraject te volgen en geen verklaring hoeft te tekenen. Op onze vraag hoe hiermee moet worden omgegaan, antwoordt de regering dat zij het met de PvdA-fractie eens is dat kennis van de Nederlandse normen en waarden voor alle nieuwkomers van belang is en dat gemeenten gestimuleerd worden om aan alle nieuwkomers het traject vrijwillig aan te bieden. Wij vinden dit antwoord te mager. Hoe worden gemeenten hiertoe gestimuleerd?
Kan de minister zich voorstellen dat vluchtelingen, die na vaak barre tochten en traumatische ervaringen blij zijn dat ze in ons land mogen verblijven, zich niet gelijkwaardig behandeld voelen als aan hen eisen worden gesteld wat betreft het onderschrijven van normen en waarden die strenger zijn, of in ieder geval lijken, dan de eisen die aan andere nieuwkomers of breder aan alle Nederlanders worden gesteld? Waarom zet de regering niet vol in op een vrijwillig participatieverklaringstraject met een vrijwillige participatieverklaring voor alle nieuwkomers, bijvoorbeeld aan het begin van een traject om een verblijfsvergunning te krijgen? En waarom is er niet voor gekozen om aan alle Nederlanders die de leeftijd van 18 jaar bereiken te vragen of zij de verklaring willen ondertekenen? Als wij hiervoor wél zouden kiezen, laten wij zien dat wij van alle Nederlanders verwachten dat zij vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit als waarden onderschrijven en dat wij van iedere inwoner van ons land verwachten dat hij bijdraagt aan een prettige en veilige samenleving.
Het College voor de Rechten van de Mens pleit in zijn rapport van 2015 voor het uitbannen van alle vormen van rassendiscriminatie en voor een actieve inzet van de regering om rassendiscriminatie te voorkomen. Mijn fractie vraagt zich af of dit wetsvoorstel hier wel toe bijdraagt. Ziet de regering mogelijkheden om de Europese regelgeving zodanig aangepast te krijgen dat het onderschrijven van normen en waarden, zoals nu is opgenomen in de participatieverklaring, voor alle nieuwkomers casu quo voor alle Europese burgers van kracht kan worden? Graag een reactie van de minister op dit punt.
Ons tweede punt gaat over de aanpak die gekozen wordt, waarbij inburgeraars die de participatieverklaring niet binnen een jaar ondertekenen sancties opgelegd krijgen. De regering geeft in de memorie van toelichting uitdrukkelijk aan dat het haar wens is om met het participatieverklaringstraject en de participatieverklaring te realiseren dat inburgeraars met de ondertekening hun betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving en hun bereidheid om daar actief aan bij te dragen tonen. In de memorie van antwoord geeft de regering aan dat de pilots waarin gewerkt wordt met een participatieverklaringstraject en een participatieverklaring positief beoordeeld worden wat betreft de kennis van de Nederlandse normen en waarden van de deelnemers. Dit is een mooie basis om op voort te bouwen, vindt mijn fractie. Ga door op de ingeslagen weg, kijk of dit voldoende oplevert en stel bij als dit niet het geval is, zouden wij zeggen.
Helaas heeft de regering niet voor deze aanpak gekozen. Inburgeraars die de participatieverklaring niet tekenen, kunnen een forse bestuurlijke boete krijgen. Het gaat om een bedrag van €340 en bovendien kunnen zij, op basis van het in de Tweede Kamer aangenomen amendement, geen aanspraak meer maken op een lening van DUO. Dit staat los van de boete die zij kunnen krijgen voor het niet tijdig, binnen drie jaar, behalen van de andere onderdelen van het inburgeringsexamen. Op vragen van mijn fractie waarom hiervoor gekozen is, antwoordt de regering: "Uit de pilot participatieverklaring komt naar voren dat het aanbieden van het traject op vrijwillige basis een beperkt bereik heeft. Met de verplichtstelling en de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen beoogt de regering te realiseren dat het bereik van het participatieverklaringstraject onder inburgeringsplichtigen zo groot mogelijk is."
In de evaluatie pleiten de projectleiders van de pilot participatieverklaring uitdrukkelijk voor het voortzetten van de aanpak in de pilot, wat betekent een vrijwillige ondertekening van de participatieverklaring. Mensen die vrijwillig getekend hebben en de verklaring begrijpen, geven in de pilot aan het eens te zijn met de inhoud van de verklaring. Dat is mooi. Waarom neemt de minister deze suggestie niet over? Waarom heeft de regering niet gekozen voor een vrijwillig traject?
Uit de evaluatie van de pilot blijkt bovendien dat 17% van de deelnemende vluchtelingen de verklaring alleen ondertekend heeft omdat dit vanuit de gemeente is gevraagd. Uit de evaluatie blijkt verder dat maar 58% van de vluchtelingen het doel en de inhoud van de participatieverklaring helemaal heeft begrepen.
Verwordt het participatieverklaringstraject, dat gericht is op het respecteren en onderschrijven van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving door nieuwkomers, vanwege het hiervoor gestelde en de kans op een sanctie niet tot een verplicht te nemen horde voor inburgeraars om zich in Nederland te kunnen vestigen? Niet tekenen betekent immers dat het totale inburgeringsexamen niet met goed gevolg afgerond kan worden én dat financiële sancties zullen volgen. De vraag van mijn fractie aan de minister is dan ook: wat is gegeven deze context de waarde van de handtekening onder een participatieverklaring van een inburgeraar? Welke aanvullende maatregelen is de minister bereid te nemen om te zorgen dat het voor de inburgeraars op een voor hen begrijpelijke wijze inzichtelijk wordt waar zij ja tegen zeggen en om tevens te voorkomen dat inburgeraars de participatieverklaring tekenen omdat het moet van de gemeente, of omdat zij daarmee een sanctie voorkomen?
De heer Schalk i (SGP):
Mevrouw Nooren vraagt zich af of het wel zinnig is om de participatieverklaring in te voeren als een soort tussentraject. Maar zou je diezelfde vraag ook niet kunnen stellen over het einde van het inburgeringstraject? Daar geldt uiteindelijk hetzelfde voor. Er is een bepaalde verplichting. Bij de participatieverklaring wordt gewoon een verplichting bijgevoegd, iets eerder, om mensen sneller het traject in te krijgen.
Mevrouw Nooren (PvdA):
Het verschil tussen het participatieverklaringstraject en het inburgeringstraject is dat een participatieverklaringstraject niet met een examen maar met een handtekening wordt afgesloten. Bij het inburgeringstraject doe je een examen. Met een examen kun je vaststellen of iemand iets begrepen heeft. Bij de participatieverklaring gaat het om wat je onderschrijft, normen en waarden. Daarin wordt je uitdrukkelijk gevraagd om ze uit te dragen.
De heer Schalk (SGP):
Ik denk dat ik begrijp wat mevrouw Nooren bedoelt, maar in het examen geef je aan dat je het begrepen hebt, dat je er doorheen gekropen bent. In de participatieverklaring schrijf je alleen dat je een route wilt volgen.
Mevrouw Nooren (PvdA):
Nee, in de conceptparticipatieverklaring staat dat je de waarden "gelijkwaardigheid" en "solidariteit" onderschrijft en dat je zelfs bereid bent om ze uit te dragen. Dat steunen wij zeer. Op zich zijn wij heel erg voor vrijwilligheid. Wij hopen dat iedereen in Nederland die verklaring wil onderschrijven. Wij hebben geen enkele moeite met een participatieverklaringstraject. Wij hebben ook geen moeite met de participatieverklaring, noch met het feit dat die ondertekend wordt. Ons probleem gaat erom dat er bij het niet volgen van het participatieverklaringstraject en het niet tekenen van een participatieverklaring een sanctie volgt.
Welke aanvullende maatregelen is de minister bereid te nemen om ervoor te zorgen dat inburgeraars op een voor hen begrijpelijke manier inzicht krijgen in waar zij ja tegen zeggen? En hoe voorkomen we dat inburgeraars de participatieverklaring tekenen omdat het moet van de gemeente of om een sanctie te voorkomen?
Op onze vraag of de regering onderzocht heeft of het haalbaar is om positieve prikkels te koppelen aan het tijdig ondertekenen van de participatieverklaring, antwoordt de regering ontkennend. Aangegeven wordt dat het aan de gemeenten is om na de invoering van het wetsvoorstel het participatieverklaringstraject breder in te bedden en eventueel, uiteraard binnen wettelijke kaders, te werken aan positieve prikkels. Dit antwoord bevreemdt onze fractie en stelt teleur. Het komt op ons niet over als een serieuze poging om met een andere benadering dan via dwang en drang te zorgen dat alle nieuwkomers deelnemen aan een partipatieverklaringstraject en te stimuleren en te faciliteren dat alle nieuwkomers, onder wie inburgeraars, de participatieverklaring tekenen. Dit antwoord verbaast mijn fractie ook omdat in de pilot met de participatieverklaring een aantal gemeenten gekozen heeft voor het werken met positieve prikkels. Het aantal deelnemers is succesvol verhoogd door het participatieverklaringstraject te koppelen aan bijvoorbeeld sollicitatietraining, lessen over de geschiedenis van de stad, werkbezoeken, taalcursussen en zelfs een gratis abonnement op een krant.
Wat maakt dat de regering met de extra impuls en middelen die zij voor gemeenten structureel beschikbaar stelt niet het vertrouwen heeft dat een vrijwillig traject voldoende resultaat kan opleveren, zo vraagt mijn fractie zich af. Waarom is er niet voor gekozen om in lijn met de pilot te beginnen met een vrijwillig traject gecombineerd met positieve prikkels of met de ondertekening als voorwaarde om een inburgeringstraject te mogen starten? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de minister op deze punten.
Ik rond af. "Participatie vinden we in Nederland heel belangrijk. Evenals de waarden vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit". Dit zijn de beginzinnen van de conceptparticipatieverklaring. Mijn fractie ondersteunt van harte dat van alle mensen die in Nederland wonen wordt verwacht dat zij deze waarden onderschrijven, ze actief helpen uitdragen en bijdragen aan een prettige en veilige samenleving, met elkaar en waar nodig ondersteund door de overheid.
Mijn fractie onderschrijft de extra impuls die de regering met het wetsvoorstel wil geven aan de inburgering van nieuwkomers en de rol die zij daarbij weggelegd ziet voor de gemeenten. Mijn fractie heeft moeite met het verplichte karakter van het participatieverklaringstraject uitsluitend voor inburgeraars en de koppeling die in het wetsvoorstel bij hen gemaakt wordt tussen het al dan niet ondertekenen van de participatieverklaring en het verstrekken van een lening door DUO. Deze voorwaarden en de optie van een bestuurlijke boete als sanctie bij niet tijdig tekenen van de verklaring staan in de ogen van mijn fractie haaks op wat met het participatietraject wordt beoogd: nieuwkomers die vanuit hun hart de Nederlandse waarden en normen onderschrijven en deze willen uitdragen.
We zien uit naar de antwoorden van de minister dan wel de staatssecretaris op onze vragen en hopen dat zij ons kunnen overtuigen van de meerwaarde van de gekozen aanpak wat betreft het participatieverklaringstraject en de verplichte participatieverklaring voor inburgeraars.